Les 1 (AI) Flashcards

1
Q

Hoe wordt de mens binnen de (westerse) psychologie vaak opgevat?

A

Als een lerend en zichzelf cognitief controlerend wezen dat zich adaptief gedraagt ten aanzien van zijn omgeving

De mens wordt gezien als een wezen dat een typisch ontwikkelingsproces doormaakt en zich gedraagt volgens een voorspelbaar patroon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de belangrijkste hedendaagse metafoor voor menselijk gedrag volgens de psychologie?

A

De computer

Dit verwijst naar de voorspelbaarheid van menselijk gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke filosoof wordt vaak geassocieerd met de rationele en ordelijke mensopvatting?

A

Descartes

Descartes breekt met het religieus geïnspireerde mensbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgens het religieuze mensbeeld, wat bepaalt de mens?

A

Metafysische krachten

Dit mensbeeld koppelt moraliteit en ethiek aan de positie van de mens ten opzichte van het goddelijke.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt gezien als een stoorzender in het religieuze mensbeeld?

A

De duivel

De duivel wordt gezien als de belichaming van het kwade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van de verschuiving uit de Verlichting?

A

De mens wordt als heel maakbaar beschouwd

Dit omvat een materialistische benadering van het lichaam en de geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe beschouwden de Verlichtingsdenkers het lichaam?

A

Niet langer als een sacraal gegeven

Vesalius speelde een rol in deze verschuiving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat stelt Descartes over het menselijke lichaam?

A

Het functioneert als een mechanisme

Hij gebruikte de klok als metafoor voor deze mechanistische werking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wie was Julien Offroy de la Mettrie?

A

Een cruciale figuur in de mechanistische benadering van de mens

Hij schreef ‘L’homme machine’ waarin hij stelde dat lichaam en geest volgens natuurwetenschappelijke wetten werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekent de stelling van de la Mettrie voor de studie van de mens?

A

De mens werd object van wetenschappelijk onderzoek

Zijn ideeën leidden tot de doorbraak van wetenschappelijk denken over de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat blijft overeind in de psychologische mensopvatting?

A

De idee van een ordelijk functioneren dat gehoorzaamt aan wetmatigheden

Dit houdt in dat de mens de wetten die hem determineren is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Vul in: De moderne psychologie beschouwt de mens als _______.

A

[deelbaar]

Componenten zoals emotie, gedrag, waarneming, geheugen en betekenisverlening zijn belangrijke aspecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurde er in de achttiende eeuw met de machine als productie-instrument?

A

De machine deed volop haar intrede en nam arbeid over van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn krachtmachines en welke rol spelen ze?

A

Krachtmachines werken op stoom en kunnen meerdere draden tegelijk spinnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verandert de betekenis van de machine door de industriële revolutie?

A

De machine wordt een productiekracht die continu geoptimaliseerd wordt voor betere resultaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de relatie tussen de efficiëntie van machines en hun waardering?

A

Hoe efficiënter een machine is in het omzetten van grondstoffen, hoe sterker ze gewaardeerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke invloed heeft de industriële revolutie op het kapitalistische denken volgens Marx?

A

De machine wordt gezien als een factor van rendement en welvaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe wordt de mens sinds de Verlichting gedacht?

A

De mens wordt gedacht als een machine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de gevolgen van de machine-metafoor voor onze kijk op de mens?

A

Mensen worden beschouwd als rendementsmachines die een capaciteit tot productie incarneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat betekent het om de machine-metafoor op de mens toe te passen?

A

We bekijken onszelf als iets dat geoptimaliseerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waarom hebben westerse mensen behoefte aan raadgevers en ondersteuners?

A

Ze willen aan zichzelf ‘werken’ om hun leven te perfectioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe wordt de mens binnen de machine-metafoor gezien?

A

Als een ordelijk functionerende, maakbare en te optimaliseren entiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Vul de lege plek in: De machine werd meer dan een metafoor voor een _________.

A

[ingenieus raderwerkje]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een fundamentele reden waarom psychoanalyse een cruciale plek blijft innemen in het denken over het functioneren van de mens?

