Les 4 (AI) Flashcards

1
Q

Wat zijn de manieren om met de drift om te gaan volgens de les?

A
  • Gebruik van beelden (Imaginaire)
  • Interpersoonlijke erkenning
  • Spreken

Het Imaginaire heeft als paradigmatisch model het spiegelstadium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat vormt een structureel trauma voor de mens?

A

De drift ontsnapt altijd deels aan bemeesteringspogingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Volgens Kojève, wat is het verschil tussen behoeftes en verlangens?

A

Het verlangen wil erkend worden en kan niet alleen tot behoeftebevrediging worden herleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke rol speelt taal in de ontwikkeling van zelfbewustzijn volgens Kojève?

A

Taal overstijgt het loutere niveau van zelfervaring en stelt de mens in staat tot zelfexpressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe verhoudt de subjectzijde zich tot de objectzijde volgens de les?

A

De subjectzijde en objectzijde hangen inherent samen, maar zijn niet tot elkaar te herleiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de rol van de ander in de (zelf-)herkenning?

A

De ander is zowel een toeschouwer als een verlangend wezen, wat leidt tot zelfzekerheid en afhankelijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent het voor een kind als een volwassene talig markeert wat het kind doet?

A

Het geeft expressie aan het verlangen van de ander en koppelt het kind aan de geschiedenis van de volwassene.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil in de fascinatie van dieren met hun spiegelbeeld ten opzichte van mensen?

A

Dieren zijn bezig met herkenning, niet met erkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van talige scenario’s in het bewustzijn van mensen?

A

Ze helpen om veronderstellingen op te bouwen over zichzelf, anderen en hun onderlinge contacten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de centrale rol van de ander in de (zelf-)kennis bij de mens?

A

Elke vorm van (zelf-)kennis is fundamenteel bemiddeld door het verlangende en subjectieve perspectief van de ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het cruciale statuut van taal in Lacan’s theorie?

A

Taal is de voornaamste spiegel voor de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voegt Lacan toe aan het model van het spiegelstadium?

A

De dimensie van taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat illustreert Lacan’s dubbele spiegelopstelling?

A

De logica van de verbondenheid tussen subject en Ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat symboliseert de vlakke spiegel (A) in Lacan’s schema?

A

De Ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de twee soorten ‘ander’ die Lacan onderscheidt?

A
  • Kleine ander
  • Grote ander

De kleine ander verwijst naar de interpersoonlijke figuur, terwijl de grote ander verwijst naar de symbolische orde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat vertegenwoordigen de bloemen (a) in Lacan’s schema?

A

De partiële driften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat symboliseert het gedeeld subject ($) in Lacan’s schema?

A

De verlangende mens die rekenschap geeft van zijn gemis (manque-à-être).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat duidt de rechterzijde van Lacan’s schema aan?

A

Een veld van idealiteit zoals geobserveerd door de verlangende mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de dynamiek van de integratie van het lichaamsbeeld in Lacan’s schema?

A

Een Ik komt tot stand via herkenning en identificatie met het eigen beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is de impact van identificatie op de lichamelijke wanorde volgens Lacan?

A

Het leidt tot een bemeestering van de lichamelijke wanorde, maar ook tot miskenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de relatie tussen identificatie en affect?

A

Identificatie gaat gepaard met positief affect omdat een bemeestering van de lichamelijke wanorde wordt bereikt, maar het kan ook leiden tot miskenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe blijft de afstemming tussen Ik en ‘ideaal ik’ een continu gegeven?

A

In zijn zelfervaring probeert de mens zichzelf te zien als het geïdealiseerde virtuele beeld van wat het Ik zou kunnen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat voegt Lacan toe aan de redenering uit het spiegelstadium?

A

Lacan stelt dat identificatie meer behelst dan het afstemmen van een Ik op een imago; het is symbolisch gemedieerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de rol van taal in de vorming van een narratief-semantisch zelfbeeld?

