Hoofdstuk 1 Psychodiagnostiek Flashcards

1
Q

Stepped care model

A

Afhankelijk van de ernst en hardnekkigheid van klachten kan gekozen worden voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer
psychodiagnostiek
helpend?

A

Inzet van psychodiagnostiek is helpend wanneer
- Klachten gerelateerd aan intelligentie, ontwikkelingsproblematiek, persoonlijkheidskenmerken of cognitief (dis)functioneren
- Er in het verleden meerdere psychologische behandelingen zonder gewenst resultaat zijn geweest
- Indicatie voor langere en intensieve behandeling vanwege persoonlijkheidsproblematiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is psychodiagnostiek

A

Het beschrijven van klachten, het stellen van een classificerende diagnose en het opstellen en toetsen van een verklarende hypothese. Hiermee begrijpen hoe interne psychische processen en omgevingsinvloeden bijdragen aan klachten en problemen. De psycholoog geeft een rapportage over beschrijving klachtenbeeld (DSM5 classificatie), ontwikkelingsgeschiedenis, persoonlijkheid, sociaal emotionele informatieverwerking en sociaal cognitieve stijl. Het in kaart brengen van factoren die een rol spelen in de problematiek zorgt ervoor dat er een interventie gekozen kan worden die past bij de (hypothetische) oorzakelijke factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rollen van psycholoog bij diagnostiek

A

o Intaker die uitzoekt wat er aan de hand is
o Diagnosticus die de klachten kadert
o Psychodiagnostisch die diepgaand wil begrijpen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Empirische cyclus

A

Op basis van vermoedens een hypothese opstellen over de verklaring van de problemen, deze ontwerpen, toetsen en aannemen of verwerpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Invalshoeken
psychologische
diagnostiek

A

Psychologische diagnostiek kent meerdere invalshoeken welke afhankelijk zijn van het theoretische kader van de instelling
- Transdiagnostische benadering: ziet een stoornis als overstijgende kwetsbaarheden zoals perfectionisme en zelfwaardering
- Farmacotherapie en niet psychotherapeutische behandelvormen: diagnostiek gericht op het vinden van de juiste medicatie of biologische interventies
- Psychoanalytische benadering: nadruk op onderliggende mechanismen
- Cliëntgerichte psychotherapie: weinig focus op diagnostiek als losstaande fase maar een integratie van diagnostiek in de behandeling
- Cognitieve gedragstherapie: DSM-classificatie speelt een rol voor het kiezen van een behandeling en psychodiagnostisch onderzoek geeft inzage in sterke en zwakte in bijvoorbeeld intelligentie en copingsstijl.
- Interpersoonlijke therapie: diagnostiek tijdens de eerste fase van behandeling wat zorgt voor een behandelcontract over het probleemgebied waar de focus vervolgens op zal liggen tijdens behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De diagnostische cyclus

A

Psycholoog werkt met een empirische cyclus welke vier stappen heeft die steeds gebruik maken van de informatie uit de voorgaande stappen en eventueel teruggaan naar een eerde stap indien informatie ontbreekt of niet kloppend is
- Klachtenanalyse: onderzoekt de hulpvraag en verwachtingen
- Probleemanalyse: onderzoekt de uiting, ernst, ervaring, classificatie, mogelijke verklaring van de klachten en symptomen
- Verklaringsanalyse: onderzoekt waar de klachten vandaan komen, welke methode geschikt is voor toetsing en wat de resultaten hiervan zijn
- Indicatieanalyse: onderzoekt wat de resultaten betekenen en welke behandeling passend is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Falsificatie v.s.
verificatie

A

Wetenschappelijke literatuur moet gebruikt worden en doelgericht en systematisch info verzameld die eigen theorie ontkrachten (falsificatie) of bevestigen (verificatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klachtenanalyse: wat is de vraag?

A

Psychodiagnostisch onderzoek start met een verwijzing waarbij de aanleiding en onderzoeksvraag/hulpvraag wordt gemeld.
1. (motivatie en verwachting): wat is de aanleiding voor de aanvraag?
2. (clientperspectief): het analyseren van de hulpvraag
Resultaat: klachtenanalyse leidt tot een verhelderende diagnose en duidelijkheid over de aanleiding, verwachting van de aanvrager en hulpvraag van de cliënt.
- Inzage in eventueel eerder verricht onderzoek kan op worden voortgebouwd
- Kader waarin het psychodiagnostisch onderzoek kan plaatsvinden zijn bekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Probleemanalyse:
wat is het
probleem?

