Hoofdstuk 21 - Andere Transmitters En Modulatoren In Het CZS Flashcards
1
Q
Noradrenaline (NA) in het CZS
A
- Mechanismen synthese, opslag, vrijstelling, heropname –> Hetzelfde in CZS als in periferie, hetzelfde voor de receptoren
- Werking NA –> vnl inhiberend (beta-receptoren), soms exciterend (alfa- of beta-receptoren)
- Noradrenerge transmissie belangrijk in:
1) Waakzaamheid en alertheid
2) Bloeddruk regulatie
3) Controle van de stemming (deficiëntie –> depressie)
4) werking beloningssysteem - Psychotrope farmaca die (gedeeltelijk) inwerken op noradrenerge transmissie in CZS –> antidepressiva, cocaïne, amfetamine.
- Sommige antihypertensiva (clonidine, methyldopa) -> vnl inwerken op noradrenerge transmissie in CZS
2
Q
Dopamine in het CZS
A
- Zowel een NT als precursor voor NA
- Via MAO, aldehydedehydrogenase en COMT afgebroken tot DOPAC en HVA –> wordt via de urine uitgescheiden
- 3 voorname dopaminerge banen:
1) Nigrostriatale banen –> motorische controle
2) mesolimbische/mesocorticale banen –> vanuit celgroepen in de middenhersenen naar delen van het limbisch systeem: betrokken bij emotie en GM-geïnduceerde beloningssystemen
3) Tubero-hypofysaire neuronen –> vanuit hypothalamus naar hypofyse –> regulatie secretie hypofyse - Regeling vrijstelling hormonen uit hypofyse door dopamine:
1) Inhibitie vrijstelling prolactine
2) Stimulatie vrijstelling groeihormoon - Dopamine –> ook inwerken op chemoreceptor-trigger zone: nausea en braken
- 2 families dopaminereceptoren:
1) D1 –> stimulatie adenylaatcyclase. Omvat D1- en D5 subtype
2) D2 –> inhibitie adenylaatcyclase. Omvat D2, D3 en D4 subtype - Gekende functies dopamine vnl gemedieerd door receptoren D2-familie (deze receptoren mogelijks ook betrokken bij schizofrenie)
- Ziekte van Parkinson –> geassocieerd met deficiëntie nigrostriatale dopaminerge neuronen
- Gedragseffecten overmaat dopaminerge activiteit uit stereotype gedragspatronen –> kunnen uitgelokt worden door stoffen die dopamine vrijstellen (amfetamine) en dopamine-agonisten
3
Q
5-Hydroxytryptamine (5-HT) in het CZS
A
- Processen synthese, opslag, vrijstelling, heropname en afbraak –> in hersenen gelijkaardig aan die van periferie
- Beschikbaarheid tryptofaan –> belangrijkste factor die synthese reguleert
- Urinaire excretie 5-hydroxy-indolazijnzuur (5-HIAA) = maat voor 5-HT turnover
- 5-HT neuronen geconcentreerd in raphe nuclei in pons en medulla + projecteren diffuus naar cortex, limbisch systeem, hypothalamus en ruggenmerg, gelijkaardig aan noradrenerge projecties
- Functies geassocieerd met serotonerge banen:
1) Voedingsgedrag
2) Controle van stemming en emotie
3) Controle waakzaamheid /slaap
4) Controle van sensoriële banen waaronder nociceptie
5) Controle lichaamstemperatuur
6) Braken - 5-HT kan inhiberende of exciterende effecten uitoefenen op individuele neuronen (pre- of postsynaptisch)
- Belangrijkste subtypen 5-HT-receptoren in CZS: 5-HT1a, 5-HT1b, 5-HT1d, 5-HT2, 5-HT3
- Associaties gedrags- en fysiologische functies met deze receptoren is slechts gedeeltelijk gekend
- Andere subtypen (5-HT4-7) komen ook voor maar weinig gekend over functie
- Serotoninesyndroom –> Verwardheid, Hyperthermie, Hypertranspiratie, Clonus, Hypertonie, Tremor
4
Q
Acetylcholine (ACh) in het CZS
A
- Synthese, opslag, vrijstelling –> in CZS hetzelfde als in periferie
- Belangrijke banen:
1) Magnocellulaire kernen van basale voorhersenen –> zenden diffuse projectie naar de meeste structuren in de voorhersenen
2) Septohippocampale projectie
3) Korte interneuronen in het striatum en nucleus accumbens
4) Recurrente inhiberende banen vanuit spinale motorneuronen - Sommige neurodegeneratieve ziekten (dementie en ziekte van Parkinson) –> gepaard met afwijkingen in cholinerge banen
- Nicotine- en muscarine-receptoren komen ook voor in CZS
- Nicotinereceptoren mediëren centrale effecten van nicotine. Ze zijn vnl presynaptisch gelokaliseerd –> weinig voorbeelden van transmissie gemedieerd door postsynaptische nicotinereceptoren
- Muscarinereceptoren mediëren de belangrijkste gedragseffecten geassocieerd aan Ach (wakker zijn, leerproces, kortetermijngeheugen)
- Centraal werkende anticholinergica (hyoscine) –> geheugenverlies
5
Q
Andere transmitters en modulatoren: Histamine
A
- Voldoet aan criteria voor NT
- Histaminerge neuronen –> ruime verspreiding (H1, H2, H3 wijdverspreid in hersenen)
- Functie niet goed gekend
- H1-receptor antagonisten –> sterk sedatief en anti-emetisch
6
Q
Andere transmitters en modulatoren: Purines
A
- Adenosine en ATP –> Transmitters en/of neuromodulatoren (neuronale banen nog niet gedefinieerd)
- Adenosine –> inhiberende effecten via A1- en A2-receptoren –> sedatieve, anticonvulsieve en neuroprotectieve effecten. Methylxanthines = antagonisten t.h.v. A2-receptoren, doen waakzaamheid toenemen
7
Q
Andere transmitters en modulatoren: Melatonine
A
- Gesynthetiseerd uitgaande van 5-HT, vnl in epifyse –> wordt van hieruit vrijgesteld als een circulerend hormoon
- Secretie gecontroleerd door lichtintensiteit (laag overdag, hoog ‘s nachts)
- Vezels uit retina naar suprachiasmatische nucleus –> controleert epifyse via sympatische innervatie
- Melatonine werkt in op verschillende typen receptoren in hersenen en periferie
- Oraal toegediend –> sedatie
- Herstelt instelling biologische klok –> wordt toegepast tegen jet-lag
- Andere mogelijke werkingen zoals op de stemming en de immuunfunctie zijn controversieel