Les 7 (AI) Flashcards

1
Q

Wat is het model van de multipele inschrijving in het geheugen?

A

Het laat toe om te begrijpen via welke dynamiek onbewust weten en afweer tot stand komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat betekent afweer in de context van de psychoanalyse?

A

Het betekent dat gedachte-inhouden die ingaan tegen het Ik en het ideaal-Ik uit het bewustzijn worden geweerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe komen betekenden tot stand?

A

Door het gebruik van betekenaars om situaties en gebeurtenissen te benoemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn betekenaarskettingen?

A

Diachroon geordende betekenaren in ons denken en spreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de rol van affectieve arousal in de verwerking van gebeurtenissen?

A

Het beïnvloedt hoe sterk de situatie ons affectief raakt en welke woorden we selecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat symboliseert de letter A in de context van talige expressie?

A

Het repertoire van onze taal waaruit we woorden selecteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent retroactieve betekenisgeving?

A

Betekenis wordt gevormd wanneer een relaas over een situatie wordt verteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vul de lege plek in: ‘Afweer betekent dat ik mijn aandacht afwend van _____.’

A

[onaangename gedachten]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de symbolen in het schema van de multipele inschrijving?

A
  • S1 = ‘fiets’
  • S2 = ‘roekeloze’
  • S3 = ‘gevaar’
  • S4 = ‘kameraden’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent jouissance in de context van affectieve ervaringen?

A

Een toestand van intense emotionele gewaarwording die wordt opgeroepen door bepaalde herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kunnen symptomen worden begrepen in de psychoanalyse?

A

Als het resultaat van de affectieve beladenheid die aan betekenaar(s) is gekoppeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het effect van afweer op ons zelfgevoel?

A

Het helpt om niet te moeten denken aan lastige inhouden, wat comfortabel is voor het zelfgevoel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is acting out?

A

Interpersoonlijke handelingen met boodschapskarakter, voortkomend uit conflictueuze verlangens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn klassieke symptomen volgens de psychoanalyse?

A

Ervaring van een storend element dat het eigen functioneren hindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

In welk geval kan de pijn bij het staan worden gezien als een symptoom?

A

In de casus van Elisabeth von R, waar het symptoom verbonden was met haar ervaringen van verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de relatie tussen S2 en Pa in het schema van Elisabeth von R?

A

S2 (staan) is affectief zwaar beladen, wat blijkt uit de intense pijnklacht van de patiënte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vul de lege plek in: ‘De notie onbewust weten slaat op verlangens/wensgedachten die _____ uitdrukken.’

A

[eigen actietendensen]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de rol van autobiografische herinneringen in de multipele inschrijving?

A

Ze worden onbewust getriggerd door het gebruik van bepaalde betekenaars.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de gevolgen van het niet toelaten van autobiografische herinneringen?

A

Het kan leiden tot afweer en het onderdrukken van belangrijke zelfdefiniërende ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn klassieke symptomen volgens Lacan?

A

Ervaring van storend element (lichamelijk, cognitief, affectief) dat mijn eigen functioneren hindert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is acting out?

A

Interpersoonlijke handelingen met boodschapskarakter en dezelfde achterliggende dynamiek als symptomen: conflictueuze verlangens en gedachten die niet gearticuleerd zijn.

22
Q

Geef een voorbeeld van acting out.

A

Een kind dat herhaaldelijk verhuist en verschillende verhalen vertelt aan begeleiders.

23
Q

Wat suggereert de herhaling van het verhuizen van het kind?

A

Dat er meer achter zit, wat leidt tot beluisteren van de jongen.

24
Q

Wat is de rol van dromen in de psychoanalyse?

A

Dromen zijn een product van psychische arbeid tijdens de slaap en bewakers van de slaap.

25
Q

Wat is het verschil tussen primair en secundair proces denken?

A

Primair proces denken is niet logisch en associeert vrijelijk, terwijl secundair proces denken gericht is op continuïteit en redelijkheid.

26
Q

Wat is droomduiding?

A

Het proces van het verkennen van conflicten en spanningen uit het wakende leven aan de hand van dromen.

27
Q

Wie duidt de droom volgens Freud?

A

De analyticus voegt het laatste puzzelstukje toe aan het materiaal dat de patiënt aanbrengt.

28
Q

Waar waarschuwt Lacan therapeuten voor in de therapie?

A

Om zich niet te verlekkeren in hun weten en de patiënt de ruimte te geven om zijn eigen onbewuste weten te exploreren.

