Les 6 Flashcards

1
Q

Geef de betekenaarsketting

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg $ uit.

A
  • De betekenaars die in de betekenaarsketting uitgesproken worden
    karakteriseren en betekenen de spreker (connotatie), maar duiden nooit exact aan wie of
    wat de spreker is.
  • Lacan beschouwt het subject als een effect van deze connotatie en besluit dan ook dat het subject verdeeld is, wat aangegeven wordt door de schuine streep door S: $.
  • In de context van het betekenisproces is $ het resultaat van een dialectische
    spanning tussen het Symbolische en het Imaginaire
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het niveau van de boodschap uit.

A

Op het niveau van de boodschap (s(A)) bouwt het spreken gedachten en
beelden op over wie we zijn. Dit is de object-pool van het spreken. Deze
beelden vormen het ‘ik’ of ego, maar zijn selectieve imaginaire
zelfvoorstellingen die sommige betekenden uitsluiten. Gerichtheid op het ego
gaat gepaard met afweer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leg de afweer uit.

A
  • = specifieke ideeën willen vermijden, specifieke betekenden weren uit
    het spreken en denken.
  • De afweer oriënteert zich op betekenden: vanuit onze imaginaire Ik
    tendensen worden we als zelfbewuste mens liever niet geconfronteerd met
    bepaalde inhouden omdat ze pijnlijk, beschamend of ongepast zijn.
  • Afweer wil zeggen dat ik er niet wil aan denken, dat ik er mijn aandacht niet wil op
    richten. Lacan benoemt die tendens als onze passie om niet te willen weten:
    ‘la passion de l’ignorance’.
  • Vb: Vignet van Anna
  • Vb: Mr E
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg het Vignet van Anna uit

A

Ze wil niet denken aan hoe ze in het verleden anderen over zich heen liet lopen (broer, vriendin). Deze gedachte maakt haar mee verantwoordelijk voor haar eigen toekomst. Liever dan daar aan te moeten denken, lijkt ze te hopen dat de ander zal
veranderen, zodat ze zelf niet moet veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg het voorbeeld van Mr E rond afweer/betekenaarsketting uit.

A

Hij wil niet denken aan hoe zijn moeder fundamenteel onzeker was over het huwelijk dat hem als kind voortbracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de kanttekening van afweer.

Wat wordt bedoel met het betekenden van afweer?

A

De afweer van betekenden verstoort de articulatie van betekenaars.
Sommige betekenaars keren daardoor vervormd terug in het denken en het
spreken, bijv. bij Mr. E is ‘Käfer’ heel emotioneel beladen, wat samenhangt
met hoe totaal andere de betekenden (twijfel van de moeder over aar
huwelijk) samenhangen met datzelfde klankbeeld (‘que faire’). Incoherenties
binnen het narratief dat we vertellen, symptomen en zogenaamde producties van het onbewuste (dromen, lapsussen, grappen) geven uitdrukking aan afgeweerde betekenden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het onbewuste?

A

= een weten (savoir) waar men niet wil van weten
=> verlangens praktijk via gesprekstherapie mensen voeling laten krijgen met het onbewuste weten en genegeerde verlangens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is onbewuste waarheid?
Waarom vormt het onbewuste weten een belangrijk richtpunt in de psychoanalytische praktijk?

A
  • Er bestaat een fundamentele gespletenheid tussen ego-gerichtheid en onbewuste weten: verdeeld subject = onbewuste waarheid
  • Via gesprekstherapie mensen voeling laten krijgen met het onbewuste weten en genegeerde verlangens die in hun functioneren opduiken en die hun ego-gerichte handelen verstoort. Sommigen vinden vrij snel hoe daar mee om te gaan in hun leven, anderen hebben baat bij actiever overleg over hoe daar mee om te gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de Ich-Spaltung (Freud) en/of de division du sujet (Lacan)

A
  • De fundamentele gespletenheid tussen de afwerende egogerichtheid in ons functioneren en het onbewuste weten.
  • Ze drukt de fundamentele disharmonie van de mens uit. Lacan benoemt die
    gespletenheid als de waarheid of de onbewuste waarheid van de mens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef het schema van de Ich-Spaltung (Freud) en/of de division du sujet (Lacan)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geef de opset van de psychoanalytische praktijk.

