Les 11 Flashcards

1
Q

Welke drie grote vormen van psychopathologie onderscheidt Freud?

A
  • Neurose
  • psychose
  • perversie

Deze vormen zijn gebaseerd op de manier waarop individuen omgaan met driftimpulsen en realiteitsbeperkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het centrale thema van de verschillende vormen van psychopathologie volgens Freud?

A

Omgaan met driftimpulsen, ambivalenties in de verhouding tussen ik en ander, en realiteitsbeperkingen

Deze thema’s zijn gemeenschappelijk, maar de afweermechanismen verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke afweermechanismen zijn dominant in neurose, psychose en perversie?

A
  • Neurose: verdringing
  • Psychose: verwerping
  • Perversie: loochening

Deze mechanismen bepalen de specifieke vorm van psychopathologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe bekijkt Lacan de vormen van psychopathologie?

A
  • Als ‘klinische structuren’
  • Dit betekent dat hij ze beschouwt als talige uitwisselingsstructuren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de belangrijkste focus van Freud’s benadering van psychopathologie?

A

Vormen van psychische functioneren

Freud legt de nadruk op het psychische functioneren in plaats van talige structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is volgens Freud de meest tekenende afweermechanisme voor neurose?

A

Verdringing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is verdringing volgens Freud?

A
  • Het meest tekenende afweermechanisme voor de neurose
  • Verdringing bestaat uit een volgehouden poging om onlustvolle voorstellingen te vergeten door ze uit de bewuste aandacht te bannen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het effect van verdringing op de psyche?

A

Verdrongen voorstellingen zoeken expressie via restproducten van het psychisch leven

Voorbeelden zijn dromen, symptomen en versprekingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat illustreert de casus van Elisabeth von R.?

A

De problematiek van een Ik dat moeilijk omgaat met driftmatig sterk beladen voorstellingen

Haar symptomen verwijzen naar de situatie van verliefdheid op haar schoonbroer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de symptomen van Dora in Freuds casus?

A

Depressieve klachten, nerveuze hoest, stemproblemen

Dora (Ida Bauer) gaat als zestienjarige in behandeling bij Freud.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom was de behandeling van Dora niet succesvol?

A

Freud richtte zich teveel op de inhoud van wat Dora verdrong

Dora stopte de behandeling omdat ze zich niet erkend voelde in haar verlangens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de hypothese van Freud over Dora’s nerveuze hoest?

A

Het weerspiegelt een verdrongen seksuele gedachtegang

Deze gedachtegang heeft te maken met de complexe relationele constellatie rondom Dora.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie is mevrouw K in de casus van Dora?

A

De vrouw van een bevriend koppel met wie Dora’s vader een relatie heeft

Dora bewondert mevrouw K en heeft een vriendschappelijke band met haar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de tegenstrijdigheid in Dora’s verhaal volgens Freud?

A

Dora’s idee dat mevrouw K van haar vader houdt vanwege seksuele bevrediging

Dit leidt tot een fantasie over orale bevrediging en de erectiestoornis van haar vader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dora’s hoest wordt in Freuds lezing gekoppeld aan welke ideeën?

A

Orale bevrediging en een geprikkelde/prikkelende keel

De hoest is een reactie op een prikkel in de keel, gerelateerd aan haar verdrongen gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rol van symbolen in de symptomen van Elisabeth von R.?

A

Ze verwijzen blijvend naar de situatie van de verliefdheid

De symptomen kunnen alleen begrepen worden in de context van haar persoonlijke verhaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat typeert de relatie tussen Dora en haar ouders?

A

Complexe relationele en familiale situatie

Vader heeft een relatie met mevrouw K, terwijl meneer K verliefd is op Dora.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom is de casus van Dora interessant?

A

Omdat het de beperking van Freuds verdringingstheorie toont.

De casus laat zien hoe Freud’s benadering tekortschiet in het begrijpen van de thematiek van vrouwelijke identiteit en relaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat veronderstelt Freud in zijn behandeling van Dora?

A

Dat het volstaat om het afgeweerde weten te vinden en onder iemands aandacht te brengen.

Freud geloofde dat door onbewuste inhoud aanvaard te maken, de patiënt zou genezen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aan welke thematische vragen besteedt Freud nauwelijks aandacht in de casus van Dora?

