HC8 H19 Taal Flashcards
Fonemen
De kleinste eenheden van betekenisvolle klanken in taal. Voorbeeld: “baard” en “paard” verschillen door één foneem.
Morfemen
De kleinste eenheden van betekenis in taal. Voorbeeld: “beertje” bestaat uit “beer” en “-tje”, en “speelden” bevat “speel” en “-den”.
Lexicon
De verzameling van alle woorden in een taal, inclusief hun syntactische en semantische eigenschappen.
Syntax
De regels voor het combineren van woorden tot zinnen; het bepaalt de grammaticale structuur van taal.
Semantiek
De letterlijke betekenis van woorden en zinnen in een taal.
Prosodie
De toon of intonatie van de stem, die de betekenis van woorden of zinnen kan veranderen.
Discourse
De manier waarop zinnen en uitingen worden gekoppeld aan een groter verhaal of context.
Generativiteit
Het concept dat taal oneindige combinaties mogelijk maakt, waardoor steeds nieuwe zinnen kunnen worden gecreëerd.
Stembanden
Plooien van het slijmvlies in het strottenhoofd die geluid produceren door trilling.
Formanten
Structuren in het stemkanaal die geluidsgolven filteren, waardoor specifieke geluiden ontstaan.
Basistaalvaardigheden van de mens
Categorisatie
Categorieën labelen
Gedrag sequentie
Mimiek
Motorisch spraakapparaat
Het spraakapparaat bij mensen, dat essentieel is voor articulatie en het gebruik van medeklinkers; gecontroleerd door de hersenen.
Gebarentaal
Een complex en generatief communicatiesysteem dat, net als gesproken taal, voldoet aan de criteria voor taal.
Menselijke omgeving
Kinderen hebben taalinput en interactie nodig om taal te leren; kinderen in isolement (deprivatie) leren geen taal.
Infant-directe spraak
Een manier van spreken gericht op baby’s, met hogere toonhoogte en eenvoudige zinnen, die taalontwikkeling bevordert.
Discontinuïteit theorieën
Theorieën die stellen dat taal ongeveer 200.000 jaar geleden plotseling en snel is ontstaan.
Continuïteit theorieën
Theorieën die suggereren dat taal geleidelijk is ontstaan door aanpassingen in communicatiemethoden van diersoorten en zich verder ontwikkelde bij voorouderlijke mensachtigen.
Broca’s afasie
Een taalstoornis waarbij mensen moeite hebben met spraakproductie. Kenmerken zijn langzame, moeizame en niet-vloeiende spraak met korte zinnen (< 4 woorden). Begrip en lezen kunnen intact zijn, maar schrijven is vaak beperkt. Geassocieerd met schade aan het achterste deel van de linker inferieure frontale gyrus (LIFG).
Wernicke’s afasie
Een taalstoornis waarbij de spraak vloeiend is maar vaak onbegrijpelijk, en het begrip van gesproken en geschreven taal is verminderd. Geassocieerd met schade aan de grens van de temporale en pariëtale kwab.
Wernicke-Geschwind model (klassiek model)
Een model van taalverwerking waarin Broca’s gebied betrokken is bij spraakproductie en syntaxis, terwijl Wernicke’s gebied zich richt op taalbegrip en semantiek. Er is echter overlap, waarbij Broca ook semantiek beïnvloedt en Wernicke syntaxis.
Problemen met het klassieke model
Het klassieke model toont beperkingen: er is vaak een mismatch tussen afasie-type en beschadigd gebied (50-60%). Het model richt zich alleen op losse woorden (lexicaal niveau) en onderschat de rol van Broca’s en Wernicke’s gebied; beide gebieden blijken ook bij andere aspecten van taal (zoals productie en begrip) betrokken. Daarnaast zijn er grotere, uitgebreide netwerken actief bij taalverwerking, inclusief subcorticale gebieden en bilaterale hersenactiviteit, wat de oorspronkelijke verdeling van taken in twijfel trekt en discussie oproept over hun precieze functies.
Bilaterale activatie bij taalprocessen
Taalprocessen activeren vaak beide hersenhelften, ondanks dat productie en syntax sterk gelateraliseerd zijn naar links. De rechter hemisfeer speelt ook een rol in begrip, prosodie, en context.
