HOOFDSTUK 15 Flashcards

gasuitwisseling in de longen en de weefsels

1
Q

geïsoleerde long

A
  • V verhoogt
  • hoe hoger de p, hoe groter de long zal worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

geïsoleerde thoraxwand

A
  • lucht onder druk in blazen
  • hoe hoger de p in de thoraxactiviteit, hoe groter de thorax gaat worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

compliance

A

= geeft aan hoe rekbaar iets is
- hoe groter de compliance van de long, hoe makkelijker ze gaat uitrekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de compliance hangt af van 2 factoren:

A
  • weefselkrachten
  • water-oppervlakte krachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

weefselkrachten

A

= eiwitten die zich in de interstitiële ruimte bevinden
= collageen en elastine
- emfyseem
- fibrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

emfyseem

A

= sterk verhoogde compliance
- longblaasjes verdwijnen
- interstiteel weefsel verdwijnt
- uitademen wordt moeilijker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

fibrose

A

= opstapeling van collageen tussen de longblazen
- diffusie-afstand tussen longblaasje en capillair neemt toe
- afname van compliance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

water-oppervlakte krachten

A

= in de longen zit lucht
= contactoppervlak tussen water en lucht
- oppervlaktespanning van water zorgt ervoor dat het contactoppervlak zo klein mogelijk blijft
- drastische daling van oppervlaktespanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

RSD = respiratory distress syndrome

A

= premature baby’s
= te weinig surfactant
= longblaasjes hebben de neiging om dicht te klappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

regeling van luchtweerstand -> medicatie

A
  • acetylcholine gemedieerde bronchoconstrictie
    = acetylcholine bindt op muscarine-3-receptoren
    = bronchoconstrictie
  • orthosympatisch systeem
    = noradrenaline en adrenaline
    = bronchodilatatie
  • histamine
    = met allergische aanleg bronchospasmen inductie
  • leukotrienen
    = LTC4 en LTD4 induceren bronchoconstrictie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

alveolaire ventilatie

A

= het uitwisselen van lucht in de alveoli
= 4L/min lucht dat in en uit de alveoli wordt gehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dode ruimte

A

= de ruimte in de luchtwegen waar geen gasuitwisseling plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1 ademhalingscyclus (volumes)

A
  1. einde van normaal uitademen
    = 2700 mL voor gasuitwisseling
    = 150 mL dode ruimte
  2. rustig uitademen (tidaal volume = 500 mL)
    = 150 mL dode ruimte
    = 150 mL + 350 mL uitgeademd
  3. einde normale expiratie
    = 150 mL gebruikte lucht
    = 2200 mL voor gasuitwisseling
  4. inademen van 500 mL
    = 150 mL gebruikte lucht gaat naar longen
    = 150 mL verse lucht wordt ingeademd voor dode ruimte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

alveolair minutenvolume

A

= hoeveelheid lucht in/uit alveolen per minuut
= 4,2 L/min

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

restructief longlijden
obstructief longlijden

A

= probleem met longvolume en capaciteit
= obstructie in de luchtwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

longfibrose

A

= opstapeling van bindweefsel in de ruimte tussen alveoli
= totale longcapaciteit daalt

16
Q

pneumothorax

A

= een van de longen klapt dicht
= restrictie van totale longcapaciteit

17
Q

neuromusculaire aandoeningen

A

= ALS
= poliomyelitis

18
Q

1 seconde waarde

A

= maximaal uitademen
= hoeveel % van het totale longvolume kan een persoon uitblazen in 1 seconde (80%)

19
Q

tiffenau verhouding

A

= 1 seconde waarde / vitale capaciteit