A

Aan de vragen wat een vrouw vrouwelijk maakt en wat partners bindt in een relatie.

Deze vragen zijn cruciaal voor het begrijpen van de dynamiek in Dora’s situatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een kenmerk van neurotisch functioneren dat Freud niet voldoende behandelt?

A

De ervaring van interne verdeeldheid.

Deze interne strijd is essentieel voor het begrijpen van neurotische symptomen en gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat staat centraal in Lacan’s model in tegenstelling tot Freud?

A

De thematieken van vrouwelijke identiteit en de relaties tussen partners.

Lacan biedt een andere benadering die deze onderwerpen meer aandacht geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke afweermechanismen kenmerken de psychose volgens Freud?

A

Verwerping en projectie

Deze mechanismen werpen een helder licht op de vorming van wanen en hallucinaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat betekent verwerping in de context van Freuds theorie?

A

Het is voor een Ik radicaal onmogelijk om bepaalde wensfantasieën en driftimpulsen bij zichzelf te aanvaarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe wordt verwerping vaak gecompenseerd volgens Freud?

A

Via projectie aan de buitenwereld toeschrijven

Dit kan bijvoorbeeld aan een andere persoon zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is het effect van projectie in de psychose?

A

Het onbewuste wordt niet intrapsychisch ervaren, maar als een boodschap of manipulatie van buitenaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Hoe reageert het Ik op de ervaringen die via projectie naar voren komen?

A

Het Ik is verwonderd over wat zich openbaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wie is Daniël Paul Schreber?

A

Een succesvolle rechter en politicus die zijn psychotische ervaringen beschreef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de titel van Schreber’s autobiografische boek?

A

Denkwürdigkeiten eines Nervenkranken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

In welke jaren leefde Daniël Paul Schreber?

A

1842-1911

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat waren de oorzaken van Schreber’s psychotische inzinkingen?

A

Nederlaag in parlementsverkiezingen, promotie tot voorzitter van het hooggerechtshof, overlijden van zijn moeder en echtgenote.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Vul de lege ruimte in: Verwerping en projectie zijn afweermechanismen die de _______ kenmerken.

A

psychose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waarin werkte Freud zijn redenering over verwerping en projectie verder uit?

A

In zijn studie over het autobiografische boek van Daniël Paul Schreber.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is de eerste ervaring van Schreber in zijn psychotische belevingen?

A

Lichamelijke desintegratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

In welke overtuiging gaat Schrebers ervaring over?

A

De wereld ten ondergaat en hij is slachtoffer van een complot met dreigend misbruik door God en zijn behandelend arts

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat herstelt Schreber’s innerlijke rust?

A

De conclusie dat hij de vrouw van God zal worden en een nieuw mensenras zal voortbrengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe interpreteert Freud Schrebers paranoïde wanen?

A

Als een defensie tegen een homoseksuele wensimpuls

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is de centrale gedachte achter Schreber’s wanen volgens Freud?

A

Vervormingen van de verworpen wensimpuls ‘Ik (een man) heb hem (een man) lief’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat is de omkering van de affectkwaliteit in de achtervolgingswaan?

A

Liefhebben wordt haten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is de basis van de achtervolging in de achtervolgingswaan?

A

‘Ik haat niet de ander, de ander haat mij’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is de centrale vaststelling in de erotomanie volgens Freud?

A

‘Ik merk dat zij mij liefheeft’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is het defensiemechanisme dat Freud centraal stelt in vormen van perversie?

A

Loochening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Wat is seksueel fetisjisme?

A

Oproepen van seksuele opwinding door aan een fetisj te denken of deze aanwezig te stellen in contact met een seksuele partner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Noem enkele objecten die als fetisj kunnen dienen.

A
  • Kledingstukken zoals schoenen
  • Lingeriestukken
  • Specifieke texturen zoals leder, zijde, voile
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat zijn de voorwaarden voor fetisjistische enscenering?

A
  • Zintuiglijke sensaties (ruiken, kijken, voelen)
  • Bijzondere handelingen uitvoeren of laten uitvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Hoe koppelt Freud fetisjisme aan de fallus?

A

De fetisj staat symbool voor de fallus, het object voor driftbevrediging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Wat is de dubbele verhouding ten aanzien van de fantasie in fetisjisme?