Anterior taalgebieden (Broca)
Bevindt zich in hersengebieden 44 en 45; betrokken bij spraakproductie en syntax. Gebied 44 heeft ventrale en dorsale delen, terwijl gebied 45 een anterieur en posterieur deel heeft.
Posterior taalgebieden (Wernicke)
Gelokaliseerd in de temporale en pariëtale kwabben; voornamelijk betrokken bij taalbegrip en semantiek.
Dual pathways voor taal
Dorsale pathway verwerkt klanken en motorische representatie (fonemen en syntax), terwijl de ventrale pathway fonologie koppelt aan semantiek en betekenis uit grammatica haalt.
Lateralisatie van taal
Taalproductie en syntax zijn sterk gelateraliseerd naar links, terwijl de rechter hemisfeer bijdraagt aan prosodie, begrip, en context. Structurele verschillen tussen hemisferen kunnen deze bias beïnvloeden.
Betrokkenheid van andere hersengebieden bij taal
Naast Broca’s en Wernicke’s gebieden zijn ook de rechter hemisfeer, subcorticale structuren (zoals thalamus en nucleus caudatus), cerebellum, en visuele cortex betrokken bij spraak en lezen.
Taalgebieden bij breinstimulatie
Hersenstimulatie kan spraak verstoren (zoals vloeiendheid en woordselectie) maar toont geen strikte scheiding tussen taalgebieden; er zijn grote individuele verschillen in locatie en functie.
TMS van Broca’s gebied
Transcraniële magnetische stimulatie (TMS) toont een onderverdeling van Broca’s gebied: anterieur deel voor semantiek, posterieur deel voor fonologie, wat consistent is met fMRI-bevindingen.
Semantisch netwerk
Een netwerk van hersengebieden dat betrokken is bij het verwerken van betekenis. Posterior gebieden ondersteunen perceptuele kennis en anterior gebieden ondersteunen actie-gerelateerde kennis.
Arcuate gyrus
Gebied in het semantische netwerk dat bijdraagt aan de integratie van complexe kennis en het ophalen ervan.
Laterale ventrale temporale (LVT) cortex
Deel van het semantische netwerk, betrokken bij taalbegrip.
Ventrale temporale (VT) cortex
Betrokken bij objectcategorisatie binnen het semantische netwerk.
Dorsale mediale prefrontale (dmPF) cortex
Ondersteunt het vloeiend ophalen van semantische woorden binnen het semantische netwerk.
Inferior frontale fyrus (IFG)
Speelt een rol in fonologisch werkgeheugen en syntactische verwerking, als onderdeel van het semantische netwerk.
Ventromediale prefrontale (vmPF) cortex
Betrokken bij affectieve verwerking van taal, zoals emotionele betekenis.
Posterior cingulate gyrus (PCG)
Ondersteunt episodische en ruimtelijke aspecten van woordbetekenis.
Het brein woordenboek
Het concept van het brein “woordenboek” is data-driven en onderzoekt de reactie van specifieke hersengebieden op woorden en acties. Hierbij kijken deelnemers naar films, luisteren ze naar verhalen of lezen ze teksten, terwijl onderzoekers de correlatie meten tussen hersenactivatie en specifieke woorden of acties. Een enkele voxel, zoals in het linker parahippocampale place area, reageert bijvoorbeeld specifiek op scènes met geconstrueerde objecten, zoals huizen.
Neurale webben van taal
Taalbetekenis ontstaat door connecties tussen neurale netwerken. Bijvoorbeeld, de zin “iemand speelt heel mooi piano” activeert een ander netwerk dan “een zware piano tillen vanwege de verhuizing.”
Stoornissen van taalbegrip
Problemen in het begrijpen van taal, zowel auditief als visueel. Patiënten kunnen moeite hebben met het interpreteren van gesproken of geschreven taal.
Stoornissen van taalproductie
Problemen met taalproductie, zoals slechte articulatie, woordvindproblemen (anomie), het gebruiken van verkeerde woorden (parafrasie), verlies van grammatica, moeite met herhalen, lage verbale vloeiendheid, schrijfproblemen (agrafie), en verlies van stemtoon (aprosodie).
Vloeiende afasie
Taalstoornis waarbij de spraak vloeiend is, maar vaak betekenisloos. Voorbeelden zijn:
Sensorische afasie (Wernicke’s): vloeiende, maar inhoudsloze spraak met slecht begrip en schrijfproblemen.
