H20 eetstoornissen + behandeling suïcide Flashcards
Pica/ruminatie-
stoornis en
behandeling
- Pica: niet-eetbare substanties eten
- Ruminatiestoornis: voedsel wordt weer uit de maag teruggehaald, waarna herkauwen, opnieuw inslikken op uitspugen volgt.
- Prevalentie is onbekend maar vaker voorkomen bij VB
- Weinig bekend over behandeling maar GT lijkt passend om de behoeften of gewoonte te verminderen
ARFID en
behandeling
Vermijdende-, restrictieve voedselinname stoornis. Onvoldoende eten waarbij ondervoeding voortkomt uit desinteresse, vermijding van voedsel om sensorische redenen of vanwege angst voor aversieve gevolgen van eten. Ondervoeding leidt tot ernstige voedingsdeficiënties en gewichtsverlies of bij kinderen groeistoornissen
o Geen medische verklaring voor ARFID
o Vaak jonge kinderen waarbij de stoornis levenslang is
o Selectief eetgedrag wordt in SGGZ behandeld met GT-technieken waarbij er gradueel wordt geleerd om meer voedsel gevarieerd te eten
Restrictief vs
purgerend type
- Beperkende of restrictieve type: vermagering door weinig energie op te nemen en veel energie te verbranden zonder eetbuien of purgeren
- Eetbuien purgerende type: weinig eten en veel bewegen, maar ook eetbuiten en purgeren. Soms geen eetbuiten maar wel purgeren na eten van kleine hoeveelheden
Ernst van de
eetstoornis
DSM-5 verlangt een specificatie van de ernst
- AN: ernst bepalen aan de hand van BMI
- BN: ernst bepalen aan frequentie van ongepast compenseren
- BED: ernst bepalen aan frequentie van eetbuiten
Lichaamsbeeld
(model van
Fairburn)
Disfunctionele manier waarop eigenwaarde beoordeeld wordt bij eetstoornissen. Lichaamsbeeld zijn voorstellingen die iemand heeft over eigen lichaam waarbij objectieve fysieke verschijning een rol speel, maar ook gevoelens, ideeën en opvattingen over het eigen lichaam
o Vrijwel bij alle eetstoornissen vinden ze zichzelf te zwaar maar objectief is dit vaak alleen bij BED (AN ondergewicht en BN normaal gewicht)
o Veronderstelling dat gewichtsverlies aantrekkelijker maakt, verwachting dat ze afgeslankt meer waardering krijgen en gelukkiger zijn
o Zelfwaardering staat in sterke mate onder invloed van het lichaamsbeeld
Behoefte aan
controle
Sommige stellen dat het bij AN niet gaat over zorgen over het lichaam, maar om extreme behoefte aan controle. De algemene behoefte aan controle uit zich met name in het uitoefenen van controle over het eetgedrag
o Eetgedrag is vrijwel geheel onder eigen controle en succes is snel zichtbaar in lichaamsgewicht
o Extreme behoefte aan controle bij AN zal komen uit karakteristieke gebrek aan zelfvertrouwen in combinatie met lage zelfwaardering en klinisch perfectionisme
Klinisch perfectionisme
Ernstig vorm van perfectionisme die functioneren hindert waarbij zelfwaardig volledig afhangt van halen van zelf gestelde doelen
Comorbiditeit
eetstoornis
Vaak ook andere kenmerken zoals stemmingsstoornis, angsten, obsessie en compulsie, en interpersoonlijke problemen. Indien er niet goed omgegaan kan worden met emoties (met name angst, depressie, woede) zelf verwondend gedrag of misbruik van middelen of medicatie. Tevens sociale isolatie en verlies van seksuele interesse.
