H20 eetstoornissen + behandeling suïcide Flashcards

1
Q

Pica/ruminatie-
stoornis en
behandeling

A
  • Pica: niet-eetbare substanties eten
  • Ruminatiestoornis: voedsel wordt weer uit de maag teruggehaald, waarna herkauwen, opnieuw inslikken op uitspugen volgt.
  • Prevalentie is onbekend maar vaker voorkomen bij VB
  • Weinig bekend over behandeling maar GT lijkt passend om de behoeften of gewoonte te verminderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ARFID en
behandeling

A

Vermijdende-, restrictieve voedselinname stoornis. Onvoldoende eten waarbij ondervoeding voortkomt uit desinteresse, vermijding van voedsel om sensorische redenen of vanwege angst voor aversieve gevolgen van eten. Ondervoeding leidt tot ernstige voedingsdeficiënties en gewichtsverlies of bij kinderen groeistoornissen
o Geen medische verklaring voor ARFID
o Vaak jonge kinderen waarbij de stoornis levenslang is
o Selectief eetgedrag wordt in SGGZ behandeld met GT-technieken waarbij er gradueel wordt geleerd om meer voedsel gevarieerd te eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Restrictief vs
purgerend type

A
  • Beperkende of restrictieve type: vermagering door weinig energie op te nemen en veel energie te verbranden zonder eetbuien of purgeren
  • Eetbuien purgerende type: weinig eten en veel bewegen, maar ook eetbuiten en purgeren. Soms geen eetbuiten maar wel purgeren na eten van kleine hoeveelheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ernst van de
eetstoornis

A

DSM-5 verlangt een specificatie van de ernst
- AN: ernst bepalen aan de hand van BMI
- BN: ernst bepalen aan frequentie van ongepast compenseren
- BED: ernst bepalen aan frequentie van eetbuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Lichaamsbeeld
(model van
Fairburn)

A

Disfunctionele manier waarop eigenwaarde beoordeeld wordt bij eetstoornissen. Lichaamsbeeld zijn voorstellingen die iemand heeft over eigen lichaam waarbij objectieve fysieke verschijning een rol speel, maar ook gevoelens, ideeën en opvattingen over het eigen lichaam
o Vrijwel bij alle eetstoornissen vinden ze zichzelf te zwaar maar objectief is dit vaak alleen bij BED (AN ondergewicht en BN normaal gewicht)
o Veronderstelling dat gewichtsverlies aantrekkelijker maakt, verwachting dat ze afgeslankt meer waardering krijgen en gelukkiger zijn
o Zelfwaardering staat in sterke mate onder invloed van het lichaamsbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Behoefte aan
controle

A

Sommige stellen dat het bij AN niet gaat over zorgen over het lichaam, maar om extreme behoefte aan controle. De algemene behoefte aan controle uit zich met name in het uitoefenen van controle over het eetgedrag
o Eetgedrag is vrijwel geheel onder eigen controle en succes is snel zichtbaar in lichaamsgewicht
o Extreme behoefte aan controle bij AN zal komen uit karakteristieke gebrek aan zelfvertrouwen in combinatie met lage zelfwaardering en klinisch perfectionisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Klinisch perfectionisme

A

Ernstig vorm van perfectionisme die functioneren hindert waarbij zelfwaardig volledig afhangt van halen van zelf gestelde doelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Comorbiditeit
eetstoornis

A

Vaak ook andere kenmerken zoals stemmingsstoornis, angsten, obsessie en compulsie, en interpersoonlijke problemen. Indien er niet goed omgegaan kan worden met emoties (met name angst, depressie, woede) zelf verwondend gedrag of misbruik van middelen of medicatie. Tevens sociale isolatie en verlies van seksuele interesse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wel of niet negatief
affect eetstoornis

A

Cliënten kunnen in het algemeen opgedeeld worden in twee groepen
- Groep gekenmerkt door negatief affect
- Groep niet gekenmerkt door negatief affect
Tweedeling langs de dimensie negatief affect is gerelateerd aan het verloop van de eetstoornis. Prognose voor de groep met een hoog negatief affect is ongunstiger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cross-over effect
eetstoornis