A

Via de taal ‘narrativiseert’ de mens zijn Ik en dicht hij zichzelf eigenschappen toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat betekent het dat onze zelfbeleving een collage-karakter heeft?

A

Onze zelfbeleving bouwt voort op een fragmentarische en anekdotische set van ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Vul de lege plek in: Taal functioneert als een doos met _______.

A

[legoblokken]

27
Q

Wat zijn de vragen die voortkomen uit de twijfel over het zelfbeeld?

A
  • Heb ik wel een correct beeld van mezelf?
  • Ben ik wel goed genoeg?
  • Ben ik mezelf wel?
  • Hebben anderen een realistische kijk op mij?
28
Q

Welke film toont de twijfel over de betrouwbaarheid van de Ander als spiegel?

A

The Truman Show

29
Q

Wat is een ‘ideaal ik’?

A

Een geïdealiseerde totaalbeeld van mezelf: de geslaagde versie van mezelf die ik me mentaal voor ogen kan houden.

30
Q

Wat zijn Ik-Idealen?

A

Oriënterende woorden die mijn ‘ideaal ik’ sturen.

31
Q

Hoe beïnvloeden Ik-Idealen het zelfbeeld?

A

Ze geven richting aan het zelfbeeld en maken het mogelijk dat een ‘ideaal ik’ kan gezien worden.

32
Q

Wat is de functie van het beoordelende Boven-Ik?

A

Het observeert en evalueert onszelf in het licht van ideaalbeelden, vaak gepaard met een woordenstroom.

33
Q

Wat kan er gebeuren wanneer zelfbeeld en ‘ideaal ik’ sterk van elkaar afwijken?

A

Intense haat en afschuw ontstaan.

34
Q

Wat is de rol van de taal in Pjotrs verhaal?

A

De taal functioneert als een talige ruimte waarin hij zichzelf hoort denken en spreken, waardoor hij zijn gedachten kan ordenen.

35
Q

Hoe kan het Ik-Ideaal bijdragen aan de ervaring van gemis?

A

Het fungeert als een stut waarmee het subject tegemoet kan komen aan zijn ervaring van gemis.

36
Q

Wat gebeurt er als de vlakke spiegel van de taal fungeert als een zwarte spiegel?

A

Het verwoordt iemands mislukken.

37
Q

Wat zijn de risico’s van het Boven-Ik?

A

Men kan een tiran voor zichzelf worden en bezwijken onder de stress van voortdurende perfectie.

38
Q

Wat is het Boven-Ik?

A

De dimensie die ons aanzet om niet te stoppen met streven en onszelf te perfectioneren

Het Boven-Ik kan leiden tot een tirannie van zelfbeoordeling en rusteloosheid

39
Q

Wat zijn de risico’s van een sterk Boven-Ik functioneren?

A

Stress en uitputting door voortdurende zoektocht naar perfectie

Dit kan resulteren in chronische ontevredenheid en zelfveroordeling

40
Q

Wat zijn Ik-Idealen?

A

Idealen die een constructieve functie kunnen verliezen en leiden tot zelfveroordeling

Voorbeelden van negatieve interne dialogen zijn ‘nietsnut’ of ‘vuile leugenaar’

41
Q

Wat is de donkere keerzijde van het ‘ideaal ik’?

A

Horrorbeelden van zelfveroordeling die het ik als mislukt aanduiden

Voorbeelden zijn ‘trut’ of ‘nietsnut’

42
Q

Wat kan extreem strenge zelfbeoordeling veroorzaken?

A

Effectieve zelfbestraffing of suïcidaliteit

Dit gebeurt wanneer men denkt het niet waard te zijn om te leven

43
Q

Wat is het belang van het ‘ideaal ik’?

A

Het helpt om de angst voor identiteitsverlies en verlangen naar erkenning te verminderen

Het ‘ideaal ik’ speelt een rol in de opbouw van identiteitsbesef

44
Q

Wat is de rol van spiegelprocessen in hechting?