A
  • Besluiten dat de fantasie niet klopt
  • Er toch in geloven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wat getuigt van loochening in de fetisjistische praktijk?

A

De fetisjist herhaalt steeds opnieuw het scenario zonder te besluiten dat de fetisj geen definitieve oplossing kan bieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Wat is het tekort in Lacans theorie over de betekenaar?

A

Het tekort verwijst naar de mislukking om het Reële te vatten met de betekenaar.

Deze mislukking is structureel en elke talige benoeming van het Reële bevat een misslag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Welke impact heeft de weg die wordt afgelegd bij het tekort?

A

Het heeft een belangrijke structurerende impact binnen het veld van het Symbolische.

Dit betreft patronen in hoe we de betekenaar gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat zijn klinische structuren volgens Lacan?

A

Patronen in de manier waarop iemand symptomen ervaart, omgaat met lijden en zich in de overdracht situeert.

Deze structuren zijn spontane functioneringspatronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Welke drie klinische structuren onderscheidt Lacan?

A

Neurose, psychose, perversie.

Deze indeling sluit aan bij de vormen van psychopathologie die Freud en de klassieke psychiatrie onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat is het voordeel van de indeling in neurose, psychose en perversie?

A

Het stelt ons in staat de psychoanalytische benadering gedifferentieerd in te zetten naar gelang het type psychiatrische aandoening.

Er blijft ook ruimte voor het onderscheiden van subtypes en verfijnen op casus-niveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Wat houdt differentiaal diagnostiek in bij Lacan?

A

Het karakteriseren van de structuur in iemands functioneren en afwegen welke structuur het beste past.

Dit helpt bij het begrijpen van de specifieke psychopathologie van een individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Hoe komen klinische structuren tot uiting?

A

In hoe iemand omgaat met symptomen, subjectief lijden en overdracht.

Dit betreft ook hun gebruik van taal en sociale contacten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Welke aspecten worden bestudeerd om klinische structuren te begrijpen?

A
  • Gebruik van taal
  • Betekenisverlening
  • Schikken in conventies
  • Lichamelijkheid
  • Sociale contacten
  • Afweer
  • Ik-gerelateerd spreken
  • Rekening houden met de ander
  • Intentionaliteitsvraag
  • Existentievragen

Deze aspecten helpen bij het in kaart brengen van iemands functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Waarmee krijgen mensen te maken op het vlak van jouissance en onbewuste?

A

Met dezelfde dilemma’s, maar de manier waarop deze zich vormgeven verschilt.

Lacan meent dat deze verschillen zich uiten in het concrete functioneren van individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Wat is een klinische structuur?

A

Een karakteristiek stramien dat opduikt in de vormgeving van de band tussen subject en Ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Is een structuur gelijk aan persoonlijkheid of karakter?

A

Nee, structuur is geen synoniem voor individualiserende begrippen als ‘persoonlijkheid’ of ‘karakter’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Wat zegt structuur niet over wat we observeren?

A

Structuur zegt niets over de ‘diepte’ of het ‘onderliggende’ van wat we observeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Wat is de rol van structuur in de observatie?

A

Structuur is een ‘oppervlakte’ begrip dat iets vertelt over de logische samenhang die we luisterend en observerend onderzoeken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Is structuur een causaal voorspellend concept?

A

Nee, structuur is geen causaal voorspellend concept.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Wat betekent het als we structurele patronen onderkennen?

A

Er rijst de verwachting dat toekomstig functioneren zal lijken op eerder functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Wat impliceert herhaling volgens Deleuze?

A

Herhaling impliceert niet dat er een generaal of een commandocentrum is dat de herhaling aanstuurt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Wat is een structuur volgens Lacan?

A

Een kenmerkend geheel van onderlinge verhoudingen binnen een set relevante elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Geef een voorbeeld van hoe antropologen structuur gebruiken.

A

Antropologen spreken over structuur wanneer ze duidelijke patronen vinden in hoe mannen en vrouwen met elkaar omgaan in een bepaalde (sub)cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Hoe definiëert Lacan structuur in zijn Seminarie III?

A

Als “een groep elementen die een covariante set vormen”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Wat is een kenmerk van een structuur?

