les20 Flashcards
1
Q
tuba
A
trompet
2
Q
carmen
A
carminis lied, gedicht {o}
3
Q
sonare
A
klinken, weerklinken {pf: sonui}
4
Q
portare
A
dragen, brengen
5
Q
qui, quae, quod
A
welk(e)?, wat voor (een)?
6
Q
imago
A
imaginis beeld {v}
7
Q
flumen
A
fluminis rivier, stroom {o}
8
Q
hic, haec, hoc
A
deze, dit
9
Q
adesse
A
aanwezig zijn, er zijn {pf: adfui}
10
Q
ignorare
A
niet weten/kennen
11
Q
non ignorare
A
goed weten/kennen
12
Q
appellare
A
noemen
13
Q
libertas
A
-atis vrijheid {v}
14
Q
virtus
A
virtutis dapperheid, moed {v}
15
Q
superare
A
overtreffen, overwinnen, verslaan