A

Ze vormen de basis voor affectregulering tussen ouder en kind

Fonagy legt de nadruk op het vormgevende karakter van deze processen

45
Q

Hoe werkt de interactie tussen ouder en kind volgens Fonagy?

A

De ouder fungeert als verbale spiegel en helpt het kind bij affectregulering

Dit omvat het geven van een narratieve omkadering aan de ervaringen van het kind

46
Q

Wat is het ‘still face’ experiment?

A

Een experiment dat het belang van erkenning en affectieve contacten aantoont

Het laat zien hoe angst ontstaat wanneer de ouder niet als spiegel optreedt

47
Q

Wat betekent ‘l’amour c’est donner ce qu’on n’a pas’?

A

Liefde draait om geven, niet om de inhoud van wat gegeven wordt

Dit benadrukt de omgangsvorm rond tekort zonder dat tekort te willen opvullen

48
Q

Wat zijn de gevolgen van een gebrekkige spiegelende rol van de Ander?

A

Het kind blijft achter met chaos van drift, wat destructieve driftregulering kan veroorzaken

Dit kan leiden tot somatisatie en verhoogde gevoeligheid voor lichamelijke infecties

49
Q

Wat is de betekenis van talige omkadering in de ontwikkeling?

A

Het biedt een psychologische ruimte voor het kind en erkent zijn verlangen

Dit helpt het kind om zijn ervaringen te situeren in een dimensie van psychische tijd

50
Q

What is the significance of the term ‘Eerste Ander’ in child interaction?

A

‘Eerste Ander’ is a neutral term for the adult interacting with the child

This role is traditionally taken on by the mother but can also be fulfilled by others.

51
Q

True or False: The relationship between a mother and child is solely based on ‘motherly love’.

A

False

Many affects play a role in their mutual relationship.

52
Q

What does Lacan’s idea ‘le désir de l’homme est le désir de l’Autre’ emphasize?

A

It emphasizes the centrality of desiring articulation rather than merely fulfilling or resolving desire.

53
Q

Define the symbolic process according to Lacan.

A

It delineates differentiated positions between people and establishes a role distribution and pact where each party’s individuality is recognized.

54
Q

What role does ‘the Other’ play in a child’s development?

A

‘The Other’ gives the child a symbolic place in the order, allowing the child to feel recognized as a child.

55
Q

List the three developmental time periods described in the text.

A
  • Time 1: diffuse self-other experience
  • Time 2: imaginary I-experience dominated by brute affects
  • Time 3: differentiated positions through the speaking of the Other
56
Q

The process of speaking in child development is viewed as what?

A

A relational process where speaking occurs in relation to others.

57
Q

How does parental trauma affect a child?

A

A traumatized parent may struggle with physical contact and verbal expression of affects, impacting their relationship with the child.

58
Q

What is structural psychological inheritance?

A

It’s a dimension that cannot be reduced to patterns of biological inheritance.

59
Q

According to Lacan, what do children inherit from their parents?

A

Children inherit the burdens of their parents’ shortcomings or ‘sins’.

60
Q

Describe the transition a child makes in language use during interaction with adults.

A

The child gradually shifts to using shared language and becomes part of the collective grammatical and cultural context.

61
Q

What is the first form of language exposure that helps a child?

A

The musicality of speech itself helps the child become familiar with sound patterns and grammatical structures.

62
Q

Fill in the blank: The child begins to associate specific sound combinations with specific things and situations, such as _______ and _______.

A

‘tuut’; ‘weg’; ‘mama’.

63
Q

How does a child’s understanding of language evolve?

A

The child begins with isolated words and gradually moves to using sentences within reasoning lines.

64
Q

What crucial aspect of language helps a child order reality?

A

Naming conventions and the structure of language help the child situate themselves within time, space, and relationships.