H14 Obsessieve compulsieve en verwante stoornissen en H15 Disruptieve, impulsbeheersing en gedragsstoornissen Flashcards

1
Q

Realiteitsbesef bij
OCS

A

Mate waarin de client de opvattingen die horen bij OCS als reëel acht kan variëren. Mate van realiteitsbesef en inzicht in klachten moet onderzocht worden. Als client herkent dat de opvattingen niet waarschijnlijk of niet waar zijn is er een goed besef.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Etiologie OCS

A

Het is onbekend hoe OCS ontwikkeld en welke mechanisme aan ten grondslag liggen
- Genetisch: OCS is deels erfelijk bepaald, bij familie met andere gevallen van OCS komt de stoornis tweemaal zoveel voor
- Omstandigheden: stressvolle gebeurtenissen kunnen een rol spelen in ontstaan
- Brein: veranderde structuur en functies van verschillende parallelle CSTS circuits in de hersenen, en veranderde frontolimbische en front partiële verbindingen lijken onderliggend te zijn aan kwetsbaarheid. De veranderingen in structuur en functie lijken deels het resultaat te zijn van chronische symptomen. Tevens betrokkenheid van serotonerge, dopaminerge en glutamaterge systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Twee-factoren
theorie (Mowers)

A

Stelt dat klassiek geconditioneerde angst zou leiden tot het ontstaan van vermijdingsgedrag (zoals dwanghandelingen). Dit vermijdingsgedrag leidt tot angstreductie wat op zijn beurt het vermijdingsgedrag bekrachtigd. Door het optreden van het vermijdingsgedrag kan de angst niet uitdoven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Normale intrusieve
gedachten

A

Ongewenste, herhalende en obsessieve gedachten verschillen qua inhoud niet van elkaar. Intrusie komt onder 90% van de bevolking voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Onjuiste
interpretatie (Beck)

A

Beck stelde dat emoties het resultaat zijn van een onjuiste interpretatie van stimuli. De angst van OCS-cliënten die aanleiding geeft tot het verrichten van dwanghandelingen zouden geen klassiek geconditioneerde angst zijn, maar angst die voortkomt ui een onjuiste interpretatie van op zichzelf normale intrusies. Hiermee kwam hij met het meta-cognitieve model: Stelt dat metacognitie (interpretatie van intrusie) in plaats van obsessieve cognitie (de intrusie) zelf het aangrijpingspunt van behandeling moet zijn. Model is het uitgangspunt voor CGT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontstaan en
werking OCS
(cognitief model)

A

Intrusie is een normaal niet-pathologisch verschijnsel. Verschil met OCS is de onjuiste interpretatie van de intrusie die vaak gekenmerkt wordt door een overschatting van gevaar en eigen verantwoordelijkheid en door intolerantie voor onzekerheid. Metacognities die hieruit voorkomen bij OCS zorgt voor veel aandacht besteden aan intrusies, angstig worden en het gevreesde gevaar onschadelijk proberen te maken door het uitvoeren van rituelen. De optredende angst en andere negatieve emoties worden weer geïnterpreteerd als signaal van controle verlies of als bewijs voor gevaar. Emotionele reacties vergroten de kans op het optreden van meer intrusies omdat ze de kans op het opmerken van obsessieve stimuli vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Model van
O’Conner

A

Stelt dat dwanghandelingen verricht worden omdat er beangstigende doch onjuiste conclusies getrokken worden over de werkelijkheid van het moment. Client bedenkt naar aanleiding van een prikkel hoe er sprake is van een ongewenste toestand. Hij integreert vervolgens de waarnemingen niet die erop wijzen dat er op dat moment niets aan de hand is. Hij baseert zich dus niet op de realiteit die hij waarneemt, maar op zijn verbeelden ofwel hetgeen hij mogelijk acht. Het model gaat uit van een haperende realiteitstoetsing welke veroorzaakt worden door redeneerprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inference based
approach

A

Een behandeling voor OCS vanuit model van O’conner wat zich richt op de redeneerprocessen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diagnostiek OCS

