Hoofdstuk 2. Indicatiestelling Flashcards

1
Q

Indicatiestelling

A

Indicatiestelling omvat het besluitvormingsproces dat uitmondt in een behandelaanbod aan de cliënt. Dit besluitvormingsproces vindt meestal plaats aan het eind van de diagnostische cyclus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Doel indicatiestelling

A

Tot een verantwoordelijke behandeling komen die zorgt voor een optimaal resultaat, gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 stappen voor indicatiestelling

A
  1. Is professionele hulp nodig? Voor hulp in de GGZ moet er een psychische stoornis zijn gediagnosticeerd met een DSM-diagnose. Er moet kritisch gekeken worden of de hulpvraag binnen de GGZ hoort en of het zinvol is om behandeling te starten.
  2. Behandeldoelen zijn in plan, bij meervoudige problematiek moet onderverdeeld worden in enkele behandeldoelen welke vastgesteld worden in een behandelplan. In geval van andere behandelaar dan indicatiesteller volgt deze vaak later.
  3. Wat is therapie aanbod? Afhankelijk van aanbod en voorkeur van cliënt en klachten moet er gekeken worden naar de juiste therapievorm. Voorkeur evidence-based
  4. Behandelcontext. Keuze voor de uitvoering van behandeling in een klinische, ambulante of poliklinische vorm en in individuele of groepsvorm
  5. Voorkeur therapeut. Bij de koppeling aan een therapeut moet rekening gehouden worden met de voorkeur van de cliënt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Modellen voor
indicatiestelling

A

Voor de besluitvorming voor een behandeling zijn er vier modellen waarbij de problematiek van cliënt invloed kan hebben op de keuze voor een model, maar over het algemeen de voorkeur uitgaat naar het overlegmodel. Clinicus en client gaan samen (eventueel met sociaal netwerk) in overleg over de opties waarbij er rekening gehouden wordt met de context van de client (collaborative care/shared decision making). Clinicus heeft de kennis en informatie maar door overleg wordt consensus bereikt over de meest passende behandeloptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Expertmodel

A

Clinicus is expert en heeft kennis over behandelmogelijkheden en doet op basis hiervan een eigen oordeel en voorstel aan de client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vertegenwoordigermodel

A

Clinicus is expert en heeft kennis over behandelmogelijkheden en neemt de beslissing, maar heeft ook oog voor de client zijn perspectief. Client kan een oordeel geven in hoeverre de behandeloptie aansluit bij zijn leven, voorkeur/ verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Consumentenmodel

A

Clinicus voorziet de client van relevante informatie voor de besluitvorming en fungeert als informatiebron. Informatie-uitwisseling is eenzijdig en de client neemt zelf een beslissing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorwaarden voor
indicatiestelling

A

De indicatiesteller moet kennis hebben over de effecten van behandelingen bij specifieke stoornissen waarvoor richtlijnen zijn opgesteld. Wanneer overeenkomst is in doelen/aard van de behandeling zal de aanvaarding en inzet van cliënt groter zijn
- Richtlijnen vertalen naar situatie van individuele client
- Kennis van sociale kaart en verschillende behandelvormen
- Inschatting maken hoeverre de cliënt de voorgestelde behandeling zal aannemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Richtijnen door ministerie van VWS

A

Richtlijn door ministerie van VWS stelt dat een interventie/therapie wetenschappelijk bewezen effectief moet zijn. Voor iedere stoornis zijn er richtlijnen over de beste evidencebased behandelingen. Richtlijnen worden in de praktijk niet altijd toegepast omdat het niet altijd toepasbaar is in iedere behandelsetting en de richtlijnen een gebrek hebben aan cliënten perspectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zorgstandaard vs
generieke
zorgstandaard

A

Zorgstandaard: Tegenwoordig is er voor iedere stoornis een zorgstandaard waarbij perspectief van client wordt meegenomen.
Generieke zorgstandaarden zijn over de stoornis heen toepasbaar (transdiagnostisch; niet aan een specifieke stoornis gekoppeld)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cliëntvariabelen
m.b.t.
indicatiestelling

A

Er zijn verschillende factoren van de cliënt die invloed hebben op een indicatie stellen
- Ernst van psychopathologie: relatie tussen ernst klachten en behandelprognose wisselt over onderzoeken. Evt. meer zichtbare veranderingen bij ernstige klachten
- Comorbiditeit: hoeft echter niet te betekenen dat er moet worden afgezien van de eerste keuze behandeling van de aanmeldklacht
- Voorgeschiedenis: eerdere behandelingen en dienst effect
- Persoonlijke eigenschappen: eigenschappen die helpen bij adequaat functioneren en betere behandelresultaten: veilige hechting, behulpzaam, motivatie, openheid voor nieuwe ervaringen, zelfreflectie
- Motivatie en therapietrouw : geen stabiele variabelen maar afhankelijk van behandelverloop en werkrelatie. Bij lage motivatie voorafgaand aan de behandeling eerst inzetten op motiverende gespreksvoering
- Leeftijdsfase: interventies moeten aansluiten bij thema’s die spelen in bepaalde fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Therapeut-
kenmerken