A

Een structuur bestaat uit een geheel van onderlinge relaties tussen een vaste set van elementen.

69
Q

Wat is de waarheid volgens de tekst?

A

De waarheid is voor iedereen slechts gelegen in het gemis waar we mee kampen.

70
Q

Wat is een probleem met personifiërend taalgebruik in de psychoanalyse?

A

Het getuigt van verfoeilijke conceptuele slordigheid.

71
Q

Vul in: Structuur is een concept waarmee de clinicus zijn denken kan _______.

A

[organiseren]

72
Q

Wat koppelt Lacan aan het begrip structuur?

A

De betekenaar

Lacan verbindt in zijn werk uit de jaren 1950 structuur met de betekenaar.

73
Q

Wat impliceert het Symbolische volgens Lacan?

A

Een inherente ordening

Dit komt tot uiting in de structuren die binnen fenomenen kunnen worden onderscheiden.

74
Q

Wat is de relatie tussen structuur en het Reële of het Imaginaire?

A

Structuur heeft geen probleem met het Reële of het Imaginaire

Structuur betreft enkel de ordening van het Symbolische.

75
Q

Wat hebben neurose, psychose en perversie gemeen?

A

Iedereen heeft af te rekenen met dezelfde universele problematiek van niet-bestaan

Dit betreft ook dezelfde soort wanordelijkheid op het niveau van de drift.

76
Q

Wat houdt het structuur-denken in?

A

Verschillen in defensief gebruik van de betekenaar bij omgang met het Reële

Dit is een belangrijk aspect in de analyse van psychopathologie.

77
Q

Wat biedt de koppeling tussen structuur en betekenaar ons?

A

Een kompas om realiteitsbeleving te bestuderen

Dit helpt ons te begrijpen hoe mensen hun wereld ervaren.

78
Q

Wat is de basis van de realiteitsbeleving die we ervaren?

A

Beelden en ideeën over onszelf, anderen en de wereld

Deze beleving varieert tussen conventionaliteit en excentriciteit.

79
Q

Hoe kan realiteitsbeleving in ons persoonlijke leven variëren?

A

Van weinig vragen tot diepe zinloosheid

Dit kan zich op verschillende momenten in ons leven voordoen.

80
Q

Op welk niveau situeert zich de realiteitsbeleving conceptueel?

A

Het niveau van het betekende

Dit is relevant voor de studie en behandeling van psychopathologie.

81
Q

Wat impliceert het structuur-denken voor de studie van psychopathologie?

A

Focus op patronen op het niveau van het Symbolische

Dit is belangrijker dan alleen de inhoud van de ideeënwereld.

82
Q

Wat staat centraal in Lacan’s focus op de differentiële structurering van het Symbolische?

A

De transitie uit de vadermetafoor

Dit is cruciaal voor het begrijpen van de verschillen tussen neurose, psychose en perversie.

83
Q

Wat is het verschil tussen neurose, psychose en perversie?

A

Hoe al dan niet een houvast wordt gevonden in conventies en wetmatigheden

Dit gebeurt via de tweede Ander.

84
Q

Wat zijn afweermechanismen volgens Lacan?

A

Symbolische patronen die in iemands functioneren ingesleten zijn

Lacan benadrukt dat afweermechanismen geen psychologische reacties zijn.

85
Q

Waarom is het volgens Lacan zinvoller om te focussen op talig georganiseerde uitwisselingspatronen?

A

Omdat deze richting geven aan het handelen van de clinicus

Het psychologisch ervaren van deze patronen is slechts een effect van de structurele ordening.

86
Q

Hoe verschilt Lacans benadering van Freud in termen van seksuele fantasieën?

A

Lacan neemt afstand van de al te genitaal georiënteerde invullingen in Freuds theorie

Freud legt veel nadruk op het afweren van seksuele fantasieën.

87
Q

Wat is de definitie van neurose volgens Lacan?

A

Een vorm van functioneren die het gevolg is van het effectief op zich nemen van de metafoor van de Naam-van-de-Vader

Dit leidt tot vragen over niet-bestaan en verlangen.

88
Q

Wat zijn enkele belangrijke vragen die kenmerkend zijn voor neurose?

A

Wat wil ik? Wat wil de ander? Voldoe ik wel? Doe ik het goed? Is dit wel het juiste?