A

Gemiddeld gaat er 17 jaar voorbij tussen het ontstaan van de aandoening en start van behandeling. Klachten worden niet altijd (h)erkent en er is schaamte en angst. Spontaan herstel komt zelfden voor en stoornis neemt meestal toe in ernst en soms weer af. 60% heeft een chronische vorm. Diagnostiek op basis van anamnese waarbij er specifieke vragen zijn ontwikkeld voor opsporing
- Indien OCS wordt vastgesteld moet er altijd (zeker met comobride depressie) navraag gedaan worden naar suïcidaliteit
- Impact van klachten op naasten moet in kaart gebracht worden
- Bij twijfels of aanwezigheid agressieve gedachten moet er overleg zijn met experts op het gebied van OCS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Differentiële
diagnostiek OCS

A

Stoornissen in de categorie OCS kunnen overeenkomen wat het moeilijk maakt ze te onderscheiden. Tevens zijn er andere psychische aandoeningen buiten de categorie die gekenmerkt worden door herhaalde gedachten en gedragingen (tic stoornis, angst-, eet-, ziekteangst, parafiele-, waanstoornis). Voor differentiële diagnostiek moet er goed gekeken worden naar
- Motivatie dwanghandeling: goed kijken naar de reden waarom er repetitieve handelingen verricht worden of situaties vermeden worden
- Inhoud gedachten: onderscheid op basis van de inhoud van de herhalende gedacht. Bijv vrees voor ziekte is eerder ziekteangststoornis en gewicht een eetstoornis
- Gevoel: onderscheid op basis van het gevoel waarmee de dwanghandelingen gepaard gaan. Bij OCS is er vaak angst of een gevoel dat niet goed voelt wat afneemt bij het uitvoeren van de dwanghandelingen. Bij bijv. een seksverslaving liggen lustgevoelens op de voorgrond bij uitvoeren dwanghandelingen
- Realiteitsbesef: als er weinig of geen realiteitsbesef is dan is het vaak moeilijk om een onderscheid te maken met een waanstoornis. Het is eerder OCS als het gaat om typische onderwerpen voor OCS, sprake van angst is, en repeterende handelingen die een sterk ritueel karakter hebben. OCS met geen realiteitsbesef moet met CGT en antidepressiva behandeld worden. Het zal niet verbeteren als alleen antipsychotica (bijv. bij waanstoornis) gegeven wordt. Onderscheid is belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Meetinstrumenten
OCS

A
  • SCID-5: gestructureerd interviews om OCS en eventuele comorbide stoornissen op te sporten. Als OCS is vastgesteld moet de ernst adequaat geïnventariseerd worden om ook behandel effecten te kunnen monitoren
  • Y-BOCS: gestructureerd interview en checklist en ernstschaal. Meet de tijd aan, interferentie door, distress over, weertand tegen, controle over dwanggedachten en handelingen. Met 67 items worden symptomen in kaart brengen in het verleden en in het heden. ( = Gouden standaard, Geschikt voor monitoren effecten van behandeling)
  • PI-R: 41 items met 5-point scale op vijf dimensies (impulsen, wassen, controleren, rumineren en netheid) geschikt voor inventarisatie klachten en ernst
  • OCI-R: 18 items met 5-point scale op zes subschalen (wassen, dwanggedachten, verzamelen, ordenen, checken en compulsie) geschikt inventarisatie klachten + ernst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stepped-care-
model OCS

A

Volgens de richtlijnen heeft CGT de voorkeur boven farmacotherapie.
- Bij comorbide depressie, dan voorkeur voor behandeling met antidepressiva
- Indien er eerdere behandelingen onvoldoende effect hebben gehad is dit medebepalend voor de keuze voor CGT of farmacotherapie
- Bij CGT eerst exposure in vivo met responspreventie (ERP) 20 sessies. Bij onvoldoende herstel nogmaals 20 en indien nodig daarna i.c.m. medicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

CGT OCS

A

Rationale is dat de angst die gevoeld wordt tijdens een dwanggedachte (intrusie) niet komt door de gedachte, maar door de interpretatie. Na uitleg hierover krijgt de client instructies om intrusie, gedachten over de intrusie en gevoel te registeren in een dagboek. Tevens uitleg over het neutraliseren van dwanggedachten en het proberen te onderdrukken dat juist zal leiden tot meer voorkomen van gedachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Medicatie OCS

A

Serotonine heropname remmers (SSRI’s). Minimale dosis voor een effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effectiviteit
behandeling OCS

A

CGT, CT, farmacotherapie met SRI’s zijn effectieve behandelingen voor OCS
- CGT is effectiever dan SRI. Combinatie van CGT en SRI is effectiever dan alleen SSRI
- 40-50% die CGT afmaakt heeft weinig of geen klachten meer
- Op de lange termijn na behandeling met CGT en medicatie heeft ca. 50% niet meer een OCS-stoornis volgens de DSM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Diagnostiek OOS