A

Gegevens van de client worden gekoppeld aan kennis vanuit de psychologie waardoor er een onderzoeksvraag kan worden opgesteld die verder uitgewerkt kan worden. Dit via (hetero)anamnese, symptoomvragenlijsten en observaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vragenlijsten
binnen
probleemanalyse

A

Informatie voor de probleemanalyse kan verkregen worden vanuit
- Gestandaardiseerde vragenlijsten: breed screenen op psychische klachten
- Specifieke symptoomvragenlijsten: ernst van symptomen in kaart brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Routine Outcome
Monitoring (ROM)

A

Vragenlijsten worden soms standaard bij een intake afgenomen en/of als onderdeel van een Routine Outcome Monitoring (ROM) procedure welke de kwaliteit van de zorg in het algemeen waarborgt en behandelresultaat kan monitoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

OutcomeQuestionnaire (OQ-
45)

A

45 vragen op drie domeinen: intrapsychisch, interpersoonlijk en sociale rolvervulling Uitkomsten van de vragenlijst kunnen worden meegenomen naar de formulering van de hypothese over de aard en ontstaanswijze van de klachten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Speciële anamnese

A

Specifieke klachten in beeld brengen waarbij het accent ligt op de huidige problemen. Dit kan via in kaart brengen van:
- Luxerende factoren (factoren die de druppel waren die de emmer liet overlopen)
- Aanloop van het probleem
- Cliënt zijn eigen verklaring voor de problemen
- Interferentie (in welke mate de sociale, relationele en functionele aspecten in het leven van de client belemmerd worden door de problemen)
- Eerder ondernomen maatregelen door de client en diens effect
- Bij meerder problemen onderzoeken welke problemen voor client prioriteit hebben.
Dit alles geeft inzage in de volgorde, aard en ernst van de problemen. Ook een beeld van de motivatie, het beoordelingsvermogen en ziekte-inzicht van de cliënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Psychiatrische anamnese

A

Systematisch samenvatten van de psychiatrische symptomen waarbij de objectieve en subjectieve symptomen in acht worden genomen. De intaker bestudeert:
- Verschijning en psychomotoriek: wat valt op aan gedrag, verschijning (hygiëne, lichaamsbouw, oogcontact) en de psychomotoriek (o.a. bewuste bewegingen)
- Oriëntatie: in welke mate is client georiënteerd in tijd, plaats en persoon
- Aandacht en geheugen: functioneren van aandacht (arousal, afleidbaarheid, gerichte-, verdeelde-, volgehouden- aandacht), en het geheugen (korte- en langetermijn geheugen, visueel geheugen)
- Waarnemingen: verwerking van zintuigelijke informatie (is er sprake van hallucinaties, pseudo-hallucinaties, illusionaire vervalsing)
- Spraak en denken: afwijkingen in spraak (tempo, snelheid, vloeiendheid) en stoornissen in denken (traag, snel, wijdlopig of pathologische gedachten zoals suïcidaal, obsessies, overwaardige denkbeelden)
- Stemming en affect: hoe is de stemming gebaseerd op emoties over langere tijd, hoe worden emoties geuit (affect) en is dit te zien in gedrag (toon stem, trillen)
- Persoonlijkheid: hoe is de persoonlijkheid gelet op unieke en stabiele gedrags- en reactiepatronen over verschillende situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Observaties

A

Tijdens psychodiagnostisch onderzoek wordt er ook een indruk gevormd van mindere tastbare aspecten zoals omgang met gevoelens en hoe kwetsbaar cliënt overkomt. Observaties moeten meegenomen worden als hypothese en onderzocht worden met testinstrumenten. Er wordt onderscheid gemaakt in:
- Rijpere afweermechanismes: bv. Humor of ongewenste gevoelens laten afvloeien in sociaal geaccepteerd gedrag zoals sporten of harder werken.
- Primitieve vormen van afweer: gevoelens ontkennen (loochening) of toeschrijven aan andere oorzaken (projectie)

17
Q

Biografische anamnese

A

Factoren uit de levensgeschiedenis die beschermend of juist ontvankelijk waren voor het ontwikkelen van psychopathologie. Kunnen uitgevraagd worden aan de client (biografisch) of aan diens netwerk (hetero)
- Hoe lichamelijke-, psychische-, seksuele-, sociale-, en intellectuele ontw verliep tijdens vroege jeugd (0-4), kindertijd (4-12), adolescentie (12-18) en volwassenheid
- Factoren zoals bijv. complicaties tijdens zwangerschap, opvoeding, verlating, mishandeling, gedragsstoornissen, aandachtsproblemen, leerproblemen, life-events, psychische stoornissen in de familie

18
Q

Huidige factoren

A

Onderzoeken hoe de client momenteel functioneert zoals bijv. invulling van vrije tijd, maatschappelijke deelname, sociale netwerk etc. Belangrijk om bewust te zijn dat organische (medische) factoren een rol kunnen spelen bij psychiatrische problematiek en daarom eventueel lichamelijk onderzoek door een arts.