Wel of niet negatief
affect eetstoornis
Cliënten kunnen in het algemeen opgedeeld worden in twee groepen
- Groep gekenmerkt door negatief affect
- Groep niet gekenmerkt door negatief affect
Tweedeling langs de dimensie negatief affect is gerelateerd aan het verloop van de eetstoornis. Prognose voor de groep met een hoog negatief affect is ongunstiger
Cross-over effect
eetstoornis
Mensen die herstellen van een eetstoornis ontwikkelen vaak later een andere eetstoornis. Hierdoor wordt er gepleit voor een transdiagnostisch model waarin het diagnostische onderscheid tussen AN, BN, BED niet gemaakt wordt maar er sprake is van een eetstoornis. Symptomen die kunnen wisselen in tijd wel gediagnosticeerd. Model zal beter passen bij empirische realiteit dan de huidige DSM-indeling
o Onder- of overgewicht
o Eetbuiten of restrictief
o Pureergedrag of andere ongepaste compensatie of geen compensatie
Diagnostiek
eetstoornis
- SCID-5 en Eating disorder examination (EDE): semigestructureerd interview waarbij totaalscore de ernst aangeeft over vier subschalen. Gouden standaard bij eetstoornis
o Mate waarin voedselinname wordt beperkt
o Mate van zorgen en piekeren over voedsel en eten
o Mate van zorgen en piekeren over lichaamsvormen
o Mate van zorgen en piekeren over lichaamsgewicht - Vragenlijsten: meten symptomen en lichaamsbeleving maar niet geschikt voor stellen diagnose. Bv EDE-Q en EDI-3
- Ook aanvullend onderzoek naar gedrag en cognities en hierbij goed door te vragen
- Comorbide psychische problematiek: met bv SCID-5. Veel comorbiditeit met affectieve-, angst-, persoonlijkheid- middel gerelateerde stoornissen, ontw.stoornis (ASS en ADHD wordt bij 20% van AN gevonden). Cognitieve problemen (traag denken, zwakke executieve functies) kunnen een gevolg zijn van ernstige vermagering
- Lichamelijk onderzoek. Purgeren en ondervoeding kan leiden tot dehydratie en stoornissen in elektroliethuishouding wat zorgt voor zwakke hartspier en ademhaling
Differentiële
diagnostiek
eetstoornis
Kenmerken van een eetstoornissen kunnen ook bij andere psychiatrische of somatische aandoeningen voorkomen
- Vermagering bij depressieve-, psychotische-, verslaving-, of angststoornis. Ook bij ziekte zoals kanker, aids en darmziekte
- Eetbuiten komen voor bij psychotische-, persoonlijkheid-, depressieve stoornissen. Ook bij neurologische aandoeningen zoals syndroom van Kleine-Levin, genetische Aandoeningen
Behandeling BN en
BED
Meeste cliënten worden niet behandeld door schaamte, geen hulp vragen, huisartsen die diagnose missen en cliënten die vaak ambivalent tegenover behandeling staan. Enerzijds willen ze af van de negatieve gevolgen, anderzijds willen ze niet aankomen.
- CGT is gouden standaard en geschikt voor alle eetstoornissen en is trans diagnostisch. Focust zich volledig op de verandering van eetgedrag, gewichtscontrole maatregelen, disfunctionele opvattingen over eten, lichaam en gewicht. CGT is meest effectief zonder ondergewicht, ook op lange termijn. Bij ondergewicht onduidelijk welke behandeling beste is. 6 jaar na CGT had nog 17% AN en 20% symptomen maar geen stoornis. Direct en een jaar na CGT is ca. 65% in remissie
- IPT. Stelt dat BN in stand wordt gehouden door verstoorde interpersoonlijke relaties en kent het doel om sociaal functioneren te verbeteren. Heeft vergelijkbare resultaten met CGT, maar gunstige resultaten van IPT pas na een jaar behandeling. Direct na behandeling is CGT effectiever
- Psychoanalytische therapie: stelt dat symptomen geworteld zijn in een behoefte om bepaalde gevoelens en wensten af te wenden en dat de cliënt moeite heeft om deze gevoelens en wensen te herkennen, toe te laten en te reguleren. Doel is om meer inzicht te krijgen in het onbewuste en alles wat ontkend wordt om hierop te reflecteren en deze te toetsen. CGT geeft betere resultaten en is sneller effectief
- Psychofarmaca: vaak antidepressiva, maar deze bestrijden geen eetstoornis. Op korte termijn geven antidepressiva reductie in eetbui en purgeer gedrag (60%) maar met CGT en IPT is er 80% reductie en meer abstinentie. Toevoeging antidepressiva aan CGT heeft geen meerwaarde
- Richtlijn adviseert multidisciplinaire behandeling en betrekken van sociale netwerk
Multidisciplinaire
richtlijn diagnostiek
en behandeling van
suïcidaal gedrag
Op initiatief van NVVP, NIP, V&V is er en richtlijn voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag gekomen (MDR). Deze wordt beschouwd als toetsing voor de kwaliteit van gezondheidszorg aan suïcidale cliënten en heeft 5 algemene principes
- Contact maken
- Betrekken van naasten
- Systematisch onderzoek van de suïcidaliteit
- Systematische behandeling van suïcidaliteit
- Veiligheid en continuïteit van zorg
Contact maken
Goed contact is noodzakelijk voor het verkrijgen van inzicht in de suïcidale toestand en unieke complex van factoren die invloed hebben. Een goede werkrelatie bevordert de validiteit en betrouwbaarheid van informatie. Belangstelling en begrip voor de wanhoop zijn essentieel. In de praktijk gaat het contact maken vaak mis omdat
-enerzijds cliënten contact afhouden omdat ze emotioneel en cognitief verward zijn, anderzijds omdat hvl bang zijn omdat ze zich machteloos en verantwoordelijk voelen
- Hulpverleners laten zich afschrikken uit angst voor intensiteit van suïcidale gevoel, dreiging van suïcide en gevolgen van suïcide voor hulpverlener
- Gebrek aan kennis kan contact verder bemoeilijken zoals een veroordelende houding waardoor de ander afwijzing en onbegrip voelt.
- Verkeerde opvatting dat je pas over suïcidaliteit kan praten als er een goede werkrelatie is, maar juist door het praten ontstaat er een goede relatie.
- Advies: er moet met een open niet-veroordelende manier over suïcidaliteit gepraat worden zonder dat daarbij de suïcide als een zelfbeschikkingsrecht of oplossing voor de client te zien. Initiatief nemen om te vragen naar suïcidale gedachten en plannen