A

Therapeutkenmerken zijn verantwoordelijk voor 5-9% van de behandeluitkomsten. Bij de meest effectieve behandelaars zijn er 5-6 sessies nodig voor verbetering.
- Demografische kenmerken: zoals leeftijd en geslacht, hebben geen effect
- Professionele kenmerken: zoals training en ervaring, hebben geef effect
- Relatief stabiele karaktertrekken: zoals emotionele stabiliteit, normen en waarden, hebben wel een effect
- Tijdelijke variabele gedragingen: zoals het volgen van behandelprotocol, opbouwen van een relatie. Hebben wel effect, zorgen voor een betere prestatie bij flexibele modelgetrouwheid, volgen van protocol maar wel flexibel aanpassen naar de behoeften van de cliënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Groepsbehandeling

A

Weinig onderzoek naar effectiviteit van groepsbehandeling of individueel
- Groepen zijn kostenbesparend en soms net zo effectief
- Bij sociale angst vaak beter in een groep vanwege exposure element en oefenen met sociale vaardigheden
- Bij emotieregulatie vaak in een groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ambulant, deeltijd, klinisch

A

Organisaties hebben vaak eigen beleid
- In het algemeen meer ambulant vanwege kosten en doordat er weinig re-integratie is bij klinisch wat vaak meer gaat over wonen dan behandeling
- Klinisch bij crisis of eerder falen bij ambulant
- Intensivering van ambulante zorg (meerdere keren per week of deeltijd) kan bij angst en obsessieve stoornissen vaak voor snelle resultaten zorgen, ook bij ernstige klachten of risico op suïcide
- Intensieve behandeling is geïndiceerd voor EPA-cliënten (ernstig psychische aandoening) of zorg mijdende, vaak vanuit FACT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Indicaties en contra indicaties

A
  • contra: Wanneer psychosociale problemen op de voorgrond staan en deze stressoren onvoldoende ruimte geven om aan psychische klachten te werken
  • PTSS en psychotische comorbiditeit is geen contra-indicatie voor traumabehandeling (wordt vaak gedacht)
  • Bij PTSS snel starten met traumabehandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hulpverlening kan
geboden worden
binnen

A
  • POH-GGZ: bij lichte problematiek en wanneer er geen diagnose is volgens de DSM
  • Basis GGZ (generalistische GGZ): werkt vanuit KOP- model (klachten, omgeving, persoonlijke stijl)
  • Specialistische GGZ (SGGZ)
17
Q

Cliënten voor Basis
GGZ moeten aan
vijf criteria voldoen.

A
  • Psychische stoornis volgens DSM-criteria
  • Lichte tot matige problematiek
  • Risico op suïcide, geweld of psychotische decompensatie is laag tot matig
  • Enkelvoudig beeld met lage complexiteit
  • Klachten zijn aanhoudend en persisteren
18
Q

KOP model

A

Basis GGZ werkt vanuit KOP- model (klachten, omgeving, persoonlijke stijl). Aan de hand van deze dimensies wordt geïndiceerd, behandelfocus gekozen en bijbehorende behandelproduct.

19
Q

Vier
behandelproducten
basis GGZ

A
  • Kort (5 sessies + eHealth): problemen in de omgeving, focus ligt op probleemoplossende vaardigheden
  • Middel (8 + eHealth): problemen in persoonlijke stijl, focus ligt op coping strategie
  • Intensief (12 + eHealth): problemen die ernstig en invaliderend zijn, focus ligt op therapeutisch werken aan klachten
  • Chronisch (12 per jaar): voor cliënten die eerst in de SGGZ zaten maar nu stabiel zijn
20
Q

Criteria voor SGGZ
behandeling

A

Het verlengde van de basis GGZ:
o Sprake van acute, ernstige tot zeer ernstige klachten
o Sprake van een hoog complex beeld
o Sprake van hoog risico zoals suïcide, automutilatie, geweld of psychotische decompensatie

21
Q

Eigenschappen die helpen bij adequaat functioneren en betere behandelresultaten:

A

veilige hechting, behulpzaam, motivatie, openheid voor nieuwe ervaringen, zelfreflectie