H12 Dissociatieve stoornissen Flashcards
Complexe
diagnostiek en
behandeling DIS
Diagnostiek is vaak complex en cliënten hebben vaak al jarenlang behandeling zonder dat dissociatieve klachten herkend worden. Dit heeft meerdere oorzaken
- Hoge comorbiditeit waarbij mensen zich vaak met andere klachten aanmelden die niet direct gerelateerd worden aan een dissociatieve stoornis
- Wanneer niet expliciet naar dissociatieve symptomen gevraagd worden zullen cliënten dit vaak niet noemen vanwege angst en schaamte
- Tijdens studies is er vaak weinig aandacht voor dissociatieve stoornissen
- Verschillende opvattingen over wat dissociatie is waarbij DSM -5 en ICD-10 een verschillende indeling hebben
- Classificatie volgens DSM ligt onder discussie gezien een aantal somatoforme stoornissen in de ICD-10 geclassificeerd worden onder de dissociatieve stoornis.
Dissociatie
De essentie van trauma: het tijdens en na een overweldigende ervaring uiteenvallen van de persoonlijkheid in onderscheiden dissociatieve delen
- Breekpunt is een passend metafoor omdat het direct wijst naar het ontstaan en voortbestaan van een fragmentatie/dissociatie van de persoonlijkheid.
- Literatuur toont dat complexe dissociatieve stoornissen in traumatische ervaringen geworteld zijn. Met name DIS is verbonden met vroegkinderlijke chronische trauma
- Onduidelijkheid over het concept dissociatie leidt tot zowel onder- als overdiagnosticering van met name DIS en AGDS (andere gespecificeerde diss st)
PTSS/stress vs DIS
- Zowel de acute stress stoornis als PTSS bevatten dissociatieve symptomen zoals amnesie, flashbacks, gevoelloosheid en depersonalisatie/derealisatie
- Vanuit de theorie van structurele dissociatie van persoonlijkheid wordt gesteld dat PTSS in wezen een dissociatieve stoornis is
Prevalentie DIS
Prevalentie van dissociatieve stoornissen wordt geschat op 1,7% en van DIS op 1,1-3,1%. Onder psychiatrische cliënten geschat op 4,8-21% en van DIS 1,2-7%. In NL is onder de opgenomen cliënten 2% DIS en 8% AGDS, geen ambulante cijfers beschikbaar. Verklaring voor verschillen in prevalentie
- Geografische ligging van de instelling
- Gebruik van verschillende diagnostische meetinstrumenten
- Aanwezigheid van comorbide stoornissen die zicht op dissociatie vertroebeld
Continuüm van
symptomen
Aanvankelijk werd gedacht dat dissociatieve symptomen op een continuüm geplaats konden worden met normale verschijnselen (dagdromen) tot pathologische (identiteitswisseling). DES is een zelfrapportage vragenlijst met dissociatieve symptomen gebaseerd op gedachten van een continuüm. Juistheid van een continuüm gedachten ligt onder discussie. Kan onderscheid gemaakt worden tussen
- Pathologische dissociatieve verschijnselen: zijn vaak trauma gerelateerd en duiden op een opdeling van de persoonlijkheid
- Andere vormen van bewustzijnsverandering: zoals dagdromen, highway trance. Hebben vaak te maken met een vernauwing of vermindering van het bewustzijn maar wijzen niet op een opdeling van persoonlijkheid. Zijn aanwezig in algemene bevolking
Pathologische
dissociatieve
verschijnselen
Zijn op te delen in.