Geleidingsafasie: goed begrip en spreken, maar niet kunnen herhalen.
Anomische afasie: goed begrip maar ernstige woordvindproblemen, vooral bij zelfstandige naamwoorden en werkwoorden.
Niet-vloeiende afasie
Patiënten begrijpen taal relatief goed, maar hun spraak is moeizaam en simplistisch. Expressieve afasie (Broca’s) is hier een voorbeeld van, waarbij de spraak traag en grammaticaal gebrekkig is.
Pure afasie
Specifieke taalstoornissen die beperkt zijn tot één aspect, zoals alleen lezen (alexie), schrijven (agrafie), of woordherkenning zonder andere taalproblemen.
Gebruik termen Broca’s/Wernicke’s afasie
De termen worden nog steeds gebruikt, maar ze geven geen nauwkeurige informatie over de betrokken hersengebieden bij taalstoornissen.
Locaties van laesies in afasieën
Een infarct buiten Broca’s gebied kan ook tot afasie van Broca leiden. Het lokaliseren van taalstoornissen is complex, omdat grote delen van de hersenen betrokken zijn bij taal.
CVA en taalstoornissen
Bij veel patiënten ontstaan taalstoornissen door een beroerte in de middelste cerebrale arterie, die de temporale en frontale taalgebieden en de nucleus caudatus van bloed voorziet. Herstelprocessen na een CVA maken de lokalisatie van taalstoornissen moeilijker.
Vloeiende en niet-vloeiende afasieën
Vloeiende en niet-vloeiende afasieën hebben elk verschillende symptomen, die elk een eigen neurologische oorzaak kunnen hebben.
Rechter hemisferische laesies en taal
De rechter hemisfeer kan taal begrijpen, maar controleert meestal de spraak niet, waardoor afasie zelden voorkomt na een rechterhemisferische laesie. Wel leidt het vaak tot problemen met prosodie en contextueel woordgebruik.
Dyslexie
Dyslexie kan zich manifesteren op het niveau van letters, woorden en zinnen, en is een stoornis die voortkomt uit problemen binnen verschillende stadia van taalverwerking.
Oorzaken van dyslexie
Dyslexie kan het gevolg zijn van gebrekkige parallelle verwerking van orthografische, fonologische, spatiële of semantische representaties van geschreven taal, of van combinaties van deze problemen.
Aandacht dyslexie
Bij aandacht dyslexie hebben mensen moeite om woorden te lezen wanneer er meer dan één letter wordt gerepresenteerd, wat leidt tot concentratieproblemen tijdens het lezen.
Neglect dyslexie
Personen met neglect dyslexie kunnen het eerste of laatste deel van een woord mislezen, wat hun leesbegrip beïnvloedt.
Letter-bij-letter lezen
Dit type dyslexie komt voor wanneer mensen alleen woorden lezen die ze zelf hebben gespeld, hetzij hardop, hetzij in stilte, zonder ze als geheel te herkennen.
Deep dyslexie
Bij deep dyslexie maken mensen semantische fouten en lezen ze woorden die semantisch gerelateerd zijn in plaats van het doelwoord (bijv. “merry” als “Christmas”).
Fonologische dyslexie
Personen met fonologische dyslexie hebben moeite met het hardop lezen van niet-woorden, wat duidt op een probleem met de fonologische verwerking.
Oppervlakkige dyslexie
Bij oppervlakkige dyslexie kunnen mensen woorden niet direct herkennen, maar begrijpen ze deze door gebruik te maken van letter-to-geluidrelaties terwijl ze de woorden uitspreken.
Dual route theorie
De dual route theorie stelt dat het lezen van geschreven taal wordt bereikt door twee verschillende maar interactieve procedures: de lexicale en niet-lexicale routes.
Lexicale route
De lexicale route vertrouwt op de activatie van orthografische (beeld) of fonologische (geluid) representaties van woorden. Deze route kan alle bekende woorden verwerken, zowel reguliere als niet-reguliere woorden, maar is niet in staat om onbekende woorden of niet-woorden te verwerken.
Niet-lexicale route
De niet-lexicale route gebruikt een subwoordprocedure die is gebaseerd op geluid-klankregels. Deze route kan succesvol zijn bij het lezen van niet-woorden en reguliere woorden die geen letter-geluidregels volgen, maar biedt geen succes met niet-reguliere woorden die deze regels niet aanhouden.