probleem 4: behaviorisme Flashcards
Behaviorisme -> Watsons visie psychologie
-> Watson was in 1913 erg ontevreden met huidige status van psychologie als discipline op verschillende vlakken:
- Lichaam-geest debat werd te veel vanuit een filosofisch perspectief aangepakt.
- Gedrag kunnen we alleen meten wanneer het visueel en meetbaar is. -> Bewustzijn en de geest kunnen niet onderzocht worden.
- Onder de indruk van modern biologisch onderzoek -> psychologische vragen werden in fysiologische termen beantwoord. Maar soms werd er methodologisch onnauwkeurig gewerkt.
- Overtuigd dat psychologie te veel gericht was op mensen -> meer focussen op gedrag van organismen in het algemeen.
- Wilde gedrag voorspellen en controleren -> belang van genetische factoren moest afgezwakt worden. Hoewel Watson de rol van erfelijkheid accepteerde, was dit slechts in beperkte mate. Hij legde meer de nadruk op aangeleerd gedrag en zag vrijwel alleen reflexen als aangeboren gedrag.
- Belangrijk dat experimenten uit wetenschappelijke technieken bestonden en te repliceren waren. Wetenschap zou volgens Watson moeten zorgen voor praktische kennis.
probleem voor behaviorisme
-> Voor Watson is psychologie in werkelijkheid een aanvulling op biologie. De bevindingen van psychologie helpen om meer kennis te vergaren over de biologische structuur van de mens.
Probleem voor behaviorisme: hoe fenomenen van hogere orde, zoals taal en denken moesten worden verklaard door behavioristische methodes?
-> Watson suggereerde dat denken kon worden gezien als subvocale spraak (innerlijk).
Watsons impact op de Amerikaanse psychologie
Watsons succes is te wijten aan dat hij psychologie bij de natuurlijke wetenschappen wist te voegen. -> Drong aan om te focussen op het observeren van gedrag. Hierdoor liet hij filosofische overtuigingen achter zich. Behaviorisme evolueerde op rap tempo naar een technische taal met concepten van Pavlov’s theorie, zoals stimulus, response, reinforcement en conditionering.
Logisch positivisme
alles wat te observeren is (zintuigelijke waarnemingen), kan worden onderzocht.
-> Functionalisme: er wordt gekeken naar de functie van dingen en niet naar onderliggende processen.
-> Reductionisme: alle complexe zaken terug brengen naar één specifiek ding -> observeerbaar gedrag.
Variaties op behaviorisme na Watson
- Uitsluiten van interne processen: sommige behavioristen waren ontevreden over het feit dat interne gebeurtenissen niet werden meegenomen in het behaviorisme. Naast stimulus (S) en response (R) voegde Tolman daarom het organisme (O) toe aan het model. Hij verwees naar deze interne factoren van het organisme als hypothetische constructen.
- Andere onderwerpen: sommige behavioristen wilden behaviorimse uitbreiden tot andere onderwerpen dan alleen leergedrag. Karl Lashley stelde bvb dat hersenkanalen veel verschillende functies kunnen hebben. Ook had Mead een behavioristische aanpak bij zijn theorie over de sociale constructie van de zelf.
- Complexiteit: op dit vlak waren de behavioristische aanpakken van Skinner en Hull tegengesteld aan elkaar. Skinner -> atheoretisch, Hull -> zeer complex algebraïsch systeem.
De afname (en vasthoudendheid) van behaviorisme
Tegen de jaren 1950 keerde het tij tegen behaviorisme. Er deden zich een aantal problemen voor waar gedragstherapeuten niet adequaat mee om konden gaan. De 2 kernproblemen:
* De organisatie van gedrag: volgens het klassieke behaviorisme ontstaat complex gedrag door conditionering. In de jaren 50 werd het duidelijk dat dit eenvoudigweg niet menselijk gedrag van hogere orde kan verklaren, zoals pianospelen of het leren van een taal. De cognitieve psychologie was superieur in het verklaren van complex gedrag.
* De terugkeer van instincten: Watsons oorspronkelijke grondgedachte bevatte een fout. Hij dacht namelijk dat we de rat zouden kunnen gebruiken als een handig organisme voor het bestuderen van gedrag. De reden dat de rat echter zo handig in gebruik was, was omdat het een zeer adaptief dier is; zijn gedrag werd sterk bepaald door de omgeving. Onderzoek met andere dieren zou ongetwijfeld geheel andere resultaten opleveren. Hierdoor werd duidelijk dat erfelijkheid een cruciale rol speelt in het bepalen van dierlijk gedrag. Of een dier ‘voorbereid’ of ‘onvoorbereid’ is, lijkt namelijk generisch vastgelegd te zijn. Hier hield het behaviorisme geen rekening mee.
Ondanks deze kritiek punten, is het behaviorisme niet compleet verdwenen. In sommige werkgebieden worden de concepten en aanpakken nog regelmatig gebruikt.
De brede impact van behaviorisme
Na behaviorisme bleef het beeld bestaan van een psycholoog als wetenschaper met een witte labjas die testen uitvoert op ratten in een doolhof om gedrag te onderzoeken. Ook worden termen als ‘conditioneren’ regelmatig gebruikt in alledaagse gesprekken. Kortom, behaviorisme is zeer populair geweest en is nog steeds in zekere zin van invloed.