29
Q

Wat is de relevante context voor het duiden van een droom?

A

Het verhaal van de dromer.

30
Q

Wat is een kenmerk van de droom van Freuds patiënte?

A

Er is geen directe vertaling van een kernbetekenaar uit het wakkere leven naar de manifeste droombeelden.

31
Q

Wat betekent ‘verdichting’ in de droomanalyse?

A

Een complexe betekenaarsketting wordt samengeperst tot een cryptische set betekenaars.

32
Q

Wat onthult de droom over de vrouw die niet kan eten met kaviaar?

A

Haar onvervulde verlangen en de identificatie met haar vriendin.

33
Q

Wat is de centrale vraag in partnerrelaties volgens de tekst?

A

Wat ons bindt in partnerrelaties.

34
Q

Wat ontdekte Freud over zijn eigen dromen?

A

Dat er ook afweerprocessen en onbewust weten bij hemzelf aanwezig zijn.

35
Q

Wat is het belang van zelfanalyse voor therapeuten?

A

Een therapeut kan alleen effectief helpen als hij/zij inzicht heeft in zijn/haar eigen onbewuste functioneren.

36
Q

Wat onthulde Freuds Irma-droom over zijn zorgen?

A

Zorgen over de gezondheid van Irma en zijn professionele reputatie.

37
Q

Wat is een onvervuld verlangen?

A

Een wens die niet gerealiseerd kan worden, wat leidt tot een gemis.

38
Q

Wat stelt Lacan voor in relatie tot vraag en verlangen?

A

De vragen draaien rond het verlangen, maar het verlangen zelf kan niet verwoord worden.

39
Q

Dromen zijn geen ________.

A

onzinnig fantasieproduct.

40
Q

Wat is de rol van zelfanalyse voor een psychoanalyticus?

A

Zelfanalyse is cruciaal om voeling te houden met wat in een patiënt leeft

Het helpt de analyticus om zijn eigen bekommernissen opzij te zetten.

41
Q

Wat is de defensieve functie van perspectiefwisseling in dagdagelijkse gesprekken?

A

Het stelt vrienden in staat om elkaar een bepaald beeld van zichzelf voor te houden

Dit helpt in de sociale interactie.

42
Q

Wat is een essentieel onderdeel van de vorming tot psychoanalyticus?

A

Een eigen psychoanalyse die ver genoeg is doorgevoerd

Dit stelt de analyticus in staat om een ander te begeleiden in het proces.

43
Q

Hoe verschilt de opleiding tot psycholoog van de vorming tot psychoanalyticus?

A

De opleiding tot psycholoog richt zich op kennis en vaardigheden, terwijl de vorming tot psychoanalyticus ook zelfreflectie en persoonlijke ervaring omvat

Dit maakt de analytische training uniek.

44
Q

Wat zijn ‘faalacten’ volgens Freud?

A

Geplande dingen niet doen of verkeerd uitvoeren

Voorbeelden zijn het vergeten van afspraken of het verkeerd geven van cadeaus.

45
Q

Wat is de betekenis van ‘psychopathologie van het alledaagse leven’?

A

Het verwijst naar onbewust gedetermineerde verstoringen in normaal gedrag

Dit omvat faalacten en andere dagelijkse vergissingen.

46
Q

Wat illustreert Freuds analyse van de naam Signorelli?

A

Het toont de verbanden tussen betekenaars en verdringing aan

Het laat zien hoe associaties functioneren in het onbewuste.

47
Q

Wat is de centrale hypothese van de psychoanalyse?

A

Elementen van onbewust weten zijn verbonden via de regels van primair proces denken

Vormgelijkenis en klankgelijkenis primeren boven logische redeneringen.

48
Q

Wat zijn symptomen, acting out, dromen en psychopathologie van alledaagse leven?

A

Ze zijn richtingwijzers naar het onbewuste weten

Ze helpen bij het verkennen van afgeweerde gedachten.

49
Q

Wat is de ‘passion de l’ignorance’?

A

Het is een gepassioneerd niet willen weten van incompatibele delen van het onbewuste weten

Dit komt voort uit schaamte of schuld over afgeweerde verlangens.

50
Q

Hoe wordt onbewust weten geassocieerd in de psychoanalyse?

A

Via de logica van de betekenaar en primaire associaties

Dit helpt de analyticus om inzicht te krijgen in het afgeweerde betekende.