A

Omdat ze een onherleidbaar karakter toekent aan disharmonie

Disharmonie verwijst naar de interne verdeeldheid van de mens, die zowel vrijheid als onbehagen met zich meebrengt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat betekent het begrip ‘dividu’ in de context van de psychoanalyse?

A

Een wezen dat kampt met een niet te elimineren verdeeldheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe beïnvloedt seksualiteit de menselijke ervaring volgens de psychoanalyse?

A

Mensen worden aangetrokken tot het lichaam en beeld van een ander, maar hebben de vrijheid om hun seksuele beleving vorm te geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn de twee manieren waarop de beperking van impulsiviteit in menselijke relaties kan werken?

A

Bevrijdend en frustrerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat drukt het concept ‘onbewuste’ uit in de psychoanalyse?

A

Hoe hinderende en hinderlijke factoren opduiken in ons zelfbewuste handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat beschrijft het begrip ‘drift’ in de psychoanalyse?

A

De ervaring van lichamelijke opwinding en spanning die absurd kan zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom zijn mensen geïnteresseerd in films en boeken die scenario’s bevatten die ze niet zelf willen?

A

Omdat ze opgewonden raken over wat ze niét willen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat is een belangrijke observatie over Karen’s werk-privébalans?

A

Ze voelt zich schuldig voor haar afwezigheid en wil een betere work-life balans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het alternatief voor gevangenisstraf dat Gunnar krijgt?

A

De optie om bij een psycholoog aan zijn agressieproblematiek te werken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe beschrijft Gunnar zijn ouders?

A

Moeder als angstig en vader als onverschillig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat laat Gunnar doen om zijn agressie te uiten?

A

Hij slaat de wagen van Ruben in elkaar met een baseballknuppel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat is de gemeenschappelijke last die zowel Karen als Gunnar ervaren?

A

Invloeden in hun leven die ze niet onder controle hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat probeert de psychoanalytische theorie in kaart te brengen?

A

Op welke punten van de zelf-ander ervaring disharmonie speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Fill in the blank: De psychoanalytische theorie bestaat uit verschillende modellen die de dynamiek van ons ________ beschrijft.

A

[functioneren]

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Waarop zijn verschillende vormen van psychopathologie georganiseerd volgens de psychoanalytische theorie?

A

Rond het proberen afweren van confrontaties met disharmonie in het eigen functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de hoofddoel van de praktijk van de psychoanalyse?

A

Mensen laten onderzoeken en bevragen hoe disharmonie in hun eigen leven speelt en hoe ze ermee omgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de rol van het spreek- en zoekproces in een psychoanalytische behandeling?

A

Mensen de kans bieden om de impact van disharmonie in hun leven te onderkennen en nieuwe omgangsstijlen te zoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat wordt niet gekoesterd in de psychoanalytische behandeling met betrekking tot disharmonie?

A

De illusie dat de disharmonie weg te werken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een belangrijk thema in de behandeling van Karen?

A

Het ophelderen van haar eigen levenskeuzes, vooral de verhouding tussen werk en gezin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat ontdekt Karen tijdens haar behandeling?

A

Het plezier in het contact met haar zoontje, voorbij haar goede bedoelingen als moeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is een centraal thema in de behandeling van Gunnar?

A

Het vinden van een identiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Hoe profileert Gunnar zich aan het begin van de behandeling?

A

Als de zware jongen die niet met zich laat sollen.

46
Q

Wat is cruciaal aan de psychoanalytische behandeling?

A

De band met de analyticus / psychoanalytisch therapeut.

47
Q

Wat is de rol van ‘overdracht’ in de psychoanalyse?

A

Het ondersteunt de zoektocht en zelf-ander exploratie die de behandeling uitmaakt.

48
Q

Wat is de basis van vertrouwen in psychoanalytische therapie?

A

Vertrouwen in de therapeut en vertrouwen op een goede afloop.

49
Q

Wat is de ethiek van de psychoanalyse?

A

De enige die gerechtigd is om te kiezen voor een bepaalde omgangsvorm met disharmonie is de persoon zelf.