Deze vragen leiden tot een normatief bestaan.

89
Q

Wat is de rol van symbolisch-fallische identificaties in neurose?

A

Ze komen centraal te staan en richten het functioneren op geliefd willen worden

De norm die als referentiepunt wordt genomen heeft een verdelend effect.

90
Q

Wat zijn mogelijke vormen van psychisch lijden als gevolg van neurose?

A

Lichamelijk onwelbevinden, depressiviteit, angstigheid, relationele problemen, verslavingen

Dit zijn vaak mislukkende ontsnappingspogingen.

91
Q

Welke sub-vormen van neurotisch functioneren maakt Lacan onderscheid?

A

Hysterie, dwangneurose en fobie

Deze indeling is in het verlengde van Freud.

92
Q

Hoe beschouwt Lacan hysterie in relatie tot neurotisch functioneren?

A

Als de meest duidelijke vorm waarin de problematiek van tekort en verlangen zich sterk toont

Hysterisch functioneren draait rond de onbevredigdheid die samenhangt met de drift.

93
Q

Wat is de betekenis van oraliteit in Lacans analyse van hysterie?

A

Het is de lichaamszone waar prikkelingen en geprikkeldheid zich het sterkste manifesteren

Lacan verbindt oraliteit aan de vraag naar vrouwelijkheid in zijn analyse van het geval van Dora.

94
Q

Wat is de centrale worsteling van Dora volgens Lacan?

A

Het zich thuis voelen in en het zich kunnen identificeren met haar lichaam

Dit komt tot uiting in haar hysterische symptomen zoals hoesten en heesheid.

95
Q

Wat is de rol van mevrouw K in de casus van Dora volgens Lacan?

A

Mevrouw K is een mysterie en een eerste Ander, wiens verlangen een mysterie is.

Mevrouw K vertegenwoordigt de vrouwelijkheid die Dora niet volledig kan begrijpen.

96
Q

Hoe identificeert Dora zich met meneer K volgens Lacan?

A

Dora identificeert zich imaginair met meneer K, maar is niet verliefd op hem.

Dit betekent dat haar interesse in meneer K voortkomt uit zijn relatie met mevrouw K.

97
Q

Wat fascineert Dora aan mevrouw K?

A

Dora is gefascineerd door mevrouw K’s vrouwelijkheid, die ze niet onmiddellijk kan duiden.

Mevrouw K wordt een idool voor Dora.

98
Q

Wat onthult de affaire tussen mevrouw K en Dora’s vader?

A

Het laat Dora toe om het verlangen en de vrouwelijkheid van mevrouw K te bevragen.

Dit leidt tot een reflectie over haar eigen vrouwelijkheid.

99
Q

Wat is de betekenis van het symptoom van de hoest bij Dora?

A

De hoest is een uiting van de identificatie met de geliefde van mevrouw K, Dora’s vader.

Dit symptoom heeft ook een historische connectie met haar vader.

100
Q

Hoe verschilt Lacans visie op de neurose van die van Freud?

A

Lacan legt de nadruk op symbolische identificaties en de beweging binnen de symbolische orde in plaats van op het Ik als strijdtoneel.

Dit wijst naar een andere benadering van existentie- en intentionaliteitsvragen.

101
Q

Wat is hysterie volgens Lacan?

A

Hysterie is een verlangenskwestie, waarbij de taal existentievragen oproept.

De taal brengt de mens ertoe om vragen te stellen over verlangen en vrouwelijkheid.

102
Q

Wat betekent de identificatie met de vader voor Dora?

A

Dora identificeert zich met kenmerken van haar vader om te begrijpen wat een vrouw wil.

Dit wijst op een typische neurotische oplossing.

103
Q

Wat is de implicatie van de strategie die Dora toepast in haar zoektocht naar vrouwelijkheid?

A

Ze blijft blind voor de mogelijkheid om zelf te kiezen en creatief om te gaan met het tekort in haar bestaan.

Dit toont de beperkingen van het idealiseren van anderen.

104
Q

Fill in the blank: Volgens Lacan is het verlangen van mevrouw K het grote _______ waar Dora op botst.

A

enigma

Dit verwijst naar de complexe dynamiek tussen Dora en mevrouw K.

