Les 3 (AI) Flashcards

1
Q

Wat is de rol van genotsprikkels in het psychisch leven?

A

Genotsprikkels creëren een ervaringswereld en vormen een psychische atmosfeer.

Ze zijn echter beperkt in hun invloed op het psychisch leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn dingvoorstellingen?

A

Dingvoorstellingen zijn beelden die we koppelen aan driftimpulsen, zoals seksuele opwinding of angst.

Voorbeelden zijn beelden van een partner of dramatische scènes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn woordvoorstellingen?

A

Woordvoorstellingen ontstaan wanneer dingvoorstellingen worden gekoppeld aan taaluitingen.

Ze maken driftimpulsen onderdeel van episodische voorstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In welk register situeren we dingvoorstellingen volgens Lacan?

A

In het imaginaire register.

Dit houdt in dat de driften worden geprojecteerd binnen een identificatie met een lichaamsbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het symbolische register?

A

Het symbolische register is het register van de taal, waar verhoudingen worden gearticuleerd en emoties worden uitgedrukt.

Dit leidt tot verdere regulering en ‘fictionalisering’ van de jouissance.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is mentalisering?

A

Mentalisering is het koppelen van interne gewaarwordingen aan een plausibel verhaal.

Dit helpt bij het begrijpen van de eigen emoties en ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke driften zijn fundamenteel in Freud’s theorie?

A

Eros en Thanatos.

Deze zijn samengesteld en disharmonisch van aard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de orale drift?

A

De orale drift omvat lust die wordt beleefd aan het zuigen en het incorporeren van ervaringen.

Het heeft zowel letterlijke als figuurlijke implicaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de anale drift?

A

De anale drift omvat lust die wordt beleefd aan controle over ontlasting en het delen van ervaringen.

Dit kan ook betrekking hebben op het reguleren van dingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de seksuele drift?

A

De seksuele drift volgt het patroon van spanning opbouwen, genieten van anticipatie, en climax met orgasme.

Het is een vorm van disharmonisch genot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is anoëtisch breinfunctioneren?

A

Anoëtisch breinfunctioneren is somatisch-affectief en gedachteloos, met basale affectieve gewaarwordingen.

Dit niveau is gerelateerd aan het Es en subcorticale gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is noëtisch breinfunctioneren?

A

Noëtisch breinfunctioneren is bewust en betreft exteroceptieve perceptie en cognitie, waarbij driftimpulsen aan beelden worden gekoppeld.

Dit resulteert in dingvoorstellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is auto-noëtisch breinfunctioneren?

A

Auto-noëtisch breinfunctioneren hangt samen met taalbewustzijn en het ordenen van informatie in concepten en verhalen.

Dit leidt tot het ontstaan van episodisch geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de relatie tussen driften en neuro-psychoanalyse?

A

Neuro-psychoanalyse onderzoekt de verbinding tussen psychoanalytische theorie en neurologie, met nadruk op overlevingsmechanismen.

Dit omvat de link tussen affectieve en cognitieve processen in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de basisaffecten volgens Panksepp?

A

De basisaffecten zijn seksualiteit, agressie, hechting, spel, en angst.

Deze zijn gekoppeld aan specifieke driftcircuits in het brein.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar ligt de focus van Joseph Ledoux’s onderzoek?

A

Ledoux legt de nadruk op de culturele en taalkundige invloeden op emotionele ervaringen.

Hij stelt dat emoties niet puur biologisch zijn, maar ook cultureel gekleurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de betekenis van het spiegelstadium in de psychoanalyse?

A

Het spiegelstadium verwijst naar de identificatie met een lichaamsbeeld en de ontwikkeling van het zelfbewustzijn.

Dit concept is cruciaal in Lacaniaanse theorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de drie lagen van functioneren volgens de tekst?

A

Anoëtisch, noëtisch, auto-noëtisch

Deze lagen grijpen simultaan in op elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekent het begrip ‘manque-à-être’?

A

Een tekort in ons basale ‘zijn’

Dit concept verwijst naar de fundamentele onvolledigheid die mensen ervaren.

20
Q

Hoe verhouden driften zich tot motorische coördinatie volgens Lacan?

A

Driften hebben een gebrekkig karakter en geven slechts een aanzet tot actie

Dit weerspiegelt de disharmonische aard van menselijke driften.

21
Q

Wat is de rol van beelden in de omgang met driften?

A

Beelden bieden een gevoel van controle en reguleren de driftimpuls

Ze vormen een mentaal omhulsel voor somatische driftprikkels.

22
Q

Wat zijn de twee hoofdimpulsen die de driftuitingen kenmerken?

A

Eros en Thanatos

Deze impulsen zijn inherent disharmonisch.

23
Q

Wat is de relatie tussen handelingsonzekerheid en driftimpulsen?

