Het ontstaan van aangeboren afwijkingen Flashcards

1
Q

begrippen:
-proliferatie
-differentiatie
-migratie
-apoptosis
-fusie
-inductie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Diverse indelingen van aangeboren afwijkingen (3)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie teratologie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarvan is de gevoeligheid voor teratogenen belangrijk

A

Het hangt af van de pariode waarin de organen worden aangelegd. De meeste organen worden in de eerste 8 wkn aangelegd, hierin weten vrouwen vaak nog een periode niet dat ze zwanger zijn.
Het CNS is de hele periode gevoelig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Principes van Wilson
-Waarvan is het teratogeen effect afhankelijk (8)
-wat kunnen de gevolgen hiervan zijn (4)

A

Structuur en werkingsmechanisme= soms zijn stereoisomeren niet schadelijk
dosis en duur blootstelling= soms is er een drempel effect of een dosis-effect relatie
maternale modificatie van de dosis= wijze waarop moeder het middel metaboliseert
mogelijkheden om foetus te bereiken= sommige dingen te groot voor placentapassage
embryonale periode= gevoelige periode voor teratogene effecten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

eindpunten reproductie-toxicologie/teratologie (9)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Teratogene blootstellingen (8)

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Toxoplasmose
-Wat is het
-waar komt het voor
-gevolgen foetale infectie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Toxoplasmose
-hoeveen % vrouwen heeft antilichamen
-hoe vaak komt foetale infectie voor
-verschil in ernst van de afwijkingen in 1,2,3e trimester

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Congenitale rubella
-gevolgen foetale infectie voor kind later
-gevolg vaccins

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Congenitale rubella
-2 mogelijke mechanismen voor pathogenese

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Genetische predispositie
-invloed bij dm1
-invloed bij epilepsie
-genetische verschil tussen mens en dier invloed op onderzoek

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Thalidomide (softenon) teratogeen
-wat ging er mis
-welke afwijkingen veroorzaakt het

A

Embryonale periode waarin dit werd genomen was belangrijk, in een window van een paar dagen verschilde het of je afwijkingen van de armen of van de benen kreeg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gevolgen slikken valproaat (epilepsie med) voor baby

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gevolgen vitamine a gebruik tijdens zwangerschap
-accutane

A

Vitamine A kan ook in cremes zitten, dan is het ook al schadelijk

Accutane is een middel tegen ernstige acne, met de werkzame stof retinoic acid, dit zorgt voor ernstige aangeboren afwijkingen of spontane abortus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

TORCHES
-hoeveen % geinfecteerd met deze micro-organisme

A
17
Q

Overervingspatronen
-monogene aandoeningen
-chromosomale aandoeningen

A
18
Q

Definitie syndroom

A
19
Q

Definitie major anomalie

A
20
Q

Definitie minor anomalie
-hoe vaak komt het voor
-voorbeelden

A

Het komt bij minder dan 4% van de personen in een bepaalde bevolkingsgroep voor

21
Q

Meest voorkomende localisaties minor anomalies

A
22
Q

Signaalfunctie minor anomalies

A

Minor anomalies hebben een signaalfunctie voor major anomalies, bij 3 heb je al meer dan 25% kans op het hebben van een major anomalie
Combinaties van bepaalde minor anomalies kunnen passen bij bepaalde syndromen

23
Q

Definitie deformatie

A
24
Q

Definitie disruptie
-oorzaken
-predispositie

A

Disruptie wordt veroorzaakt door extrinsieke factoren (infectie, ischemie, bloeding, teratogenen of traumata) en is dus niet erfelijk, erfelijke factoren kunnen wel predisponeren tot een disruptie en de ontwikkeling na de schade beinvloeden, bijvoorbeeld erfelijke stollingsproblemen

25
Q

Definitie malformatie
-oorzaken

A

Oorzaken kan genetisch zijn, maar ook bijvoorbeeld medicatie (softenon) of een combi van erfelijke en niet-erfelijke factoren

26
Q

Definitie dysplasie

A

Oorzaak kan hier weer erfelijk of niet-erfelijk zijn of een combinatie hiervan

27
Q

Belang van een diagnose (6) voor pt

A
28
Q

Voorbeelden
-malformatie
-disruptie
-deformatie
-dysplasie

A