HOOFDSTUK 22 + 23 Flashcards

tubulaire reabsorptie en secretie

1
Q

tubulaire reabsorptie

A

= systeem waarbij urine uit de tubuli wordt gereabsorbeerd doorheen het epitheel van de tubuli en doorheen de capillaire wand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

actief transport van Na

A
  • in ganse tubulus
  • berust op het feit dat tubuluscellen een NA-K-ATPase bevatten op de basolaterale zijde

basolaterale zijde = wordt Na-arm
luminale zijde = bevat natriumkanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

secundair actief transport

A

= gekoppeld natrium-glucose transport
- glucose wordt in de urine gefilterd door glomerulus
- dankzij Na-K-ATPase ontstaat er een diffusiegradiënt tussen urine en intracellulair vocht
- glucose wordt meegevoerd langs concentratiegradiënt

=> glucose stapelt zich op in intracellulair vocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SGLT-2

A

= sodium-glucose co-transporter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

passief transport van water en opgeloste stoffen?

A
  • osmolariteit van voor-urine daalt
  • reabsorptie van water wordt bevorderd
  • totaal volume wordt gereduceerd naar 1,5L/Dag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

renale klaring

A

= maat voor efficiëntie van renale excretie van een bepaalde stof
= volume bloed dat per minuut door de nier volledig ontgriefd wordt van die stof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klaring van stof = GFR

A

de stof wordt vrij gefilterd
noch niet gereabsorbeerd
noch niet gesecreteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

klaring van stof > GFR

A

de stof wordt vrij gefilterd
bijkomend secreterend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

klaring van stof < GFR

A

de stof wordt vrij gefilterd
bijkomend gereabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

klaring van stof = totale renale bloedflow

A

= alles van de stof wordt geklaard in 1 passage
= testvloeistoffen!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

klaring = 0 L/Min

A

= een stof die niet door de nier wordt uitgescheiden maar er wel door stroomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

inuline klaring

A

100 mL/minuut
= GFR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

glucose klaring

A
  • vrij gefilterd = 100 mL/min filtratie
  • glucose klaring = 0 L/min (bij diabetes wel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

penicilline klaring

A

150 mL/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de 3 arteriën van de nier en afvoer/aanvoer

A
  • arteria renalis = arterieel bloed toevoeren
  • vena renalis = veneus bloed afvoeren
  • urether = urine afvoeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

creatinine klaring

A

= afbraakproduct van spiercellen en creatininefosfaat
- creatinine komt ongeveer overeen met GFR
- vrij gefilterd, niet gereabsorbeerd + beetje gesecreteerd

17
Q

klaring > inuline

A

netto secretie

18
Q

klaring < inuline

A

netto reabsorptie

19
Q

diabetes (waarden)
- normaal (nuchter) + effect eten
- probleem bij diabetes?
- waaar eindigt de glucose?

A
  • tussen 100-200 mg/100mL plasma
  • nuchter = rond 100
  • na eten = stijging
  • bij diabetes te weinig insuline
  • glucose [ ] stijgt = glucose komt in urine
20
Q

SGLT-2-inhibitoren?

A

= blokkeren Na-glucose-co-transporter in nier
= glucoserie = glucose uitplassen
= vermageren