Hoofdstuk 14 - Het Hart Flashcards
Middelen die de myocardcellen rechtstreeks beïnvloeden
- Antiaritmica
- Inotrope stoffen
- Autonome NT en verwante stoffen
Middelen die de hartfunctie op een indirecte wijze beïnvloeden
- Anti-anginosa
* Stoffen die gebruikt worden in behandeling van hartfalen: 1) diuretica, 2) ACE-inhibitoren
Middelen die zowel een direct als een indirect effect hebben op de myocardcellen
Ca2+-antagonisten –> indirect effect door dilatatie van de arteriolen
Mechanisme ritmestoornissen
- Rust –> hart is gepolariseerd en bezit een aantal celgroepen die fungeren als pacemaker –> enkele malen per minuut treedt er spontane depolarisatie gevolgd door een AP.
- AP wordt doorgegeven aan naburige hartspiercellen
- Via snel geleidende bundels vrijwel gelijktijdig depolarisatie en contractie
- Belangrijkste pacemaker is normaal in sinusknoop
- P-top ECG –> depolarisatie en contractie boezems
- Hierna ondervindt geleiding vertraging in AV-knoop
- QRS-complex ECG –> gelijktijdig depolarisatie en contractie van ventrikels
- T-top ECG –> repolarisatie van de ventrikels
Fasen van de AP
1) Snelle depolarisatie –> Natrium-influx via snelle natriumkanalen
2) Partiële repolarisatie –> inactivate snelle natriumstroom
3) Plateaufase –> trage inwaartse (depolariserende) calcium stroom via calciumkanalen
4) Repolarisatie –> kalium efflux
5) Herstel natrium-kalium evenwicht door natrium-kalium-pomp
Aritmie/ritmestoornis
- Elk ritme waarbij niet-fysiologische afwijkingen in frequentie of regelmaat van een sinusritme optreden of waarbij de impuls buiten de sinoatriale knoop ontstaat
- Komt voor bij: 1) niet-fysiologische afwijkingen in frequentie of regelmaat sinusritme (bradycardia, tachycardie), 2) prikkelvorming buiten sinusknoop (ectopie), 3) stoornis in de geleiding van de prikkel (AV-blok, bundeltakblok)
Indeling ritmestoornissen
- Volgens plaats van ontstaan van de impuls –> supraventriculair (SA-knoop, atria en AV-junctie) en ventriculair (LV, RV, ventrikelseptum, bundeltakken en Purkinjevezels)
- Volgens een toe- of afname van het ritme –> tachycardie of bradycardia
Oorzaken ritmestoornissen
- Vertraagde nadepolarisatie die ectopische prikkels en contracties kan genereren
- Re-entry fenomeen t.g.v. een unidirectionele geleidingsblok
- Ectopische pacemaker activiteit
- Hartblok
Tachy-aritmie
- 3 of meer opeenvolgende elektrische impulsen komen uit dezelfde pacemaker of uit hetzelfde hartcompartiment met een frequentie van meer dan 100/minuut
- Kunnen in aanvallen of chronisch voorkomen
- Kunnen veroorzaakt worden door stoornissen in de impulsvorming, impulsgeleiding of een combinatie van beide
Stoornissen in de impulsvorming
- Verhoogd automatisme –> spontaan ontstaan van de impuls
- Getriggerde activiteit –> depolariserende oscillaties van de membraanpotentiaal –> worden geïnduceerd door voorafgaande AP’s, tijdens repolarisatiefase van AP (vroege nadepolarisaties) of na de repolarisatiefase (late nadepolarisatie).
Vertraagde nadepolarisatie
Door een inwaartse natriumstroom die het gevolg is van een hoge [Ca2+]i –> dus door activering van de Na+/Ca2+-pomp
Nadepolarisaties
- Vroege nadepolarisaties spelen een rol bij het ontstaan van torsade de pointes-type ventriculaire tachycardie. Verhoogd risico op torsade de pointes door GM die repolarisatie kunnen verlengen en dus een lange QT-tijd veroorzaken (Sotalol en haloperidol)
- Late nadepolarisaties spelen een rol bij aritmieën geïnduceerd door overdosering van digoxine
Re-entry/cirkelbeweging
Een circuit bestaande uit 2 wegen zijn in het proximale en in het distale traject met elkaar verbonden. Een impuls doorloopt herhaaldelijk het circuit en bij de cirkelbewegingen worden de hartcompartimenten steeds weer geëxciteerd –> leidt tot tachy-aritmie
Ectopische pacemakeractiviteit
Gefaciliteerd door catecholaminen of ischemische beschadiging
Hartblok
Door een beschadiging van de AV-knoop of van het ventriculair geleidingsweefsel
Indeling anti-aritmica
- Gebeurt op grond van in vitro-effecten op de ionenstromen over de celmembraan van de Purkinjecellen tijdens depolarisatie en repolarisatie
- 4 verschillende klassen: 1) blokkeren de snelle Na+-kanalen, 2) reduceren van de sympathische tonus, 3) verlengen van de refractaire periode van het myocard, 4) blokkeren van de trage inwaartse Ca2+-stroom
Klasse 1 anti-aritmica
- Blokkeren van de snelle Na+-kanalen
- Membraanstabiliserende middelen –> remmen de snelle Na+-instroom tijdens de snelle depolarisatiefase –> verlaagt het maximale voltage en de stijgsnelheid van de fase
- Na+-kanalen: 1) hebben 3 functionele statussen (rust, open, refractair), 2) tijdens depolarisatie van rust naar open (activering), 3) tijdens repolarisatie wordt de rusttoestand hersteld
- Beste binding wanneer in open status
- Vertoont use-dependency
- Klasse-I anti-aritmica worden opgedeeld in 3 subklassen naarmate hun effect op de duur van de AP
Use-dependency
Hoe frequenter de kanalen geactiveerd worden, hoe beter de klasse I stoffen zich binden en hier meer uitgesproken de blokkade.
Deze stoffen beïnvloeden vooral de hoogfrequente excitaties van het myocard, zonder beïnvloeding van de normale frequentie.
Subklassen klasse 1 anti-aritmica
1) middelen uit Ia verlengen de AP-duur –> disopyramide (gematigde blokkade)
2) middelen uit Ib remmen de repolarisatie niet of slechts in geringe mate–> ze verkorten de duur van de AP (lidocaïne), snelle binding aan en dissociatie van Na+-kanalen
3) middelen uit Ic verlengen de duur van de AP in geringe mate –> flecaïnide –> sterke Na+-kanaal blokkade