A
  • Freud = slechte hypnotiseur => vrije associatie: zo open mogelijk alle gedachten vertellen die in je opkomen
  • De psychoanalytische praktijk zet de patiënt aan om deze ervaringen te aanvaarden, ernstig te nemen en te exploreren => onbewust weten; onbewuste verlangens
  • Waarheidsprocedure: ‘Ken Uzelf’ … door te luisteren naar wat er in uw denken en spreken circuleert, door uzelf te lezen introspectie-metafoor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is vrije associatie?

A

Gedachten uitlokken die de spreker beroeren en confronteren met schaamte, schuld, verrassing en eenzaamheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met de waarheidsprocedure?

A

Ik wil de waarheid over mezelf leren kennen door vrij te exploreren wat er allemaal
sprekend en revelerend is in mijn eigen woorden, gedachten en daden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat bedoeld de psychoanalyse met luisteren?

A

ken uzelf door te
luisteren naar wat er in uw denken en spreken circuleert, en door de
boodschappen te lezen die daar circuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe moet de analyticus luisteren?

A

Door gebruik te maken van gelijkzwevende aandacht. Dit wil zeggen dat het
luisteren niet enkel de verhaallijn van de patiënt moet volgen, maar ook oor
moet hebben voor inconsistenties, vreemde wendingen en weglatingen uit
het verhaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat moet de analysant doen?

A

uitgenodigd om inconsistenties, bijzondere wendingen en weglatingen te exploreren

18
Q

Wat zegt het Cartesiaans perspectief over de mens?

A
  • de mens wordt opgevat als een kleine wetenschapper die positivistisch in de wereld staat en actief zijn weten wil uitbreiden.
  • Assumptie: moderne mens = mislukte wetenschappers
19
Q

Waarom wordt de mens gezien als een mislukte wetenschapper?

A
  • Gedreven door een intentie om (zichzelf) te kennen, maar saboteert zichzelf
  • Passie om (het pijnlijke) niet te weten
20
Q

Wat zijn de contouren die het vrije spreken bevorderen?

A
  • Vertrouwensfiguur, expterise.
  • Asymmetrische plek.
  • Vertrouwelijkheid.
  • Beperkt in tijd en ruimte.
  • Betalen => geen psychologische afhankelijkheid.
  • Steun op maat.
21
Q

‘Symptoom is de uitdrukking van onbewust weten’ : geef de verschillende modellen die dit verklaren

A
  • Medisch model
  • Symptoom volgens Psychoanalyse
22
Q

Geef het medisch model als verklaring voor symptomen.

A
  • symptoom = teken; teken van ziekte. De waarheid achter het symptoom
    is de ziekte, en over die ziekte moeten we een weten ontwikkelen.
  • volgt de logica van het decoderen; gekoppeld aan kliniek van de blik.
  • semiotisch gedacht is het symptoom er in de eerste plaats een ‘indexicale
    betekenaar’: er is een vaste referent, en dat is de ziekte of stoornis.
  • de persoons-specifieke betekenis van het symptoom is secundair
  • Semiotisch is het symptoom een ‘indexicale betekenaar’. Er is een vaste referen (de ziekte) en de geassocieerde betekenden zijn secundair.
23
Q

Wat is symptoom volgens de psychoanalyse?

A
  • Symptoom volgens psychoanalyse = betekenaar waarvan een betekende zoek is én die iets cruciaal in verband met het subject betekent.
    ≈ Egyptische hiërogliefen: geïsoleerd zegt 1 symbool niets, ze heeft maar waarde in het licht van de andere symbolen uit de reeks.
  • Symptoom drukt pijnlijke aspecten van de zelf-Ander ervaring uit, en afgeweerde verlangens.
  • Achterliggend psychologisch principe: het ‘ik’ wil iets niét weten.
24
Q

Wat zegt Freud over het onbewuste?

A
  • Onbewuste ≠ niet-bewuste
  • Onbewuste ≠ impliciete cognitie
  • ‘Onbewuste’ is een ‘dynamische’ term. Dat wil zeggen dat het wijst
    op een onderliggend spanningsveld, op een dynamiek van
    tegengestelde krachten.
  • College Freud in 1933
25
Q

Wat zegt Freud over het onbewuste in zijn college van 1933?

