Le Temps Flashcards
Wat voor weer is het?
Quel temps fait-il?
Wat voor weer was het?
Quel temps a-t-il fait?
Hebben jullie mooi weer gehad?
Vous avez eu beau temps?
Het is een mooie dag (qua weer)
Il fait une belle journée
Het wordt mooi weer
Il fera beau
Het is 35 graden
Il fait 35
Het is 35 graden in de schaduw
Il fait 35 à l’ombre
Het waait
Il y a du vent
Het is aangenaam weer
Le temps est agréable
Het is mooi weer
Il fait beau
Het is slecht weer
Il fait mauvais
De zon schijnt
Il y a du soleil
Het is helder
Le temps est clair
De zon schijnt
Il fait un soleil radieux
Het is een regenachtige dag
Le journée est pluvieuse
Er is vandaag onweer
La journée est orageuse
Het is prachtig weer
Il fait un temps splendide / magnifique
Het is afschuwelijk weer
Il fait un temps affreux/ épouvantable
Het is lekker (warm)
Il fait bon
Het is lekker (fris)
Il fait doux
Het is benauwd
Il fait lourd
Het is nat
Il fait humide
Het is heel warm
Il fait très chaud
Er is een ondraaglijke hitte
Il fait une chaleur insupportable/ une chaleur torride
De hittegolf
La canicule
Het is hartstikke koud
Il fait un froid de canard
Het is de hele dag mooi
Le temps est au beau fixe
Het weer is wisselvallig
Le temps est changeant/incertain
Het weer wordt beter
Le temps s’ameliore
Het weer wordt slechter
Le temps se dégrade