50
Q

Hoe wordt de ethiek van de psychoanalyse gekarakteriseerd?

A

Als een ‘ethiek van de leegte’.

51
Q

Wat is de filosofische basis van de problematiek van disharmonie in de psychoanalyse?

A

Het gaat terug op denkers zoals Plato, Aristoteles, Augustinus en Nietzsche.

52
Q

Wat verwondert Augustinus zich over in zijn beschouwingen?

A

Over het genot, de seksuele aandriften, en moreel onaanvaardbare uitspattingen.

53
Q

Hoe definieert Augustinus de zondigheid van de mens?

A

In verhouding tot God en het falen om harmonieus te leven.

54
Q

Vanuit welk perspectief beschouwt de psychoanalyse disharmonie?

A

Niet vanuit het perspectief van de zonde, maar vanuit de ervaring van tegenstrijdigheid.

55
Q

Wat is de specifieke mensopvatting van de psychoanalyse?

A

Geen idealistisch beeld, focus op een terugkerend punt van wanverhouding.

56
Q

Wat kenmerkt en verstoort het functioneren volgens de psychoanalyse?

A

Een wanverhouding, zowel intern (intrapsychisch) als extern (relationeel, sociaal, cultureel).

57
Q

Wie is de grondlegger van de psychoanalyse?

A

Sigmund Freud

Freud (1856-1939) ontwikkelde psychoanalyse aan het einde van de 19e eeuw.

58
Q

Wat was het belangrijkste behandelingsmiddel dat Freud gebruikte?

A

Gesprekstherapie

Dit werd toegepast bij patiënten met neurotische problematieken.

59
Q

Welke klachten behandelde Freud aanvankelijk?

A

Pseudo-neurologische hysterische klachten

Hij breidde zijn werk uit naar andere aandoeningen zoals angst en fobie.

60
Q

Wat is de titel van Freuds sleutelwerk over dromen?

A

De Droomduiding (1900)

Dit werk analyseert hoe dromen onbewuste gedachten tot uitdrukking brengen.

61
Q

Welke casus behandelde Freud als voorbeeld van hysterie?

A

Dora

Dora is een bekende casus die Freud gedetailleerd bestudeerde.

62
Q

Wie was de belangrijkste vernieuwer in het psychoanalytisch denken in de twintigste eeuw?

A

Jacques Lacan

Lacan (1901-1981) bracht nieuwe perspectieven in de psychoanalyse.

63
Q

Wat betekent ‘retour à Freud’ in Lacans werk?

A

Een niet-psychologiserende studie van Freud

Lacan pleitte voor het centraal stellen van de radicale eigenheid van de psychoanalyse.

64
Q

Hoe verschilt de schrijfstijl van Freud van die van Lacan?

A

Freud was helder en didactisch, Lacan barok en moeilijk toegankelijk

Lacan’s werk vereist vaak voorkennis om het te begrijpen.

65
Q

Wat was de impact van Lacan’s publiek seminarie in Parijs?

A

Het werd razend populair bij de Parijse intelligentsia

Dit seminarie begon in 1953 en trok veel belangstelling.

66
Q

Vul in: Freud ontwikkelde zijn theorie _______ met het klinisch werk dat hij verrichtte.

A

parallel

Dit resulteerde in vele boeken en artikelen.

67
Q

Welke disciplines bracht Lacan in dialoog met de psychoanalyse?

A

Filosofie, taalkunde, wiskunde

Lacan verbond psychoanalyse met deze verschillende vakgebieden.

68
Q

Welke rol heeft het ‘Ik’ als psychologische instantie volgens de moderne mens?

A

Het Ik is vooral een kennende instantie

Dit verwijst naar het antropologisch beeld van de Verlichting.

69
Q

Wat is een belangrijk aspect van het Ik in psychoanalytische termen?

A

Het Ik heeft ook een miskennende functie

Het probeert blind te blijven ten aanzien van de disharmonie in het eigen functioneren.

70
Q

Wat stelt Descartes over de kennis die we hebben?

A

Al onze kennis heeft een zintuigelijke grond, maar zintuigen kunnen ons bedriegen

Voorbeelden zijn illusies en dromen.