A
  • Symptomen tonen het andere in onszelf; Ik heeft geen controle  AFKEER  AFWEER.
  • Afweer komt tot uiting in betekenaars die vervormd worden en affectief zwaar beladen zijn  symptomen (bijv. ‘ademnood) en ‘producties van het onbewuste’.
  • “secundaire” vs. “primaire” denkprocessen (bijv. Käfer / que faire).
  • Onbewust denken is ook talig gearticuleerd: ‘L’inconscient est structuré comme un langage’.
  • Talig gebaseerd denken: Ik-gerichte tendensen <-> dissonant ‘extiem’ Andere; onbewuste
26
Q

Wat is het verschil tussen Primaire en Secundaire gedachtsassosiaties?

A

Primaire gedachtassociaties
=> denkbeelden en betekenaars worden met elkaar verbonden op basis van irrationele vormgelijkenissen, zoals gelijkenissen tussen betekenaars (bijv. woorden die
hetzelfde klinken).

Secundaire gedachtassociaties
=> denkbeelden en betekenaars worden met elkaar verbonden via logische verbanden.

27
Q

Wat doen symptomen?

A

Symptomen (paniek, zwaar gemoed, craving, eigen agressie, hallucinatie..)
confronteren ons met het andere in onszelf à het zijn fenomenen die we via
de wil, via de inspanning van het streven naar een consistent Ik niet onder
controle krijgen

28
Q

Wat is volgens Lacan ‘la passion de l’ignorance’?

A

Het Ik-gerichte functioneren kan het symptoom niet verdragen: het past niet
in het imaginaire totaalbeeld dat het van zichzelf wil zien. Een symptoom
drukt een gedachte uit die te lastig is om te dragen of om onder ogen te zien.
Deze AFKEER is een uitdrukking van de AFWEER: niet willen weten

29
Q

Wat is de link met Freud en Elisabeth von R.?

A
  • Casus/gevalsreflectie
  • Liep vast met hypnose
  • Casus over gesprekstherapie
30
Q

Wat was er aan de hand met Elisabeth von R.?

A
  • Periodiek optredende hevige pijn en vermoeidheid in de benen, vooral rechter dijbeen  conversie-symptoom
  • Eerst komt er een verhaal over verlies en verdriet: dood vader; huwelijk zussen; ziekte moeder; dood zus.
  • Vervolgens: stukken verhaal die op gespannen voet staan met het eerste relaas => ander licht op pijn en zorg
  • Verliefdheid op jonge man <-> zorg voor vader => Conflict zorgzaamheid / erotische tendens
  • Tot twee keer toe bezoek van andere jonge man aan het gezin, waar ze niet kon bij zijn door pijn (wellicht organisch) => Situationele koppeling van pijn in been aan gemis van contact met een man.
  • Rechter dijbeen: rustplek been vader
  • Pijn fluctueert situationeel + uitgelokt door het spreken in de sessie.
  • Assumptie: de pijn vertelt iets.
31
Q

Wat deed/dacht Freud bij Elisabeth von R.?

A
  • ‘Cathartische’ therapie, ‘opgraven’.
  • Link tussen de aard van het symptoom en de betekenaar: ‘staan’ is i het verhaal van de patiënte gekoppeld aan pijnlijke gebeurtenissen (schrik in relatie tot dood) én aan de benen.
  • Ook ‘lopen’ en ‘zitten’ zijn gekoppeld aan specifieke situaties (gedachten aan geluk en eenzaamheid).
  • ‘staan’, ‘lopen, ‘zitten’ zijn in haar verhaal dubbelzinnige betekenaars, ze drukken meerdere betekenden uit.
  • Betekenaarscombinatie ‘pijn’-‘staan’ verschijnt letterlijk in het symptoom, maar lijkt eerst zinloos en a-subjectief te zijn.
  • Therapeutische sequens: figuurlijke betekenis binnen eigen leven erkennen  doorwerken  assumeren.
  • Waarom afweer?
    => Vermenging van empathische zorg-gerelateerde en verdrietige gedachten met liefdeswensen is onverdraaglijk voor haar naar eenheid strevende Ik.
32
Q

Geef Het betekenaarsproces en het onbewuste weten bij Elisabeth von R. schematisch weer

A
  • Miskenning = verlangen wordt niet erkend in verhouding tot de Ander  expressie via symptoom.
  • Verdringing: problematische gedachten verdwijnen van de radar via betekenaars + ‘onschuldige’ aspecten van het functioneren die samenhangen met dezelfde betekenaars worden symptomatisch.
  • Het proces van verschuivingen en verdichtingen tussen betekenaars is de materiële basis van de onbewuste afweer.
33
Q

Wat zegt Freud over Het onbewuste als multipele inschrijving?

