HOOFDSTUK 32 Flashcards

GI stelsel

1
Q

de 3 belangrijke acties van het GI-stelsel

A
  • secretie
  • absorptie
  • propulsie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hepato-biliair systeem bestaat uit: …

A

lever
galblaas
dunne darm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de galwegen

A

ontspringen in de lever
aftakkingen gaan naar de galblaas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gal

A

= nodig voor vertering
= geproduceerd in de lever en tijdelijk opgeslagen in de galblaas
= wordt afgevoerd naar dunne darm via sfincter van Oddi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de 3 acties regeling?

A
  • absorptie = niet geregeld (buiten Ca)
  • secretie en motiliteit = beter geregeld obv noden van lichaam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vertering controle?

A
  • neuronaal
  • hormonaal
  • paracriene
    processen getriggered door voedselbestanddelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ENS

A

= enterisch neuronale plexus
= gut brain
= deel van het autonoom zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de 2 plexussen van ENS

A
  • plexus van Meisner
  • plexus van Auerbach
    staan in connectie met hersenen en ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ENS bestaat uit

A

zowel spiercellen als kliercellen
= regelt zowel de motiliteit als de secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hormoonproductie van de maag

A
  • gastrine (G-cellen)
  • somastatine (D-cellen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verschillende soorten cellen in de maag (6)

A
  • muceuze nekcellen
  • parietale cellen
  • chief cellen
  • D cellen
  • G cellen
  • enterochromafine cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hormoonproducerende cellen

A

D- en G-cellen
= gastrine en somastatine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

maagzuur (secreet)

A

= secretie die enorm goed verloopt voor de vertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

parietale cellen worden geactiveerd door 3 verschillende prikkels (hormonaal + welk deel?)

A
  • acetylcholine = door nervus vagus
  • histamine = door enterochromafine cellen
  • gastrine = door G cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bij daling van pH = D-cellen?

A

D-cellen produceren somastatine om parietale cellen af te remmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

product van parietale cellen?

A

HCl

17
Q

product van Chief cellen

A

Pepsinogeen

18
Q

product muceuze nekcellen

A

slijm

19
Q

product enterochromafine cellen

A

histamine

20
Q

product van G cellen

A

gastrine

21
Q

product van D cellen

A

somastatine