A

Voor diagnose OOS en bepalen ernst (één, twee of meer gebieden) moet er onderzocht worden of gedragsproblemen voorkomen in meerdere sociale omgevingen. Daarom relevant om heteroanamnese af te nemen om vanuit verschillende hoeken de aard en ernst in kaart te brengen waarbij concrete situaties en directe gevolgen van de gedragsproblemen in kaart gebracht moeten worden.
- Combinatie van methode zoals interviews, observaties, zelfrapportage
- CIDI: gestructureerd interviews voor OOS bij volwassenen. Kijkt naar aanwezigheid van symptomen in het verleden en afgelopen 12 maanden.

17
Q

Behandeling OOS

A

Effectiviteit van behandeling is sterk afhankelijk van leeftijd
- OOS bij volwassenen is CGT en systeemtherapie effectief
- (CGT): vanaf 12 jaar waarbij er aandacht is voor:
o Agressie en impulsregulatie verbeteren door emoties (m.n. boosheid) bij zichzelf beter en eerder te leren signaleren.
o sociale vaardigheden: met in het bijzonder empathische vaardigheden waarmee gedachten, gevoelens en intenties van andere beter herkent en begrepen worden
o Probleemoplossend vermogen: verbeteren van vaardigheden door verschillende oplossingen voor problemen in het leven te bespreken, de gevolgen van die oplossingen voor korte- en lange termijn en oefenen met passende oplossingen
-Multisystemische therapie (MST): systeemgerichte behandeling welke effectief is voor antisociale gedragingen bij mensen vanaf 12 jaar. MST richt zich op factoren welke samenhangen met probleemgedrag (bijv. leef- en woonomstandigheden en sociaal netwerk). Start met analyse voor sterke en zwakke kanten vd client, sociale netwerk. Positief effect op criminele recidive, uithuisplaatsing en schoolverzuim

18
Q

Diagnostiek PES

A

DSM-5 stelt dat PES kan worden vastgesteld als de agressieve uitbarstingen niet beter verklaard kunnen worden door een andere stoornis. Prevalentie is 5.4%. Voor diagnostiek van PES zijn er semigestructureerde interviews beschikbaar maar nog niet in het NL. In NL is wel een aanvullende module voor SCID-1 beschikbaar welke zich richt op het vaststellen van DSM-stoornissen in de impulsbeheersing (waaronder PES)
- Het in kaart brengen van oncontroleerbare woedeaanvallen die geleid hebben tot bedreiging, fysiek geweld of schade aan eigendommen
- Het in kaart brengen van verhouding tussen de mate van agressie en de gebeurtenis. Er moet doorgevraagd worden naar concreet gedrag, de frequentie en omstandigheden waarin het gedrag voortkomt om de criteria te beoordelen

19
Q

Behandeling PES

A
  • Farmacologische interventies: SSRI fluoxetine en anti epilepticum divalproxe kunnen de PES-symptomen verminderen in ernst
  • Psychologische behandeling (CGT): positief effect van CGT welke bestaat uit relexatietraining, cognitieve herstructurering, leren gebruiken van time-outs bij opkomende agressieve impulsen en oefenen met nieuwe coping vaardigheden
20
Q

Mate van ernst
NOG

A
  • Lichte NOG: zoals bij liegen en spijbelen
  • Matige NOG: zoals bij stelen zonder confrontatie met slachtoffer en vandalisme
  • Ernstige NOG: zoals slachtoffers maken, inbraak
21
Q

Minstens 2 van 4
kenmerken voor
NOG

A

Nieuwe toevoeging in de DSM-5 is de specificatie van beperkte pro sociale emoties. Subgroep welke moeite heeft met herkennen emoties van andere. Minstens 2 van de 4 kenmerken de afgelopen 12 maanden over meerdere situaties
- Gebrek aan berouw of schuldgevoel
- Gebrek aan empathie
- Onverschilligheid over eigen prestaties
- Vlak affect

