les20 Flashcards
tuba
trompet
carmen
carminis lied, gedicht {o}
sonare
klinken, weerklinken {pf: sonui}
portare
dragen, brengen
qui, quae, quod
welk(e)?, wat voor (een)?
imago
imaginis beeld {v}
flumen
fluminis rivier, stroom {o}
hic, haec, hoc
deze, dit
adesse
aanwezig zijn, er zijn {pf: adfui}
ignorare
niet weten/kennen
non ignorare
goed weten/kennen
appellare
noemen
libertas
-atis vrijheid {v}
virtus
virtutis dapperheid, moed {v}
superare
overtreffen, overwinnen, verslaan
lumen
luminis licht {o}
decus
decoris sieraad, eer, roem {o}
elephantus
olifant
bestia
beest
atrox
atrocis afgrijselijk, gruwelijk, verschrikkelijk
corpus
corporis lichaam, lijf, lijk {o}
terrere
laten schrikken, bang maken
aurum
goud
argentum
zilver
praeda
buit
vincire
binden, boeien {pf: vinxi, vinctus}
currus
-us wagen
captivus
(krijgs)gevangene
nobilis
-is aanzienlijk, voornaam, van adel
at
maar
petere
gaan naar, aanvallen, vragen, verlangen, trachten te bereiken, streven naar, halen
bonum
het goede
bona
have en goed, goederen {o mv}