A

Handelingsonzekerheid komt voort uit de gebrekkige aansluiting tussen beeld en drift

Dit leidt tot vragen als ‘doe ik het wel goed?’.

24
Q

Wat is de functie van het zelfbeeld in de context van driftimpulsen?

A

Het zelfbeeld dient als defensieve reactie op handelingsonzekerheid

Het biedt een psychische steun, maar kan ook onzekerheid veroorzaken.

25
Q

Vul in: De praktijk van ________ toont hoe we in hedendaagse cultuur beelden gebruiken om drift uit te drukken.

A

sexting

Seksuele selfies versturen is een manier om het spanningsveld tussen drift en ideaal-Ik uit te drukken.

26
Q

Welke emoties zijn typisch voor imaginaire inbeelding?

A

Fascinatie, bewondering, verliefdheid, jaloezie, haat

Deze emoties zijn gerelateerd aan ons leven in beelden.

27
Q

Wat is structureel trauma in de context van drift?

A

Confrontatie met eigen drift als traumatisch ervaren door ontregelde dimensie

Dit komt voort uit het gebrek aan controle over driftimpulsen.

28
Q

Wat is het verschil tussen structureel en accidenteel trauma?

A

Structureel trauma komt van interne driftimpulsen; accidenteel trauma van externe factoren

Dit laatste kan misbruik of mishandeling omvatten.

29
Q

Hoe beïnvloedt het spiegelbeeld de omgang met driftimpulsen?

A

Het spiegelbeeld helpt bij het zoeken naar intern evenwicht

Echter, het leidt niet tot stabiliteit in interpersoonlijke contacten.

30
Q

Wat is de rol van afgunst in het interpersoonlijke contact?

A

Afgunst ontstaat doordat de ander als vollediger wordt ervaren dan het eigen Ik

Dit leidt tot rivaliteit en conflicten.

31
Q

Vul in: Lacan’s model van het spiegelstadium omvat ______ centrale stellingen.

A

zes

Deze stellingen beschrijven hoe de mens omgaat met zijn driften.

32
Q

Wat produceert een spontane imaginaire dimensie van afgunst?

A

De gedachte dat de ander er beter voorstaat dan mezelf.

33
Q

Wie beschrijft de term ‘primair narcisme’?

A

Freud.

34
Q

Wat zijn de zes centrale stellingen van Lacan’s model van het spiegelstadium?

A
  • De mens bouwt een zelf-ander beeld op om driften te reguleren
  • Beelden functioneren als mentale voorstelling
  • Zelfbeeld zorgt voor psychische differentiatie
  • Spanningsveld tussen Ik en ideaal-Ik
  • Partiële driften zijn niet harmonieus
  • Imaginaire tendens miskent disharmonie en incompatibiliteit.
35
Q

Wat drijft het Ik volgens Lacan later in zijn werk?

A

La passion de l’ignorance; de passie van de onwetendheid.

36
Q

Wat is de rol van de ander en de taal in Lacan’s model?

A

Zij zijn de voornaamste spiegels waarin de mens zichzelf imaginair bekijkt.

37
Q

Wat is het verschil tussen zelfbewustzijn en bewustzijn ten aanzien van de buitenwereld?

A

Zelfbewustzijn komt tot stand door het ervaren van een tekort dat men wil opvullen.

38
Q

Wat drukt Lacan’s begrip ‘manque-à-être’ uit?

A

De realisatie dat men gekenmerkt wordt door een gemis.

39
Q

Hoe verschilt de mens in zijn behandeling van gemis van dieren?

A

De mens behandelt gemis vanuit een logica van verlangen, niet alleen vanuit een behoeften-logica.

40
Q

Wat is de betekenis van de uitspraak ‘le désir de l’homme est le désir de l’autre’?

A

Het menselijke verlangen is gericht op de erkenning van dat verlangen door de ander.

41
Q

Wat zoekt een klein kind in het spiegelstadium?

A

De bevestiging van de volwassene.

42
Q

Wat zijn de implicaties van een ‘concretistisch’ ingestelde omgeving?

A

De weigering om materiële antwoorden te ontvangen kan centraal komen te staan.

43
Q

Hoe kan rivaliteit tussen broers en zussen worden gekarakteriseerd?

A

Als een narcistisch-egoïstische tendens.

44
Q

Wat zijn sociale contexten die rivaliteit cultiveren?

A

Werk- en studiecontexten met nadruk op individuele prestaties en competitie.

45
Q

Wat kan een sterke focus op rivaliteit impliceren?

A
  • Uitputting
  • Identiteitsonzekerheid.
46
Q

Fill in the blank: Lacan stelt dat het zelfbeeld bestaat uit het spanningsveld tussen __________ en ideaal-Ik.

A

[Ik]

47
Q

True or False: De mens functioneert alleen volgens een behoeften-logica.

A

False.