71
Q

Wat is de conclusie van Descartes’ gedachtenexperiment?

A

Ik ben, ik besta, is noodzakelijk waar

Dit is de basis van zijn uitspraak ‘Cogito ergo sum’.

72
Q

Waarvan is de mens zeker volgens Descartes?

A

De mens is zeker van het feit dat hij een ‘denkend ding’ is

Res cogitans.

73
Q

Wat is de focus van Descartes in zijn filosofie?

A

De mens als een wezen dat denkt, los van de inhoud van de gedachten

Dit leidt tot een reflectieve benadering.

74
Q

Wat benadrukt Lacan over de scheiding tussen weten en waarheid?

A

De waarheid van de mens ligt in het feit dat hij redeneert

Dit wijst op de onzekere status van wat de mens weet.

75
Q

Wat is de cruciale uitspraak van Descartes?

A

‘Cogito ergo sum’

Dit betekent ‘ik denk, dus ik ben’.

76
Q

Wat is het verschil tussen de focus van Descartes en Lacan?

A

Descartes heeft een reflectieve focus, Lacan een reflexieve focus

Lacan legt de nadruk op de structuur van het denkproces.

77
Q

Wat is de rol van taal in het denken volgens Lacan?

A

De talige act van het spreken bepaalt de mens

Dit is elementairder dan Descartes’ focus op denken.

78
Q

Wat laat de psychoanalytische praktijk zien over het spreekproces?

A

Het spreekproces zorgt voor opheldering

Dit gebeurt door pijnlijke punten te verwoorden.

79
Q

Wat vertrouwt het Verlichte denken in het verlengde van Descartes?

A

De autonomie en het waarheidsgehalte van het denken

Dit wordt gezien als grond voor accuraat weten.

80
Q

Wat is een belangrijk kenmerk van het denken volgens Descartes?

A

Systematisch denken

Dit is cruciaal ondanks zijn twijfels over de natuur van kennis.

81
Q

Wat stelt de psychoanalyse over de menselijke denkbeelden?

A

De psychoanalyse stelt dat menselijke denkbeelden niet accuraat zijn en vertekend door wensfantasieën.

Dit leidt tot het probleem van zelfbedrog.

82
Q

Wat is het doel van psychoanalytische gesprekstherapie?

A

Het doel is om het denken en spreken van de mens te stimuleren en te optimaliseren.

Dit bevordert de vrijheid in hoe iemand omgaat met zijn gedachten.

83
Q

Hoe beschrijft Lacan de bron van zelfbedrog?

A

Lacan situeert de bron van zelfbedrog als imaginair van aard.

Dit verwijst naar de rol van mentale beelden in ons denken.

84
Q

Wat zijn de drie registers in de Lacaniaanse psychoanalyse?

A

De drie registers zijn:
* het imaginaire
* het symbolische
* het reële

Deze registers zijn onderling vervlochten en beïnvloeden hoe iemand de realiteit ervaart.

85
Q

Wat is de rol van mentale beelden volgens het register van het imaginaire?

A

Mentale beelden spelen een belangrijke rol in ons mentaal functioneren en helpen bij het opbouwen van ideeën over onszelf en de wereld.

Dit betreft vragen als ‘Wie ben ik?’ en ‘Wie is de ander?’.

86
Q

Wat betekent ‘imaginair’ in de context van Lacans theorie?

A

‘Imaginair’ verwijst naar het gebruik van denkbeelden (beeld = imago in het Latijn).

Deze beelden weerspiegelen inhouden en hebben ook een vormelijke werking.

87
Q

Wat is de centrale imaginaire constructie in ons psychisch functioneren?

A

Het Ik is de centrale imaginaire constructie.

Het bestaat uit een reeks zelfbeelden die de persoonlijke identiteit vormgeven.

88
Q

Is het Ik constant of onderhevig aan veranderingen?

A

Het Ik is niet constant, maar onderhevig aan veranderingen door gebeurtenissen.

Dit benadrukt dat de identiteit zich ontwikkelt in de loop van het bestaan.

