HOOFDSTUK 9 Flashcards
hartdebiet
1
Q
hartdebiet
A
= hartminutenvolume
= slagvolume x hartslag
= 5L/min
2
Q
factoren die zorgen voor een verandering van het slagvolume?
A
- frank starling mechanisme = beginvolume van hart variëren
- activiteit van AZS
3
Q
frank starling mechanisme
A
= de hetero-metrische modulatie door veranderen van beginvolume (preload van het hart)
4
Q
preload veranderen door de veneuze terugkeer te regelen
A
- hoe meer Vbloed naar het hart terugstroomt, hoe hoger het begin V = hoe hoger de preload
5
Q
orthosympatisch zenuwstelsel (ennervering + anatomie)
A
- vanuit ruggenmerg, verbonden met hersenen
- noradrenaline = neurotransmitter
- bèta-1-receptor
- afla-receptor
6
Q
OZS = noradrenaline -> de werking op de receptor (alfa)
A
- venoconstrictie inductie
- veneuze terugkeer verhoogt
- slagvolume verhoogt
7
Q
OZS = noradrenaline -> de werking op de receptor (bèta)
A
- terug te vinden in hartspiercellen
- verhoging van autoritmische activiteti van purkinjecellen
- chronotropie = hartslag verhoogt
- inotropie = cyclisch AMP en [Ca] stijgt = slagvolume verhoogt
8
Q
parasympatisch zenuwstelsel: innervatie
A
- neurotransmitter = acetylcholine
- acetylcholine = muscarinereceptor
- thv atria synaps maken met purkinjecellen
- autoritmische activiteit van purkinjecellen daalt = hartslag daalt = hartdebiet daalt
- venodilatatie = veneuze terugkeer daalt = hartdebiet verlaagt