A

Mensen die herstellen van een eetstoornis ontwikkelen vaak later een andere eetstoornis. Hierdoor wordt er gepleit voor een transdiagnostisch model waarin het diagnostische onderscheid tussen AN, BN, BED niet gemaakt wordt maar er sprake is van een eetstoornis. Symptomen die kunnen wisselen in tijd wel gediagnosticeerd. Model zal beter passen bij empirische realiteit dan de huidige DSM-indeling
o Onder- of overgewicht
o Eetbuiten of restrictief
o Pureergedrag of andere ongepaste compensatie of geen compensatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Diagnostiek
eetstoornis

A
  • SCID-5 en Eating disorder examination (EDE): semigestructureerd interview waarbij totaalscore de ernst aangeeft over vier subschalen. Gouden standaard bij eetstoornis
    o Mate waarin voedselinname wordt beperkt
    o Mate van zorgen en piekeren over voedsel en eten
    o Mate van zorgen en piekeren over lichaamsvormen
    o Mate van zorgen en piekeren over lichaamsgewicht
  • Vragenlijsten: meten symptomen en lichaamsbeleving maar niet geschikt voor stellen diagnose. Bv EDE-Q en EDI-3
  • Ook aanvullend onderzoek naar gedrag en cognities en hierbij goed door te vragen
  • Comorbide psychische problematiek: met bv SCID-5. Veel comorbiditeit met affectieve-, angst-, persoonlijkheid- middel gerelateerde stoornissen, ontw.stoornis (ASS en ADHD wordt bij 20% van AN gevonden). Cognitieve problemen (traag denken, zwakke executieve functies) kunnen een gevolg zijn van ernstige vermagering
  • Lichamelijk onderzoek. Purgeren en ondervoeding kan leiden tot dehydratie en stoornissen in elektroliethuishouding wat zorgt voor zwakke hartspier en ademhaling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Differentiële
diagnostiek
eetstoornis

A

Kenmerken van een eetstoornissen kunnen ook bij andere psychiatrische of somatische aandoeningen voorkomen
- Vermagering bij depressieve-, psychotische-, verslaving-, of angststoornis. Ook bij ziekte zoals kanker, aids en darmziekte
- Eetbuiten komen voor bij psychotische-, persoonlijkheid-, depressieve stoornissen. Ook bij neurologische aandoeningen zoals syndroom van Kleine-Levin, genetische Aandoeningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Behandeling BN en
BED

A

Meeste cliënten worden niet behandeld door schaamte, geen hulp vragen, huisartsen die diagnose missen en cliënten die vaak ambivalent tegenover behandeling staan. Enerzijds willen ze af van de negatieve gevolgen, anderzijds willen ze niet aankomen.
- CGT is gouden standaard en geschikt voor alle eetstoornissen en is trans diagnostisch. Focust zich volledig op de verandering van eetgedrag, gewichtscontrole maatregelen, disfunctionele opvattingen over eten, lichaam en gewicht. CGT is meest effectief zonder ondergewicht, ook op lange termijn. Bij ondergewicht onduidelijk welke behandeling beste is. 6 jaar na CGT had nog 17% AN en 20% symptomen maar geen stoornis. Direct en een jaar na CGT is ca. 65% in remissie
- IPT. Stelt dat BN in stand wordt gehouden door verstoorde interpersoonlijke relaties en kent het doel om sociaal functioneren te verbeteren. Heeft vergelijkbare resultaten met CGT, maar gunstige resultaten van IPT pas na een jaar behandeling. Direct na behandeling is CGT effectiever
- Psychoanalytische therapie: stelt dat symptomen geworteld zijn in een behoefte om bepaalde gevoelens en wensten af te wenden en dat de cliënt moeite heeft om deze gevoelens en wensen te herkennen, toe te laten en te reguleren. Doel is om meer inzicht te krijgen in het onbewuste en alles wat ontkend wordt om hierop te reflecteren en deze te toetsen. CGT geeft betere resultaten en is sneller effectief
- Psychofarmaca: vaak antidepressiva, maar deze bestrijden geen eetstoornis. Op korte termijn geven antidepressiva reductie in eetbui en purgeer gedrag (60%) maar met CGT en IPT is er 80% reductie en meer abstinentie. Toevoeging antidepressiva aan CGT heeft geen meerwaarde
- Richtlijn adviseert multidisciplinaire behandeling en betrekken van sociale netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Multidisciplinaire
richtlijn diagnostiek
en behandeling van
suïcidaal gedrag

