Opbouw en functie van het immuunsysteem Flashcards
Via welke wegen dringen infecties het lichaam in?
- Luchtwegen
- Spijsvertering
- Huid
- Reproductieve organen
Welke 3 Barriers die tegen infectie gaan zijn er?
- Mechanische, chemische microbiologisch
Mechanische barrière:
- Allemaal: epitheelcellen met tight junctions
- Luchtwegen: beweging mucus door cilia
- Darm en huid: longitudinale flow van lucht
- Ogen/neus/mond: tranen en cilia in de neus
Chemische barrière:
- Allemaal: antibacteriële peptiden
- Luchtwegen: Surfactant
- Darm: lage pH en enzymen
- Huid: fatty acids
- Ogen/neus/mond: enzymen in tranen en slijm (lysozymen)
Microbiotica (micro-biologische barrière):
- Normaal microbioom
Zijn niet-pathogene bacteriën > competitie met pathogenen en stimuleren epitheel om antimicrobiële peptiden te secreren.
Wat zijn de 3 fases van de immuunrespons (kinetiek van het immuunsysteem)?
- 1: Innate immuunrespons (0-4 uur):Pathogeen wordt herkend en pathogeen wordt verwijderd (na infectie reactie met niet specifieke infectors) -> bestrijden infectie
- 2: Early induced innate respons(4-96 uur): Recruitment van effectorcellen.
Komt door de herkenning van PAMS: pathogeen geassocieerde moleculen.
Dan wordt het pathogeen verwijderd. - 3: Adaptieve immuun respons (>96 uur): Antigeen wordt getransporteerd naar lymfoïde organen > herkend door naïeve B- en T-cellen. Er komt klonale expansie en differentiatie naar effector cellen. Dan wordt het pathogeen verwijderd
- 2: Early induced innate respons(4-96 uur): Recruitment van effectorcellen.
Waardoor komt een acute inflammatie en wat zijn de kenmerken hiervan?
Acute inflammatie komt door reactie op schade door: toxische stoffen, trauma, post-ischemisch, auto-immuun, infectie
Kenmerken van een acute inflammatie
1. Rubor: roodheid
2. Calor: warmte
3. Dolor: pijn
4. Tumor: zwelling
5. Functio laesa: functieverlies
Wat zijn de 5 R’s bij inflammatoire schade?
Er is Recognition van exogene/endogene moleculen.
Dan komt innate of adaptive immunity en inflammatie: -> Vasculaire activatie:
- Recruitment van inflammatoire leukocyten
- Removal/ neutralisatie van de stimulus
- Regulation van inflammatoire componeenten
- Restoration van homeostase
Welke soorten leukocyten (witte bloedcellen) zijn er?
lymfocyten(15-50%), neutrofiele granulocyten (40-80%), basofiele granulocyten (0-2%), monocyten (6-10%), eosinofiele granulocyten (0-6%)
Wat zijn de verschillen in receptoren tussen de innate en adaptive immuunrespons? (En welke cellen zijn hierbij betrokken?)
- Innate: macrofaag, neutrofiel, basofiel, monocyt, dendritische cellen -> receptoren zijn genoom encoded
- Adaptive response: B en T cellen -> Rearranged R (stukjes receptor worden aan elkaar gezet)
Wat zijn kenmerken van B-lymfocyten wat betreft het antigeen/ de receptor?
- In B-cellen antistoffen constante en variabele regio (variabele regio is een antigeen bindingsite van immuunglobuline)
- antigeen is het hele molecuul, het epitoop bindt aan het variabele molecuul, een antigeen kan meerdere epitopen hebben. -> humorale respons
- Bij de B-cellen vindt er rearrangement plaats voor combinaties van IgH genen. -> diversiteit immuunsysteem
Wat zijn kenmerken van T-cellen wat betreft de receptor?
- constante regio zit in cel vast en variabele buitencel (op cel)(met een alfa en beta keten)
T cellen: (CD4 en CD 8); Hebben beide een T-cel receptor, CD 4 binden antigeen dat door een APC worden tentoon gesteld MHC II, CD 8 bindt MHC I -> cellulaire respons
Wat is het verloop van activatie T-cel tot een effector cel? (3 stappen) en waar vindt dit plaats?
- Activatie door binding antigeenpresenterende cel en T-cel (MHC II)
- Survival T-cel: door co-stimulatie tussen andere receptoren
- Differentiatie: door cytokinen wordt naïeve T-cel een effectorcel
-> De CD 4 T helpercel zet de B-cellen aan en stimuleert de CD 8 cel tot activatie.
Dit vindt plaats in de lymphoide organen: primaire (beenmerg, thymus) en secundaire (cervicaal, axilair, milt, peyer’s patches, mesenterisch, iliacaal en inguinaal, popliteair)
Uit welke onderdelen bestaat een lymfe klier?
(Volgorde van passeren lymfe in lymfeklier)
- Afferente lymfe
- Outercortex: B-cellen in follikels
- Paracortex: T-cellen en dendritische cellen (zo kunnen ze goed interacteren en elkaar activeren)
- Medulla : plasma cellen
- Sinnussen: macrofagen (in randsinussen in buurt van efferente lymfe)
- Efferente lymfe
Wat zijn Reticulum cellen?
Zitten overal in lymfeklier: structuur, ‘snelwegen’ voor Ag transport, voor snelle cel migratie
Wat zijn Folliculaire dendritische cellen?
Hier kunnen geactiveerde B-cellen hun receptor op testen, zitten in de B-cel folikels
Wat is de Hoog endotheliale venule?
Is in de paracortex, is waar lymfocyten uit het bloed de lymfe klier in komen
Welk soort immuuncellen zitten in de huid? En hoe reageren ze op een ziekte verwekker?
In de huid zitten langerhanscellen die de ziekte verwekkers ‘opneemt’ ook zitten er dermale macrofagen/ dendritische cellen -> als ze een verandering voelen, veranderen ze van receptor (door chemokinen, een cel met goede receptor beweegt naar een chemokine) en gaan ze naar de lymfeklier.
Vervolgens:
Antigeen gaat naar lymfeklier. Kan of celgebonden of vrij –> lymfeklier.
Celgebonden: migreren naar paracortex, duurt 16-24 uur om naar de lymfeklier te gaan
Vrij: gebruikt de conduits (reticulum cellen), binnen 15-30 min in de lymfeklier