89
Q

Wat is het spiegelstadium volgens Lacan?

A

Het spiegelstadium is het centrale model dat Lacan gebruikt om de roots en kenmerken van het Ik toe te lichten.

Dit stadium is cruciaal voor de ontwikkeling van de identiteit.

90
Q

Vul de blanco in: Het Ik komt tot stand doordat de denker _______.

A

[inhouden op zichzelf betrekt].

91
Q

Wat is het spiegelstadium?

A

Een ontwikkelingspsychologisch moment waarin een kind zelfbeelden gebruikt om zichzelf te handhaven.

92
Q

Rond welke leeftijd begint een kind interesse te tonen in zijn eigen spiegelbeeld?

A

Rond de leeftijd van 12-18 maanden.

93
Q

Wat is de rol van beelden in het spiegelstadium?

A

Beelden bieden duidelijkheid en houvast, maar miskennen ook de complexiteit van onze ervaring.

94
Q

Wat betekent ‘apperceptie’ in de context van het spiegelstadium?

A

Bewustzijn van zichzelf als een eenheid.

95
Q

Wie beschouwt het spiegelstadium als een belangrijke stap in de ontwikkeling?

A

Henri Wallon.

96
Q

Wat maakt het spiegelstadium een cruciaal moment volgens Wallon?

A

Het biedt het kind ruimtelijke grip op zichzelf en zijn omgeving.

97
Q

Hoe beschrijft Lacan het proces van verinnerlijking in het spiegelstadium?

A

Informatie van buitenaf wordt verinnerlijkt en behandeld als eigen.

98
Q

Wat betekent de uitspraak ‘Je est un autre’ in de context van het spiegelstadium?

A

Voor we ons in ons spiegelbeeld herkennen, is het gereflecteerde beeld ‘een ander’.

99
Q

Wat is de speelse houding van mensen ten opzichte van hun spiegelbeeld?

A

Mensen weten dat hun spiegelbeeld virtueel is en beleven plezier aan de ontmoeting met deze versie van zichzelf.

100
Q

Wat zijn de drie tijden in de verhouding met het zelfbeeld volgens Lacan?

A
  • 1e tijd: Geen accuraat zelfbeeld, fase van verbrokkelde zelfervaring.
  • 2e tijd: Ontmoeting met een virtuele versie van mezelf en imaginaire identificatie.
  • 3e tijd: Vraag ‘wie ben ik?’ ontstaat door identificatie.
101
Q

Wat is het verschil tussen Wallon’s en Lacan’s visie op het spiegelstadium?

A

Wallon ziet het als een groeiproces, Lacan als het begin van een illusoire manier van in het leven staan.

102
Q

Wat is de betekenis van ‘manque-à-être’ in de context van het spiegelstadium?

A

Het verwijst naar het gebrek aan een accuraat zelfbeeld.

103
Q

Geef het schema van Zijnsverwarring en ‘manque-à-ê

A
104
Q

Wat is de relatie tussen het zelfbeeld en positief affect bij mensen?

A

Bij mensen gaat het spel met het zelfbeeld gepaard met positief affect

105
Q

Waarom zijn mensen blij met hun zelfbeeld?

A

Omdat het beeld ons een zelfbevestiging biedt

106
Q

Hoe verschilt het zelfbeeld van mensen van dat van dieren?

A

Bij dieren ligt dat anders; ze raken vaak verward door hun spiegelbeeld

107
Q

Welke dieren hebben een elementair besef van hun zelfbeeld?

A

Hogere primaten en kraaiachtigen

108
Q

Wat doen chimpansees met hun spiegelbeeld?

A

Chimpansees spelen met het spiegelbeeld en zien de ontdubbeling

109
Q

Hoe reageren chimpansees op hun spiegelbeeld?

A

Ze worden ook kwaad op het spiegelbeeld en vragen zich af of er geen ander dier achter de spiegel zit

110
Q

Bij mensen gaat het spel met het zelfbeeld gepaard met _______.

A

positief affect

111
Q

Bij dieren, zoals chimpansees, leidt het zien van hun spiegelbeeld tot _______.

A

verwarring