A

Op initiatief van NVVP, NIP, V&V is er en richtlijn voor diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag gekomen (MDR). Deze wordt beschouwd als toetsing voor de kwaliteit van gezondheidszorg aan suïcidale cliënten en heeft 5 algemene principes
- Contact maken
- Betrekken van naasten
- Systematisch onderzoek van de suïcidaliteit
- Systematische behandeling van suïcidaliteit
- Veiligheid en continuïteit van zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Contact maken

A

Goed contact is noodzakelijk voor het verkrijgen van inzicht in de suïcidale toestand en unieke complex van factoren die invloed hebben. Een goede werkrelatie bevordert de validiteit en betrouwbaarheid van informatie. Belangstelling en begrip voor de wanhoop zijn essentieel. In de praktijk gaat het contact maken vaak mis omdat
-enerzijds cliënten contact afhouden omdat ze emotioneel en cognitief verward zijn, anderzijds omdat hvl bang zijn omdat ze zich machteloos en verantwoordelijk voelen
- Hulpverleners laten zich afschrikken uit angst voor intensiteit van suïcidale gevoel, dreiging van suïcide en gevolgen van suïcide voor hulpverlener
- Gebrek aan kennis kan contact verder bemoeilijken zoals een veroordelende houding waardoor de ander afwijzing en onbegrip voelt.
- Verkeerde opvatting dat je pas over suïcidaliteit kan praten als er een goede werkrelatie is, maar juist door het praten ontstaat er een goede relatie.
- Advies: er moet met een open niet-veroordelende manier over suïcidaliteit gepraat worden zonder dat daarbij de suïcide als een zelfbeschikkingsrecht of oplossing voor de client te zien. Initiatief nemen om te vragen naar suïcidale gedachten en plannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Betrekken van naasten

A

Indien mogelijk moeten naasten betrokken worden voor diagnostiek en steun en hulp. Zorgen ook voor veiligheid en bewaking tijdens crisis. Hvl en naasten moeten samenwerken indien toestemming. Bij geen naasten is het belangrijk om te onderzoeken wie er wel kan functioneren als buddy.
- Naasten hebben vaak behoefte aan uitleg, steun en hulp en zijn vaak door suïcidaliteit van dierbare belast
- Soms lastig om naasten te betrekken als client dit niet wil. Weigeren komt vaak vanuit het gevoel om naasten niet te willen belasten of uit angst voor confrontatie.
- Hulpverlener moet balanceren om contact tot stand te brengen. Echter niet te veel druk uitoefenen wat het contact met cliënt kan verslechteren.

17
Q

Systematisch
onderzoek van de
suïcidaliteit

A

Eerste stap is te onderkennen dat de client aan suïcide denkt, hierna kan er een beoordeling zijn over hoe groot het risico is op korte- en lange termijn wat leidt tot een structuur diagnose. Op basis van de diagnose en risicobeoordeling kan er een veiligheidsplan, behandelbeleid en behandelsetting worden gekozen. Voor een goede inschatting is er systematisch onderzoek nodig

18
Q

Risico inschatting

A

Bestaat uit de inventarisatie van risico- en beschermende factoren. Belangrijk om te onderzoeken hoe intens er over suïcide wordt gedacht, of er beelden en plannen zijn en hoe suïcidaal en wanhopig iemand in het verleden is geweest. Het gaat om de beoordeling van stress en kwetsbaarheid, de rol van langdurige aandoening, uitlokkende gebeurtenissen, gevoel klem te zitten en eerdere suïcidale ontwikkeling

19
Q

Case-interview
schema

A

Eerst vragen naar actuele gedachten en gebeurtenissen, recente voorgeschiedenis, ruimere voorgeschiedenis van eerder suïcidaal gedrag en tot slot hoe client de toekomst ziet, welke plannen hij heeft, en wat er moet veranderen om het toekomstperspectief te verbeteren.