19
Q

Onderkennende diagnostiek

A

Beschrijving maar geen verklaring van de symptomen. De probleemfase leidt tot een antwoord op de vraag wat het probleem is. Er wordt een beschrijvende diagnose gemaakt waarbij aangegeven wordt wat belangrijkste klachten zijn samen met ernst, aanleiding (interne/externe factoren) en hoe klachten begrepen kunnen worden.

20
Q

Classificatie volgens
de DSM-5

A

Individueel probleemgedrag (stoornis) wordt toegewezen aan een categorie of cluster uit het classificatiesysteem voor probleemgedrag. Dit is onderdeel van de beschrijvende diagnostiek. Door de klachten te benoemen in termen van de DSM-classificatie worden de klachten samengevat en worden gerelateerd aan wetenschappelijke kennis waardoor de meet passende behandeling geselecteerd kan
worden → Kritiek op te snel een diagnose stellen is dat individuele problematiek, context, en betekenis voor de individuele cliënt op de achtergrond kunnen raken

21
Q

Verklaringsanalyse:
waar komen de
klachten vandaan?

A

Onderzoekt waar de klachten vandaan komen, het gaat om het toetsen van de hypothese. De beschrijvende diagnostiek geeft inzage in de klachten en factoren die bijdragen en in stand houden, maar er is nog weinig bekend over waarom juist deze persoon de problemen ervaart (dit doet de verklaringsanalyse). De eerste stap is het opstellen van hypothesen en veronderstellingen die empirisch getoetst kunnen worden en dus falsifieerbaar zijn

22
Q

(Semi)-
gestructureerde
interviews

A

Vragen en antwoorden zijn voor een groot deel vastgesteld. Doorlopen van een gestructureerd interview leid vaak tot een vaststelling van psychiatrische classificatie. Inzet is helpend omdat het de hypothese kan falsificeren en confirmeren en er een risico is om vanuit een klinische blik alleen te vragen naar informatie die eigen ideeën bevestigen (gaat confirmation bias tegen).
o SCID-5 (symptomen) en SCID-5-P- (persoonlijkheidsstoornissen): veelgebruikte brede systematische checklist van criteria voor stoornissen (angst-, depressie-, persoonlijkheidsstoornissen) voor getrainde onderzoeker
o Y-BOCS: voor het vaststellen van dwangstoornissen

23
Q

Capaciteitentest

A

Onderzoeken van de intellectuele vaardigheden welke vergeleken kunnen worden met de normgroep. Hierdoor kan er rekening gehouden worden met sterke en zwakke punten van de client. O.a. SCIL 18+: screenen op aanwezigheid LVB

24
Q

Structurele persoonlijkheids-
interviews

A

Interview kan gebruikt worden als indirecte methode om zicht te krijgen op persoonlijkheidsstructuur. Door het loslaten van structuur en confrontatie bij tegenstrijdigheden in het verhaal wordt de spanning opgevoerd waardoor afweermechanismes zichtbaar worden. Deze is gebaseerd op psychodynamische theorie van Kernberg: drie persoonlijkheidsorganisaties waarbij de kwetsbaarheid of draagkracht van persoonlijkheid wordt bepaald door de mate van identiteitsdiffusie, primitieve afweer en realiteitstoetsing
- Neurotische organisatie: stevig structuur met geïntegreerd beeld van zichzelf en andere, ontwikkelde afweermechanisme en intacte realiteitstoetsing
- Borderline O: middelmatige kwetsbaarheid met uiteenlopende mate van identiteits- diffusie, overheersende primitieve afweer mar overwegend intacte realiteitstoetsing
- Psychotische O: meest kwetsbare structuur met identiteitsdiffusie, primitieve afweer en verstoorde realiteitstoetsing

25
Q

Dynamische persoonlijkheids-
diagnostiek

A

Een theorie gestuurd raamwerk om hypothesen te toetsen over persoonlijkheid met combinatie van integratie van resultaten van semigestructureerde interviews, verschillende persoonlijkheid vragenlijsten en projectieve tests
o kritiek: weinig empirische onderbouwing
o NL Klinische Persoonlijkheids Vragenlijst NKPV is inmiddels beschikbaar voor dynamische profiel interpretaties

26
Q

Indicatiestelling:
wat is de beste
aanpak?

A
  • Predictie: wanneer de onderzoeker een uitspraak doet over de veranderbaarheid van de klachten en problemen in de toekomst. Voorspellingen worden gedaan op basis van empirische gronden, gebruik van gevalideerde risico taxatie instrumenten en op klinische indruk
  • Indicatie: Er volgt een voorstel voor behandeling op basis van de onderzoeks- resultaten en wensen en mogelijkheden van de cliënt.
27
Q

Psychodiagnostisch
onderzoek in de
behandeling

A

Bij de indicatie worden expliciet of impliciet opnieuw hypothesen gesteld die in de behandeling getoetst kunnen worden. In de behandeling toets men namelijk de theorie zoals ook bij n=1 studies in gedragstherapie gebruikelijk is.