22
Q

Diagnostiek NOG

A

Dezelfde methoden van diagnostische instrumenten van OOS (CIDI)
- Meest voorkomende comorbiditeit van NG is met ADHD en OOS. Ook stemming-, angst-, specifieke leerstoornissen en middel gerelateerde stoornissen.
- DSM-5 stelt dat NG naast OOS kan worden gesteld
- Indien ouder dan 18 moet antisociale stoornis of psychopathie worden uitgesloten
- Differentiaaldiagnosen zijn de PES en aanpassingsstoornis

23
Q

Behandeling NOG

A
  • Farmacotherapie: indien er sprake is van agressief en disruptief gedrag eventueel psychostimulantia (ritalin) en atypische antipsychotica (risperidon)
  • Psychologische behandeling: zelfde als bij OOS (CGT en systeemgericht)
24
Q

Diagnostiek ASP

A

Er moeten berouwbare gevalideerde instrumenten gebruikt worden
- SCID-II: gestructureerd interviews voor diagnostiek ASP (antisociale PS)
- PCL-R: checklist bij vermoeden met 20 items die scoren op 0-2 voor niet/duidelijk aanwezig

25
Q

Behandeling ASP

A

Onderzoek is met name in forensisch kader gedaan maar ook weinig bekend
- CGT: het in kaart brengen van factoren rondom het delict en bedenken van alternatieve strategieën om gedragsmatige en cognitieve factoren die leiden naar delict gedrag te voorkomen en tot sociaal geaccepteerd gedrag te komen. Alternatieve strategieën worden geoefend in rollenspel en later in de maatschappij
- Schematherapie: aanpassing voor ASP waarbij er een toevoeging is van schemamodi specifiek voor ADP met vijf compenserende coping stijlen
o Manipuleren en bedriegen om iets te bereiken
o Zich boven andere plaatsen en andere minachten of denigreren
o Gebruik van bedreigingen en intimidatie om iets te krijgen
o Aandacht richten op het vinden van verborgen bedreigingen en vijanden
o Gebruik van kille, meedogenloze agressie met doel een bedreiging te verminderen

26
Q

Diagnostiek Pyromanie

A

Aanvullende module voor het SCID-I interview voor stoornissen in de impulsbeheersing waaronder pyromanie
- Vragen volgens de DSM-criteria. Belangrijk om uit te sluiten of de brandstichting niet verklaard kan worden door een andere stoornis
- Differentiaaldiagnosen zijn NG, manische episode, antisociale stoornis, schizofrenie, neurocognitieve stoornis, LVB, intoxicatie

27
Q

Behandeling pyromanie

A

Weinig onderzoek en in praktijk geen specifieke behandeling. Wel CGT: module voor pathologisch gokken welke vertaald is naar pyromanie waarbij imaginaire exposure centraal staat waarbij in gedachte brandstichting wordt opgeroepen en er nadruk is op de negatieve gevolgen
o Starten met voorlichtingen over pyromanie als stoornis, vergroten van motivatie door voor- en nadelen in kaart brengen
o Therapie richten op begrijpen hoe gevoelens en gedachten leiden tot probleemgedrag en hoe ze alternatieve gedragingen kunnen toepassen
o Richt zich op impulsieve gedachten om brand te stichten herkennen en corrigeren
o Sluit af met terugvalpreventie

28
Q

Diagnostiek kleptomanie

A

Er zijn specifieke semigestructureerde interviews beschikbaar maar nog niet in het NL
- Aanvullende module van SCID-I voor stoornis in impulsbeheersing
- Comorbiditeit met eventueel stemming-, middelen-, angst-, persoonlijkheid-, eet- en andere gedragsstoornissen
- Differentiaaldiagnosen zijn NG en antisociale persoonlijkheidsstoornis
- Geen sprake van kleptomanie als het stelen zich enkel voordoet tijdens een manische episode of als reactie op een waan of hallucinatie

29
Q

Universele basisbehoeften kindertijd volgens schematherapie

A
  • veilige hechting
  • autonomie, competentie en identiteitsgevoel
  • vrijheid om uitdrukking te geven aan gerechtsvaardighede behoeften en emoties.
  • Ruimte voor spontaniteit en spel
  • Realistische beperkingen en zelfbeheersing.
30
Q

Modi volgens schematherapie

A
  • coping modi (beschermer, manier waarop cliënt omgaat met heftige emoties)
  • kindmodi (wanneer je je voelt als klein kind van vroeger)
  • disfuctionele oudermodi (innerlijke stemmen van ouder van vroeger)
  • gezonde volwassen modi (modi waarin je werkt, of bv in therapie komt)