20
Q

Risicovolle momenten

A

Aantal momenten met bekend verhoogd risico op suïcide.
- Eerste weken van psychiatrische opname, onbegeleid verlof, laatste weekend voor ontslag en eerste maanden na opname
- Periode na ontslag uit ziekenhuis n.a.v. een poging
- Eerste dagen van detentie, periode vlak voor en na ontslag detentie
- Verandering in behandel setting zoals verlies/vakantie van vertrouwde therapeut of locatie, onrust in behandelteam
- Suïcide van een mede client

21
Q

Vragenlijsten
suïcidaliteit

A

Vragenlijsten hebben geen voorspellende waarde maar kunnen wel helpen bij beoordelen van de ernst.
- Suicidale ideatie schaal (SSI): om suïcidale ideatie gedetailleerd na te gaan
- SIDAS: vragen om de ernst van de toestand te bepalen
- VOZZ: voor jongeren

22
Q

Wilsbekwaamheid

A

Beoordeling van wilsbekwaamheid is passend wanneer client mogelijk zichzelf nadeel berokkent. Gaat om een beoordeling van begripsvermogen en beslisvaardigheid en afweging van waarden. Vraag of iemand in staat is om het risico te begrijpen van de schade welke hij kan veroorzaken, welke behandelmogelijkheden er zijn, of er tunnelvisie is, en of iemand dusdanig verward is dat hij vragen niet kan overzien en een gevaar is. Wilsbekwaamheid wordt beoordeeld door een arts

23
Q

Structuurdiagnose

A

Uitkomst van het proces. Een diagnose opgebouwd uit een formulering van de suïcidale toestand, de belangrijkste stress en kwetsbaarheidsfactoren, werkhypothese over het ontstaan en instandhouding van suïcidaliteit en de mate waarin client in staat mag worden geacht om suïcidaal gedrag te overzien en te waarderen. Uit de diagnostische formulering volgt een individuele inschatting van de prognose, indicatiestelling voor interventies op korte- en lange termijn en de behandelsetting. Ook een voorlopig behandel en veiligheidsplan

24
Q

Psychotherapie bij
suïcidaliteit

A

Behandeling moet zich eerst richten op beïnvloedbare risicofactoren zoals directe veiligheid, adequate behandeling, directe aanpak van angst, agitatie, slapeloosheid en hopeloosheid en bieden van steun. Adequate behandeling van psychiatrische aandoening leidt niet tot verdwijnen van suïcidaliteit. Vaak komen suïcides juist wanneer het psychiatrisch beeld opklaart. Bij aanpak risicofactoren moet er aandacht zijn aan suïcidale iteraties, plannen en impulsen. Behandeling: psychotherapie, psychoeducatie, signaleringsplan, CGT, mindfullness based CT, probleemoplossende therapie, farmacotherapie. Bij PS ook DGT, TFT, schematherapie, MBT

25
Q

Psychofarmaca bij
suïcidaliteit

A

Moet in kleine hoeveelheden en voor korte termijn. 2 met effect op suïcide
- Lithium voor unipolaire en bipolaire stemmingsstoornis
- Clozapine voor schizofrenie en andere psychotische stoornissen
Effect van antidepressiva is nog onvoldoende wetenschappelijk aangetoond. Aanwijzingen voor meer suïcidepogingen bij SSRI’S en tricyclische antidepressie (met name bij jongeren, wordt afgeraden voor 24e levensjaar gezien het risico verdubbeld). Advies om SSRI’s wel voor te schrijven omdat overdosis minder toxisch is, wel goed informeren dat eerste periode suïcidale impulsen kunnen toenemen

26
Q

Risico vermijden bij hvl

A
  • Risico volle moment bij ontslag preventie aanpakken door behandelbeleid voor na ontslag samen opstellen met klinische en ambulante begeleiders. Soms moet ambulante behandeling al opgestart worden in klinische fase om al kennis te maken
  • Tijdens een overdracht goed nagaan of informatie is aangekomen,
  • Communicatie waarbij duidelijk is wie regie voert en afspraken voor afwezigheid
  • Dakpanprincipe: zorg wordt pas gestopt wanneer de andere zorg is overgenomen
27
Q

Non-suïcide
contracten

A

Weinig onderzoek naar effectiviteit van non-suïcide afspraken of contracten. O.a. doordat hvl eigen versie. Wel onderzoek naar ervaringen
- Nadeel is dat het de open communicatie kan belemmeren of de indruk kan geven dat indien client geen afspraken wil maken er restrictieve maatregelen genomen worden. Kan ook een gevoel van veiligheid geven waardoor waakzaamheid verslapt.
- Het wordt afgeraden indien er geen werkrelatie is, er crisis is, client psychotisch, geagiteerd, impulsief of onder invloed is