105
Q

True or False: Lacan gelooft dat Dora een duidelijk begrip heeft van wat het betekent om een vrouw te zijn.

A

False

Dora heeft nog geen idee over wat het betekent om een vrouw te zijn.

106
Q

Wat is kenmerkend voor de psychose als structuur?

A

Drift en verlangen krijgen op een andere manier vorm

De taal als instrument is aanwezig, maar conventies en gewoontes bieden weinig houvast.

107
Q

Wat is de trans-structurele problematiek binnen psychose en neurose?

A

De problematiek van niet-bestaan komt in beide naar voren

Psychoanalytisch gezien is psychose geen kwestie van een ‘fout’ in de evolutie van de mensheid.

108
Q

Hoe ziet de psychoanalyse psychose in vergelijking tot neurose?

A

Iedereen heeft een losgeslagen verhouding met zijn natuur

Psychose en waanzin zijn niet het gevolg van een extra organisch defect.

109
Q

Wat is het wezen van de mens volgens Lacan?

A

Het wezen van de mens kan niet begrepen worden zonder de waanzin in rekening te brengen

Het zou ook niet het wezen zijn indien het de waanzin niet meedroeg als limiet van zijn vrijheid.

110
Q

Wat betekent neurotisch functioneren?

A

De vrijheidsmarge wordt ingekleurd volgens de patronen van de conventie

Voorbeelden van anderen tonen daarbij de weg.

111
Q

Wat houdt psychotisch functioneren in?

A

Veel minder leven in het licht van de gevestigde orde en conventies

Dit biedt meer ruimte, maar botst op de limiet van wat menselijk dragelijk is.

112
Q

Hoe verschillen eenzaamheid en radeloosheid in neurose en psychose?

A

In neurose verschijnen ze met mondjesmaat, in psychose vaak overspoelend

Dit kan problematisch worden door de eenzaamheid in psychose.

113
Q

Hoe komt psychisch lijden tot uitdrukking in psychose?

A

Psychotisch lijden toont zich vaak in angst, depressiviteit, en relatieproblemen

Middelen zoals drugs en alcohol kunnen problematisch worden.

114
Q

Noem twee symptomen die frequent voorkomen bij psychotisch lijden.

A

Hallucinaties en wanen

Deze symptomen brengen de botsing met intentionaliteits- en existentievragen tot uiting.

115
Q

Wat is Lacan’s visie op de structuur van de psychose?

A

Afwijkend van Freuds focus op verwerping en projectie

Voor Lacan is het een probleem in het metaforisch benutten van de tweede Ander.

116
Q

Wat is de forclusie van de Naam-van-de-Vader?

A

Bepaalde kwesties blijven reëel en worden niet in het Symbolische ingeschreven

Dit houdt in dat er geen houvast wordt gevonden in de omgang met existentievragen.

117
Q

Wat wordt er in de neurose gezocht?

A

Een wetmatigheid

Dit verwijst naar het verlangen van een eerste Ander.

118
Q

Hoe wordt het verlangen van een eerste Ander gelezen?

A

In het licht van diens uitwisselingsrelaties met een derde

De derde is de tweede Ander.

119
Q

Welke structuur hebben de relaties in de neurose?

A

Triangulair gestructureerd

Dit komt voort uit de interactie tussen de eerste, tweede, en derde Ander.

120
Q

Geef het schema dat zegt dat relaties tringulair gestructureerd zijn.

A
121
Q

Wat gebeurt er met de relatie tot de Ander in een psychose?

A

De relatie met de Ander is duaal van aard, zonder symbolisch houvast

In tegenstelling tot de neurose, waar de relatie triangel is, is deze in psychose direct en onbemiddeld.

122
Q

Wat zijn de kenmerken van de sociale band in psychose?

A

Het subject zit in een onbemiddelde sociale band zonder spontane lezing van symbolische principes

Dit leidt tot een andere omgang met de Ander en conventies.

123
Q

Wat is de constante bezorgdheid in de neurose?

A

De constante bezorgdheid betreft het verlangen: ‘Wat wil de Ander [van mij]? Wat wil ik?’

Dit leidt tot gepieker en de neiging om binnen de lijntjes te kleuren.

124
Q

Hoe verschilt de omgang met anderen tussen neurose en psychose?