o Positieve dissociatieve symptomen: tijdelijke intrusie verschijnselen afkomstig van een of meerdere dissociatieve delen die komen en gaan. Bijv. horen van stemmen, ervaren van misselijkheid en pijn
o Negatieve dissociatieve symptomen: gaan over de afwezigheid of verlies van functies die theoretisch aanwezig moeten zijn
Psychoforme vs
somatoforme
symptomen
- Psychoforme: cognitief-emotionele symptomen
- Somatoforme: sensorimotorisch symptomen
Psychoform
(cognitief-
emotioneel)
symptomen
- Negatief: amnesie, fugues; aanwijzingen dat je dingen hebt gedaan die je niet kunt herinneren, amnesie voor persoonlijke informatie, depersonalisatie, derealisatie, verlies van bepaalde vaardigheden
- Positief: flashbacks, cognitieve en emotionele intrusies door dissociatieve delen (gedachten of gevoelens die niet bij jezelf lijken te horen), psychotische symptomen van de eerste orde (stemmen horen)
Somatoform
(sensorimotorisch)
symptomen
- Negatief: verlies van gevoel van motorische controle, conversie symptomen (bijv. niet kunnen bewegen/praten etc.,) krachtverlies in armen of benen
- Positief: pijn, ongewilde bewegingen en tics, pseudo-epileptische aanvallen en zintuigelijke waarnemingen zoals het zien, horen, proeven van dingen die er niet zijn
Belang dissociatieve
symptomen in kaart
brengen
Bij het in kaart brengen van dissociatieve symptomen moet goed uitgevraagd worden en een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen de pathologische dissociatieve symptomen en de overige bewustzijnsveranderingen
- Doorvragen naar kwaliteit en betekenis van een symptoom
- Onjuiste diagnose van DIS komt veel voor door het niet kunnen onderscheiden en samen met de cliënt in de war zijn over bepaalde symptomen
- Verwarring over DIS komt met name voor bij borderline problematiek
Wanneer Screening van
dissociatieve
symptomen
Screening op dissociatieve symptomen moet een standaard onderdeel zijn in een diagnostisch proces gezien cliënten zich vaak melden met andere klachten. Het moet in ieder geval gedaan worden in de volgende gevallen
- Voorgeschiedenis van chronische, vroegkinderlijke traumatisering
- Somatisch onverklaarde lichamelijke klachten (SOLK)
- Het horen van stemmen
- Wisselende somatische of psychische diagnosen
- Trauma of stress gerelateerde problematiek
- Niet goed aanslaan op ingestelde behandeling met in het bijzonder behandeling voor angst-, stemming-, eet-, persoonlijkheid-, en somatisatie stoornissen
Zelfrapportage-
lijsten DIS
Valide zelfrapportage die in het NL beschikbaar zijn
- DES: 28 vragen over mogelijk dissociatieve ervaringen met drie subschalen (amnesie, depersonalisatie/derealisatie en absorptie/imaginatie). Het is een screener en niet geschikt voor stellen van een diagnose
- DIS-Q: 63 items gebaseerd op continuüm gedachten met vier subschalen (identiteitsverwarring, controle verlies, amnesie, absorptie)
- SDQ-20: 20 vragen die somatoforme manifestatie van dissociatie met. Ook een beschikbare verkorte versie (SDQ-5)
Diagnostisch
interview om
dissociatieve
stoornis vast te
stellen
Verhoogde score op de DES, DIS-Q of SDQ-20 moet altijd gevolgd worden met een diagnostisch gestructureerd interview
- SCID-D-R: onderzoekt 5 dissociatieve symptoomclusters (amnesie, depersonalisatie, derealisatie, identiteitsverwarring en identiteit wisseling) waarbij de ernst en aard van de symptomen wordt bepaald met een ernst classificatie gebaseerd op frequentie en symptomen in het heden en verleden = Gouden standaard maar volgens ICD-10 onvoldoende om diagnose te stellen
- TADS-I: heeft ook een deel voor de somatofrome dissociatieve symptomen en betrekking op andere trauma gerelateerde symptomen. Geeft beter inzicht in dissociatieve organisatie van persoonlijkheid en een beter onderscheid tussen complexe dissociatieve stoornissen, persoonlijkheidsstoornissen en andere stoornissen. Doel om onderscheid te maken tussen symptomen die duiden op opdeling van persoonlijkheid en verschijnselen die te maken hebben met vermindering bewustzijn en niet dissociatief van aard zijn. Onderzoek validering loopt
Fasegericht
psychotherapeutisch
behandelmodel
Behandeling van dissociatieve stoornissen kent een fasegericht psychotherapeutisch behandelmodel waarbij behandeling wordt ondersteund met aanvullende behandelingen zoals medicatie, non-verbale modules zoals creatieve of lichaamsgerichte therapie
- Inzicht vanuit wetenschappelijk onderzoek ontbreekt. Onderzoek richt zich vaak enkel op DIS en AGDS
- Bij een minder complexe dissociatieve stoornis wordt het fasemodel gehanteerd maar is behandeling kortdurend (met name eerste fase) en wordt er sneller overgegaan naar fase 2
- Te snel starten met fase 2 kan resulteren in decompensatie
- Cliënten in latere behandelfase rapporteren minder dissociatieve en PTSSsymptomen, minder psychopathologie, minder zelf verwondend gedrag, minder opnames en beter functioneren in vergelijking met cliënten uit eerdere fase
- Effecten zijn vergelijkbaar met behandelstudies naar chronische PTSS vanuit vroege traumatisering en comorbide depressie bij borderline
3 fasen fasegericht
behandelen.
3 fasen waarbij de verschillende fasen elkaar meer afwisselen naarmate de trauma gerelateerde problematiek complexer is
- Fase 1: bevorderen van een goede therapeutische relatie, veiligheid, stabilisatie, symptoom reductie en zich eigen maken van vaardigheden
- Fase 2: behandeling van traumatische herinneringen
- Fase 3: het (re)integreren van de persoonlijkheid en rehabilitatie