les13 Flashcards
1
Q
opus
A
operis- werk, bouwerk
2
Q
a/ab
A
+abl vanaf, (als pass) door
3
Q
aedificare
A
bouwen, oprichten
4
Q
fortuna
A
lot, geluk
5
Q
quam
A
hoe, als
6
Q
amare
A
verlieft zijn op, houden van, beminnen
7
Q
laedere
A
beledigen, kwetsen
8
Q
gignere
A
verwekken, baren, grootbrengen
9
Q
numerus
A
getal, aantal,menigte
10
Q
exponere
A
uitstallen, te vondeling leggen
11
Q
lupus
A
wolf
12
Q
lupa
A
wolfin
13
Q
servare
A
redden, behouden
14
Q
tempus
A
temporis- tijd
15
Q
appropinquare
A
+dat. naderen, eraan komen