les3 Flashcards
1
Q
salve
A
hallo!
2
Q
quid?
A
wat?
3
Q
agere
A
doen
4
Q
ut
A
zoals
5
Q
vidére
A
zien
6
Q
studére
A
studeren
7
Q
legere
A
lezen
8
Q
dum
A
terwijl
9
Q
homo
A
mens, man
10
Q
doctus
A
geleerd, knap
11
Q
solére
A
gewoon zijn, gewend zijn
12
Q
iuvat
A
het is leuk , het is prettig
13
Q
itaque
A
daarom, dus
14
Q
Tu / te
A
Jij / jou
15
Q
ludere
A
spelen