HOOFDSTUK 3 Flashcards
stuwingsdruk
de bloedstroom wordt gedreven door een drukverschil over vasculaire weerstanden
weerstand (gevolg van)
gevolg van wrijving die het bloed ondervindt wanneer het stroomt doorheen de ader
stuwingsdruk waarden grote/kleine bloedsomloop
groot = 95 mmHg
klein = 20 mmHg
grote bloedsomloop - stuwingsdruk
stuwingsdruk is het verschil tussen de bloeddruk in het begin van de circulatie (linker ventrikel) en de druk op het einde van de circulatie (rechter atrium).
kleine bloedsomloop - stuwingsdruk
De stuwingsdruk is het verschil tussen de bloeddruk in het begin van de circulatie (rechter ventrikel) en de druk op het einde van de circulatie (linker atrium).
transmurale druk
wandspanning = de druk die de bloedvatwand ondervindt
wet van Laplace
wandspanning (in een hol orgaan waarin een vloeistof zit met een bepaalde druk)
= (drukverschil over de wand *straal vd holte)/(dikte van de wand)
wet van Poiseuille
R = (viscositeit *lengte vd buis)/(doormeter vd buis)
serie = grote invloed op perifere R
parallel = kleine invloed op perifere R
samenstelling van normaal bloedstaal
= plasma (55%) + leukocyten en trombocyten <1% + erytrocyten (rode BC) 45%
hemodynamische parameters
- vasculaire weerstand
- flowsnelheid
- bloedvolume
waar is de bloeddruk het hoogst?
in het begin van de circulatie = 100 mmHg = gemiddelde BD
waar kent de BD het meeste verlies?
kent is de plaats waar de weerstand het grootste is => daling van de BD door wrijving op de wanden vd bloedvaten => verval thv arteriolen (weerstandsvaten) en voor de capillairen
veranderingen in flowsnelheid
De snelheid van bloed verandert doorheen het capillair systeem, verlaagt sterk
verdeling van bloedvolume over verschillende compartimenten
7% in de linkerventrikel
13% in de arteriën
7% in de capillairen en arteriolen
Tot 65% in de venen, venulen en veneuze sinussen
arteriën: soort vat
conductievaten
bloed geleiden naar periferie
arteriolen
weerstandsvaten -> weerstand is hier het grootst
capillairen
uitwisselingsvaten -> lage druk, lage flowsnelheid
venen en venulen
capaciteitsvaten -> grote hoeveelheid bloed bevatten
arteriën (eig)
o Dikke wand -> laplace = hoge druk aankunnen
o Grote hoeveelheid gladde spiercellen
o Groot # elastische vezels = Windkessel
arteriolen (eig)
o Veel minder elastische vezels
o Vooral gladde spiercellen => vasoconstrictie en vasodilatatie => weerstand te regelen door straal van vat aan te passen
capillairen (eig)
o Dunne wand = want diffusie
o 1 cellaag = endotheel
venen en venulen (eig)
o Veel elastische vezels
o Capaciteitsvaten dus groot uitzettingsvermogen
o Gladde spiercellen = venoconstrictie
(samentrekken -> regeling van veneuze terugkeer naar hart: zie later)
aanpassingen die de veneuze terugkeer helpen
- skeletspierpomp + veneuze kleppen
- ademhalingsbewegingen
skeletspierpomp + veneuze kleppen
De venen zijn anatomische strategisch gepositioneerd zijn tussen de spieren.
Wanneer de spier samentrekt, worden de venen gecomprimeerd worden bloed wordt uit deze bloedvaten geduwd
Bloedvaten vertonen klepjes die slechts in 1 richting opengaan bloed wordt uit de venen + slechts in 1 richting geduwd (richting het hart)