Hoofdstuk 10 - Lokale Hormonen, Ontsteking En Allergie Flashcards

1
Q

Histamine: Biosynthese, weefsels en metabolisme

A

Mestcellen, basofielen:

  • Histamine opgestapeld in granules
  • Trage turn-over
  • Afgifte door degranulatie (modulatie door Ca2+) –> 1) Bij activatie specifieke membraanreceptoren op mestcellen door complementfactoren C3a en C5a; of 2) wanneer een antigen reageert met IgE-moleculen op de celmembraan, of 3) onder invloed van sommige basische farmaca, detergenten, sommige voedingsmiddelen of fysische factoren

Histaminocyten: maag, hersenen, epidermis

  • Snelle turn-over
  • Gesecreteerd, niet gestockeerd (behalve neuronen?)
  • Komt vrij o.i.v. bepaalde hormonen en NT in maag en CZS
  • Stimuleert maagzuursecretie via H2-receptoren

Hartspierweefsel en glad spierweefsel: rol in regulatie frequentie en amplitude van contractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Belangrijkste effecten histamine

A

Effecten tot stand via 3 types receptoren: H1-, H2-, H3-receptor

  • Algemeen –> Contractie SMCs (bronchi via H1)
  • Indirecte VD via vrijstelling NO uit endotheelcellen (H1-receptoren)
  • Verhoogde vasculaire permeabiliteit (H1) –> vnl in postcapillaire venules
  • Prikkeling sensibele zenuwuiteinden (H1) –> jeuk, pijn
  • Verhoogde maagzuursecretie (H2)
  • Stijging hartactiviteit (H2)
  • H3-receptoren op presynaptische zenuwuiteinden –> inhiberen vrijstelling van verschillende NT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Rol histamine in fysiopathologie

A
  • Stijging maagzuursecretie (H2) –> behandelen met H2-antagonisten
  • IgE-gemedieerde overgevoeligheidsreacties:
    1) Allergische rhinitis + conjunctivitis (H1) –> behandelen met H1-antagonisten
    2) Urticaria = netelroos (H1) –> behandelen met H1-antagonisten
    3) Anafylactische shock –> overmatige activering mestcellen via IgE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

H1-antihistaminica: Competitieve H1-antagonisten

A

2de generatie H1-antihistaminica:

  • Cetirizine, loratidine, …
  • Mindere doordringing door BHB en minder aanleiding tot sedatie
  • Minder anticholinerge bijwerkingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Klinisch gebruik H1-antihistaminica

A
  • Allergische reacties –> allergische rhinitis, urticaria, insectenbeten, overgevoeligheid voor GM (cetirizine, loratidine)
  • Anti-emetica + preventie bewegingsziekte (cinnarizine)
  • Sedativa (kleuter met allergische aandoening voor bedtijd –> promethazine)
  • Weinig waarde bij: astma, “common cold”, hoest of lokaal anestheticum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indirect werkende H1-antihistaminica

A

Natriumcromoglycaat, ketotifen:

  • Mechanisme onduidelijk: Mogelijke stabilisatie mestcellen —> remming vrijstelling histamine + andere mediatoren (leukotriënen en platelet activating factor)
  • Profylactisch actief bij allergische reacties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Prostaglandinen: Biosynthese en afbraak

A

Inhibitie biosynthese:

  • Vrijstelling arachidonzuur uit fosfolipiden kan geblokkeerd worden door glucocorticoïden t.g.v. verhoogde aanmaak annexine-1 (lipocortine 1)
  • Glucocorticoïden verhinderen expressie COX2
  • Cyclo-oxygenase wordt geremd door NSAIDs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Functie van de prostaglandinen: Algemeen

A
  • PGE2, PGI2, PGD2 –> Zeer potente VD stoffen (roodheid). Ze verhogen niet op zichzelf de vasculaire permeabiliteit, maar potentiëren de effecten van histamine, bradykinine, … (meer zwelling en oedeem)
  • Eenzelfde potentiërend effect PGs t.h.v. pijngevoelige zenuwuiteinden –> versterken daar het algogeen of pijnverwekkend effect van bradykinine of histamine
  • PGE2 ook rol bij ontstaan koorts. In hypothalamus beïnvloedt het het thermoregulatiecentrum –> thermostaat wordt hoger gezet –> stijging lichaamstemperatuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Functie van de prostaglandinen: PGI2

A
  • Prostacycline
  • Biosynthese in endotheelcel
  • Werkt in op IP-receptoren + verhoogt cAMP + werkt inhiberend
  • VD via cAMP sommige BV
  • Remt BP-aggregatie via cAMP
  • Verhoogt nierperfusie en Na+-excretie –> vnl bij patiënten met hartfalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Functie van de prostaglandinen: TXA2

A
  • Tromboxaan A2
  • Biosynthese vnl in BP
  • Werkt in op TP-receptoren; stijging Ca2+; exciterend
  • VC en bronchoconstrictie
  • Stimuleert BP-aggregatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Functie van de prostaglandinen: PGE2

A

Belangrijkste effecten via:

  • EP1-receptor: contractie SMC bronchi en GIS
  • EP2-receptor: relaxatie SMC bronchi, GIS en BV. Door VD is er roodheid; potentiëring oedeemvorming door bradykinine en histamine
  • EP3-receptor:
    1) Inhibitie maagzuursecretie
    2) Inhibitie lipolyse
    3) Inhibitie NT-vrijstelling
    4) Toename mucussecretie maagwand (cytoprotectief effect)
    5) Contractie uterus
    6) Contractie SMC GIS
  • Koorts mediator
  • Sensibilisatie sensorische zenuwuiteinden —> pijnverwekkend effect andere mediatoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Functie van de prostaglandinen: PGF2𝜶

A
  • Werkt in op FP-receptor
  • Contractie van uterus
  • Veroorzaakt luteolyse van corpus luteum en bronchoconstrictie bij niet-primaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Functie van de prostaglandinen: PGD2

A
  • Vnl gevormd in mestcellen
  • Werkt in op DP-receptoren
  • Veroorzaakt VD en inhibeert aggregatie van BP
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Klinische toepassingen prostaglandinen

A

Gynaecologie + verloskunde:

  • Beëindigen van de zwangerschap (abortifaciens, misoprostol)
  • Inductie arbeid (misoprostol)
  • Postpartum bloedingen

GI:
* In combinatie met NSAIDs om maag/duodenum ulceraties te voorkomen (misoprostol)

Cardiovasculair:

  • Openhouden ductus arteriosus bij pasgeborene met bepaalde congenitale defecten
  • Inhibitie BP-aggregatie tijdens hemodialyse
  • Primaire pulmonaire hypertensie

Oftalmologie:
* Dalen intra-oculaire druk bij patiënten met open-hoek glaucoma (latanoprost)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Leukotriënen: LTB4

A
  • Werkt in op specifieke receptor
  • Potente chemotactische stof
  • Veroorzaakt adhesie en activering van polymorfonucleairen en monocyten
  • Stimuleert proliferatie en cytokineproductie door macrofagen en lymfocyten
  • Belangrijke mediator in talrijke ontstekingsprocessen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Leukotriënen: LTC4 en LTD4

A
  • Werken in op specifieke receptoren (CysLT-receptoren)
  • Veroorzaken contractie van GSC van de bronchi (Rol in astma pathologie)
  • VD in meeste BV m.u.v. coronairen
17
Q

Bradykininen

A
  • Nonapeptide uit kininogeen gevormd onder invloed van kallikreïne
  • Prekallikreïne = inactieve vorm van kallikreïne in plasma
  • Omzetting tot actief kallikreïne onder invloed van geactiveerde Hageman factor (activering door collageen, bacteriële lipopolysachariden, uraat kristallen)
  • Afbraak bradykinine door:
    1) Kininase 1 tot des-Arg-BK
    2) Dipeptidase kininase 2
    3) ACE (op luminale oppervlakte endotheelcellen in de long)
18
Q

Farmacologische effecten bradykinine

A
  • VD (arteriolen vnl endotheel-afhankelijk via productie NO en PGI2
  • Verhoogt vasculaire permeabiliteit (venulen)
  • Stimulatie pijngevoelige zenuwuiteinden
  • Stimulatie ionentransport in epitheelcellen + veroorzaakt toename vloeistofsecretie LW + GIS
  • Contractie SMC uterus + GIS
19
Q

Extra info: H1-antihistaminica

A
  • Werken niet uitsluitend op H1-receptoren, ook op muscarine 5-HT-receptoren
  • 1ste generatie –> naargelang scheikundige klasse wisselende sedatie en anticholinerge bijwerkingen:
    1) Promethazine –> sedatieve, anticholinerge en anti-emetische effecten
    2) Cinnarizine –> weinig sedatieve en anticholinerge effecten, wel anti-emetische effecten
  • 2de generatie –> cetirizine
    1) Niet door BHB –> weinig sedatie
    2) Weinig anticholinerge bijwerkingen
20
Q

Extra info: Prostaglandinen

A
  • COX zet arachidonzuur om tot cyclische endperoxides PGG2 en PGH2
  • 2 vormen COX:
    1) COX1 –> constitutief aanwezig
    2) COX2 –> geïnduceerd door pro-inflammatoire cytokines en endotoxines
  • PGH2 wordt omgezet tot PGI2 (VD, anti-aggregatie), PGE2 (vnl pro-inflammatoir, anti-inflammatoir in hoge concentraties), TXA2 (VC, induceert BP-aggregatie)
  • NSAIDs inhiberen COX
  • Glucocorticoïden onderdrukken COX2-expressie
21
Q

Extra info: Leukotriënen

A
  • 5-lipoxygenase zet arachidonzuur om tot LTA4 –> wordt verder omgezet tot LTB4 (chemotactisch) of tot een reeks cysteinyl-leukotriënen (sulfidopeptideleukotriënen), nl LTC4, LTD4 en LTE4 (bronchoconstrictie)
  • Zafirlukast –> LTC4 en LTD4 antagonist