A
  • Freud: “wat echt nieuw is aan mijn theorie, is de stelling dat het geheugen niet één keer aanwezig is, maar verschillende keren, en dat het vastgelegd is in verschillende soorten indicaties”
  • Multipele inscriptie van geheugensporen
  • lineair proces; achtergebleven materiaal = determinant psychopathologie
  • Bijv. traumatische herinneringen
34
Q

Geef de Multipele inscriptie van geheugensporen

A
35
Q

Wat zegt Lycan over Het onbewuste als multipele inschrijving?

A

logische ordening
* Waarneming = reële lijfelijke prikkel
* Waarnemingsteken = imaginaire inscriptie
* Onbewuste registratie = koppeling aan betekenaar
* Voorbewuste inscriptie = filterproces in functie van betekenden

Bijv. fietser en auto

  • Hypothese van het onbewuste: concrete OBW verbale inscriptie als betekenaar = synchroon associatief gelinkt met web van dezelfde/gelijkluidende betekenaars in andere => OBW geheugensporen; los van context huidige concrete gebeurtenis
    => Primair proces logica situatie-specifiek betekende wordt beladen met gewicht van opgewekte oude betekenden
36
Q

Geef de abstracte voorstelling van De hypothese van het onbewuste als talig gestructureerd proces

A

Onbewust denken = synchroon ontstaan automatisch associatieve koppelingen.
Onbewust weten = de betekenden die langs deze weg ontstaan.

  • Herinneringen omvatten jouissance component die lijfelijke arousal weerspiegelt.
  • Betekenaarsassociaties roepen ook somatische herinneringssporen op.
37
Q

Wat is een geheugenspoor?

A

beeldmatige/verbale inscriptie + herinnering van een interne somatisch-affectieve toestand

38
Q

Wat zijn de 3 componenten van onbewuste registratie?

A
  • Symbolische component
  • Imaginaire component
  • Reële component
39
Q

Hoe werkt afweer?

A
  • Focus op directe of geassocieerde betekenden vanuit ‘ik’ (voorbewust zelf-idee).
  • bepaalde elementen niet omgezet worden naar een voorbewuste inscriptie terwijl ze wel degelijk onbewust ingeschreven zijn.
  • sb en sc actief geweerd worden uit het bewustzijn
  • Lastige betekenden verschijnen niet in bewustzijn.
  • Echter: associatief opgeroepen arousal ervaring blijft gekoppeld aan de betekenaar.
40
Q

Wat wordt bedoeld met Het Goede spreken?

A

Werkingsmechanisme therapie:
≠ bewustwording
= betekenaars en betekenden erkennen, doorwerken, assumeren

Wat werkt? (Dulsster et al., 2018):
* therapeut creëerde ruimte om te spreken en is aandachtig in een luisterende positie
* Spreken vertrok van de pijnlijke ervaring, breidde snel uit naar pijnlijke punten uit het leven  verrassing
* effectieve therapeut = hefboom voor spreken; aandachtig verhaal meevolgen; met mondjesmaat pertinente vragen en opmerkingen formuleren
=> ‘l’éthique du bien dire’ vs. ‘la passion de l’ignorance’  singulier weten

41
Q

Wat is normaal vs Abnormaal?

A

Freud:
* Geen duidelijke grens is tussen psychische gezondheid en ziekte of tussen normaliteit en abnormaliteit.
* Elk ‘normaal’ functioneren bevat ‘abnormale’ en ‘pathologische’ elementen die in zekere zin altijd verstorend werken.

Verschil ligt in:
* De sterkte van de afweer / de openheid voor het divergente in zichzelf.
* De situationele eigenheden waar men mee te maken had in het leven en de mate van uitdaging die deze inhielden.
* De mate waarin men de kans kreeg/greep om de jouissance waar men mee geconfronteerd werd te benoemen en de eigen positie / het eigen verlangen te articuleren.