Periodes van kortademigheid: vraag 27 Flashcards
1
Q
Astma
A
Chronische eosinofiele ontsteking van de grotere luchtwegen, waardoor die geobstrueerd raken door vernauwing en slijm
- aanvallen van kortademigheid met klachtenvrije intervallen
- specifieke prikkel bij allergische astma (IgE-gemedieerd): kinderleeftijd
- aspecifieke prikkel bij niet-allergische astma (intrinsiek), zoals kou, lichamelijke inspanning, virale infectie, rook of parfum: vaak later in het leven
2
Q
Diagnose astma
A
- LO: verlengd expirium en/of expiratoir piepen en/of hoesten
- Obstructie als Tiffeneau index (FEV1/TLC) < 0,7 of de FEV1 < 0,8 of buiten de LLN valt, FVC normaal
- als een bronchodilatator zorgt voor een verbtering van FEV1>12% en >200ml is, is er sprake van reversibiliteit en is het geen COPD
3
Q
Behandeling astma
A
- stoppen met roken, wegnemen allergenen/aspecifieke prikkels
- kortwerkende bèta2-agonisten (salbutamol)
- inhalatiesteroïden
- langwerkende bèta2-agonisten
- IgE-remmers
4
Q
Paniekstoornis
A
- versnellen vd ademhaling is een onderdeel van de algemene lichamelijke respons op een stressfactor -> geforceerde expiratiefase
- hyperventilatie: krampen in handen en voeten, stijfheid in de vingers en/of tenen, tintelingen rond de mond en duizeligheid