Hoofdstuk 24 - Farmaca Bij Affectieve Stoornissen Flashcards
1
Q
Monoamine theorie van depressie
A
- Theorie stelt dat depressie het resultaat is van een functioneel deficiënte monoaminerge (NA en/of 5-HT) transmissie in de hersenen
- Hypothese in eenvoudige vorm niet langer houdbaar als verklaring, toch blijft de farmacologische manipulatie van de monoamine-transmissie de meest succesvolle therapeutische benadering
2
Q
Antidepressiva: Werkingsmechanismen
A
- Heropnameremmers van 5-HT en/of NA:
1) TCA –> inhibitie opname 5-HT en/of NA door monoaminerge zenuwuiteinden en faciliteren dus acuut de transmissie
2) SSRI –> inhiberen preferentieel de opname van 5-HT - Enzymeremmers (MAO-remmers): inhiberen 1 of beide vormen in de hersenen –> toename hoeveelheid NA en 5-HT in cytosol van zenuwuiteinden. Inhibitie MAOa correleert met antidepressieve activiteit. Selectieve MAOa-remmers werden recent geïntroduceerd
- Receptorantagonisten –> Mirtazapine
- Minstens 2 weken nodig voor gunstige effecten, maar farmacologische effecten vrijwel onmiddellijk
3
Q
Antidepressiva: TCA
A
- Werking –> Blokkering opname NA, 5-HT: gedemethyleerde verbindingen (secundaire verbindingen) zijn meer effectief op remming van NA-opname, de gemethyleerde verbindingen (tertiaire verbindingen, amitriptyline) meer op remming van 5-HT-opname. De tertiaire kunnen metabool omgezet worden tot de secundaire.
- Zijn chemisch verwant aan fenothiazines en thioxanthenen + sommigen hebben een gelijkaardige receptorblokkerende werking
- Belangrijkste nevenwerkingen:
1) Blokkeren alfa-receptoren –> orthostatische hypotensie (sec < tert), 2) blokkeren muscarine-receptoren –> droge mond, troebel zicht, constipatie (sec < tert), 3) blokkeren H1-receptoren –> sedatie (sec < tert). gevaarlijk bij overdosis: veroorzaken o.a. hartritmestoornissen - Onderhevig aan interacties met GM (verminderde afbraak TCA) en alcohol (potentiëring van de effecten van alcohol–> onderdrukking van de ademhaling)
4
Q
Antidepressiva: SSRI
A
- Fluoxetine
- SSRI = meest voorgeschreven antidepressivum, ook gebruikt bij enkele andere psychiatrische indicaties
- SSRI inhiberen preferentieel de opname van 5-HT
- Therapeutisch effect na 2-4 weken
- Nevenwerkingen: relatie met de verschillende 5-HT-receptoren
- Belangrijkste voordelen t.o.v. TCA en MAO-I:
1) Geen anticholinerge neveneffecten
2) Geen cardiovasculaire neveneffecten
3) Geringe acute toxiciteit - Sommigen kunnen afbraak andere farmaca verminderen door inhibitie cyt P450
- Combo met MAO-I –> serotoninesyndroom mogelijk (verwardheid, hyperthermie, hypertranspiratie, clonus, hypertonie, tremor)
5
Q
Antidepressiva: Sint-Janskruid
A
- = Hypericum perforatum
- Effectief bij patiënten met milde tot matige depressie
- Werkingsmechanisme: inhibitie heropname 5-HT (suggestie)
- Klinisch belangrijke interacties:
1) Inductie van CYP3A4 –> dalen plasmaspiegels van cyclosporine, digoxine, theofylline, orale anticoagulantia, carbamazepine, fenobarbital en fenytoïne
2) Inductie van P-gp - Associatie ethinylestradiol + desogestrel –> doorbraakbloedingen
6
Q
Antidepressiva: Andere monoamine-opname remmers
A
- NA-selectieve (reboxetine) en niet-selectieve (duloxetine, bupropion)
- Minder risico cardiale effecten in vergelijking met TCA
7
Q
Antidepressiva: MAO-I
A
- MAO aanwezig in adrenerge en serotonerge neuronen, belangrijk voor intraneuronale concentratie van NA en 5-HT.
- MAO ook rol in inactivatie van endogene en toegediende aminen
- 2 verschillende moleculaire vormen:
1) MAO-A: substraatspecificiteit voor NA en 5-HT, inhibitie door moclobemide
2) MAO-B: substraatspecificiteit voor fenylethylamine, inhibitie door selegiline - Farmacologische effecten:
1) Toename hoeveelheid 5-HT, NA en DA in hersenen
2) Biochemisch effect veel sneller dan therapeutisch effect (zoals TCA) - Niet-Selectieve irreversibele inhibitoren van MAO-A en MAO-B worden weinig gebruikt + interactie met andere farmaca en voedingsstoffen: 1) Kaasreactie –> inname tyraminebevattende stoffen want tyramine kan niet meer gemetaboliseerd worden in darmmucosa en lever. Dit geeft een toename van het indirect sympaticomimetisch effect (hypertensieve opstoten en gevaar voor hersenbloedingen); 2) Mogelijke toename van effect van sympathicomimetica; 3) CAVE: MAO-I met stoffen met serotonerge werking (SSRI, TCA) kan een serotoninesyndroom uitlokken
- Selectieve reversibele inhibitor van MAO-A: moclobemide –> geringere interacties met tyraminerijke voeding en TCA. Effect van sympathicomimetica kan wel nog toenemen. Zelfde CAVE als hierboven.
8
Q
Antidepressiva: Andere antidepressiva
A
- Heterogene groep, geen gemeenschappelijk werkingsmechanisme
- Opdeling in 2 categorieën:
1) Farmaca die opname NA remmen, maar geen TC-structuur hebben (reboxetine) –> Geen effect op de opname van 5-HT
2) Farmaca die de opname van amines niet beïnvloeden zoals mirtazapine –> blokkeert presynaptische alfa2-receptoren op NA en 5-HT neuronen –> vuurfrequentie van serotonerge en noradrenerge neuronen verhoogt + toename afgifte 5-HT en NA. Mirtazepine antagoneert ook postsynaptische 5-HT2 en 5-HT3-receptoren - Eveneens vertraagde therapeutische respons
9
Q
Stemmingsstabilisatoren: Lithium
A
- Anorganisch ion dat oraal wordt toegediend als lithiumcarbonaat
- Werking: inhibitie van fosfatasen (interferentie met IP3-vorming) en inhibitie van het glycogeensynthase kinase. Talrijke en complexe effecten op NTsystemen
- Kan manie en depressie onder controle brengen.
- Wordt vnl profylactisch gebruikt bij bipolaire depressie. Snelle controle van een acute aanval van manie kan het gebruik van een neurolepticum vereisen
- Lange plasma-halfwaardetijd en nauw therapeutisch venster –> veel neveneffecten + monitoring plasmaconcentratie is essentieel
- Vertoont interacties met vele farmaca (diuretica, NSAIDs, ACE-remmers, sartanen, SSRI, …) en voedingsmiddelen (toegenomen of verminderde natriuminname –> relatie tussen natriumhoeveelheid en lithiumexcretie)
- Natriumdepletie vermindert excretiesnelheid lithium –> daarom effect versterkt door diuretica