A

In psychose is er vaak een relatieve zorgeloosheid en grote vrijheid ten opzichte van anderen en conventies

Dit resulteert in inventiviteit maar ook kwetsbaarheid.

125
Q

Wat kan leiden tot destabilisatie van het psychisch leven in psychose?

A

Een confrontatie met existentieel vragen over wie men is in verhouding tot anderen

Dit kan leiden tot een acute psychose.

126
Q

Wat is de rol van de vader in de psychose van Schreber?

A

De psychose barst los bij de confrontatie met de vraag naar het innemen van een vaderrol

Dit gebeurt ondanks dat hij geen kinderen heeft.

127
Q

Wat gebeurt er met Schreber tijdens zijn deelname aan de parlementsverkiezingen?

A

Hij krijgt te maken met een symbolische vaderrol maar kan deze niet innemen

Dit leidt tot een ineenstorting.

128
Q

Wat is het gevolg van het niet kunnen innemen van de vaderrol voor Schreber?

A

Hij vindt geen drijvende en structurerende gedachten en valt in een gat

Lacan spreekt over een gat in de betekenaarsketting.

129
Q

Wat gebeurt er met de conventies in het geval van Schreber?

A

Conventies bieden geen houvast, wat leidt tot chaos in zijn zelfgevoel

Dit is problematisch voor zijn psychisch functioneren.

130
Q

Wat draait de waan van Schreber rond?

A

Zijn verhouding met God

131
Q

Hoe ervaart Schreber God in zijn psychose?

A

Als iemand die niet handelt volgens de wetten en de moraliteit van de maatschappij

132
Q

Wat denkt Schreber over de wereld tijdens zijn psychose?

A

Dat de wereld vergaat en dat hij tussen gestorven zielen leeft

133
Q

Wat is Schrebers missie in zijn psychose?

A

Een compromis sluiten met God en de wereld opnieuw opbouwen

134
Q

Welke rol meent Schreber te moeten innemen in zijn relatie met God?

A

De vrouw van God, een soort Maria-rol

135
Q

Wat is Lacan’s kritiek op Freud’s uitleg van Schrebers probleem?

A

Dat er geen homoseksuele wensimpuls aan de basis ligt

136
Q

Waarom neemt Schreber de rol van vrouw van God aan volgens Lacan?

A

Om God in een vaderlijke rol te duwen vanuit een moederlijke rol

137
Q

Wat zijn psychotische symptomen volgens Lacan?

A

Defensieve reacties tegen overweldigende aspecten van niet-bestaan

138
Q

Wat drukken psychotische symptomen uit?

A

Dat iemand er niet in geslaagd is om symbolische principes voor waar aan te nemen

139
Q

Hoe moet de klinische behandeling van psychotische symptomen worden benaderd?

A

Niet gericht op het snel wegwerken van symptomen, maar op het verkrijgen van inzicht in structurele onmogelijkheden

140
Q

Wat is het doel van de behandeling in de relatie tot psychotische symptomen?

A

Zoeken naar een betere omgangsvorm met de kwesties

141
Q

Wat kenmerkt de structuur van de perversie?

A

Een specifieke positie ten aanzien van genot, castratie en fallus.

142
Q

Wat houdt pervers functioneren in?

A

Het loochenen van de castratie, die een tekort is waarvoor geen ultieme oplossing bestaat.

143
Q

Wat is het structurerende mechanisme van perversie?

A

Loochening (Verleugnung).

144
Q

Wat is de dubbele positie ten aanzien van de eerste Ander in perversie?

A

Erkenning van het tekort maar ook miskend vanuit narcistisch identificatie.

145
Q

Wat draait perversie om?

A

Het hebben van een weten over wat bevrediging is en hoe dit te realiseren.

146
Q

Wat betekent de metafoor van de Naam-van-de-Vader in de context van perversie?

A

Het raadsel van het Verlangen-van-de-Moeder wordt opgelost zonder verdringing maar ook niet open gelaten.

147
Q

Wat is een narcistische identificatie in de context van perversie?

A

Het Ik komt centraal te staan met een genotspraktijk waarvan het Ik meent te weten dat de Ander dat wil.

148
Q

Wat houdt fallische imaginaire identificatie in bij pervers functioneren?

