Hoofdstuk 20 - Aminozuren als transmitters Flashcards
1
Q
Exciterende AZ (EAA)
A
- Belangrijkste snelle NT in CZS
- Glutamaat: vnl gevormd uit intermediaire stof van CZC (alfa-oxoglutaraat) d.m.v. GABA-aminotransferase
- 4 grote EAA-receptor subtypen: 1) NMDA, 2) AMPA, 3) kaïnaat, 4) metabotrope
- NMDA, AMPA en kaïnaat-receptoren–> direct gekoppeld aan kationkanalen
- Metabotrope receptoren –> werken via intracellulaire 2nd messengers
- Kanalen gecontroleerd door NMDA-receptoren –> sterk permeabel voor Ca2+ + worden geblokkeerd door Mg2+. Ze mediëren trage exciterende antwoorden + door effect op controle Ca2+-toegang spelen ze rol in controle synaptische plasticiteit
- AMPA- en kaïnaat receptoren –> betrokken in snelle exciterende transmissie
- NMDA: naast glutamaat ook lage concentraties glycine als co-agonist
- NMDA-receptor activering: verhoogd door endogene polyamides (spermine) –> werken op modulerende plaats
- Excessieve Ca2+-influx door activering NMDA-receptor —> mogelijke celdood/excitotoxiciteit
- Memantine (NMDA-receptor antagonist) —> bij ziekte van Alzheimer
- Metabotrope receptoren: gekoppeld aan G-eiwitten, IP3-vorming en vrijstelling van [Ca2+]i . Spelen een rol in glutamaat-gemedieerde synaptische plasticiteit en excititoxiciteit. Specifieke agonisten en antagonisten zijn gekend
2
Q
Inhiberende aminozuren: GABA en glycince
A
- GABA: belangrijkste inhiberende NT in hersenen, weinig in perifere weefsels. Wordt gevormd uit glutamaat door werking van glutaminezuurdecarboxylase (GAD). Werking vnl geremd door 1) heropname, 2) deaminering gekatalyseerd door GABA-transaminase
- 2typen GABA-receptoren : GABAa en GABAb
- GABAa: vnl postsynaptisch en direct gekoppeld aan chloridekanalen. Bij openen kanalen ontstaat hyperpolarisatie —> resulteert in verminderde exciteerbaarheid van de membraan. Stoffen interagerend met GABAa:
1) Benzodiazepines —> werken thv additionele bindingsplaats en vergemakkelijken de werking van GABA
2) Neurosteroïden —> endogene metabolieten van progesteron + andere CZS-onderdrukkende stoffen (barbituraten): vergemakkelijken de werking van GABA - GABAb: GPCR, gekoppeld aan inhibitie van cAMP-vorming. Veroorzaken pre- en postsynaptische inhibitie door inhibitie van Ca2+-kanalen opening en toename K+-permeabiliteit
1) GABAb-agonist —> baclofen (behandeling van spasticiteit
2) GABAb-antagonist —> nog niet in klinisch gebruik - Glycine: inhiberende transmitter vnl in ruggenmerg, werkt op eigen receptor functioneel gelijkend op GABAa-receptor
1) Competitieve glycine antagonist: strychnine (convulsieve stof)
2) Tetanustoxine: werkt vnl door vrijstelling glycine te verhinderen