A

Er wordt een Ik opgevoerd dat weet wat het verlangen van de ander bevredigt.

149
Q

Wat dekt een imaginair sluitend weten over het genot af?

A

De waarheid van het tekort.

150
Q

Wat is seksueel fetisjisme in de context van perversie?

A

Een fetisj komt centraal te staan in iemands seksuele lustbeleving omdat de noodzaak van die fetisj a priori wordt aangenomen.

151
Q

Welke rol spelen subculturen rond specifieke vormen van perversie?

A

Ze delen en zetten hun weten over genot om in de praktijk.

152
Q

Wat wordt er vaak gezien in de sociale banden van perversie?

A

Een monotoon variaties op steeds weer hetzelfde weten.

153
Q

Hoe verschilt neurotisch functioneren van pervers functioneren?

A

Neurotisch functioneren gaat gepaard met fallische symbolische identificaties, terwijl pervers functioneren een spottende houding heeft ten aanzien van de tweede Ander.

154
Q

Hoe wordt het Ik gepositioneerd in perversie?

A

Als expliciet altruïstisch.

155
Q

Waarom worden praktijken in perversie niet uitgevoerd voor eigen genot?

A

Om de ander te bevredigen.

156
Q

Wat gebeurt er als anderen tegen hun wil in perverse scenario’s worden betrokken?

A

De logica van het initiatieritueel komt centraal te staan.

157
Q

Hoe wordt de ander gezien als deze zich verzet tegen perverse handelingen?

A

Als hypocriet en laf.

158
Q

Waar ligt het probleem als de ander zich verzet tegen perverse handelingen?

A

Bij de Ander, wiens tekort en verdeeldheid hinderlijk werkt.

159
Q

Wat is de houding van het perverse Ik?

A

Het heeft slechts de beste bedoelingen.

160
Q

Wat is de positionering van iemand die pedofilie rechtvaardigt?

A

Hij stelt dat hij zelf geen kinderen verleidt, maar ingaat op signalen die kinderen hem geven.

Dit verwijst naar een fallische imaginaire identificatie waarbij de persoon denkt te weten wat de ander ontbeert.

161
Q

Hoe worden perversie en misbruik soms op een lijn geplaatst?

A

Omdat een aantal perverse praktijken, zoals pedofilie, expliciet ingaan tegen de wet en resulteren in strafrechtelijke vervolging.

Dit benadrukt de juridische implicaties van bepaalde perverse praktijken.

162
Q

Wat illustreert de wereld van BDSM?

A

De subcultuur is opgebouwd rond wederzijdse instemming tussen volwassenen.

Dit benadrukt het belang van consensualiteit in BDSM-praktijken.

163
Q

Wat bespreekt Lacan in zijn seminarie X (1962-1963)?

A

Lacan bespreekt de problematiek van de perversie, vooral sadisme en masochisme.

Hij ziet deze praktijken als varianten die elk op hun manier een limiet opzoeken in de angst van de Ander.

164
Q

Wat is kenmerkend voor sadisme volgens Lacan?

A

Het gebruik van tuchtingsstrategieën zoals slaan en vernederen.

Sadisme draait niet om vernietiging, maar om het opwekken van excessief genot in de ander.

165
Q

Wat is het doel van de masochist in sadomasochistische praktijken?

A

De masochist zoekt het punt op waarbij aan gene zijde van de bestraffer een excessief genot opduikt.

Dit verwijst naar de dynamiek van pijn en genot in masochisme.

166
Q

Wat ervaren personen die functioneren volgens een perverse logica vaak?

A

Zij worden vaak geconfronteerd met zinloosheid indien ze in het uiten en beleven van hun weten worden beknot.

Dit kan leiden tot depressie of het gebruik van verdovende middelen.

167
Q

Wat is een voorbeeld van de dilemma’s die perversie met zich meebrengt?

A

De film ‘de SM-rechter’ van Erik Lamens (2009).

Deze film illustreert de morele en sociale conflicten rondom BDSM-praktijken.

168
Q

Vul in: Perversie en misbruik worden soms op een lijn geplaatst omdat _______.

A

[een aantal perverse praktijken expliciet ingaan tegen de wet]

Dit heeft te maken met de juridische gevolgen van dergelijke praktijken.