HC4 H12 Individuele verschillen in cerebrale organisatie Flashcards

1
Q

Cerebrale asymmetrie bij schade aan linker temporaalkwab

A

Twee patiënten met schade aan de linker temporaalkwab kunnen verschillende uitvalpatronen vertonen.

Patiënt 1: uitval in spraak, verbaal geheugen en lezen.
Patiënt 2: uitval in gezichtsherkenning en tekenen.
Dit illustreert dat cerebrale asymmetrie tussen individuen kan verschillen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Variatie in cerebrale asymmetrie

A

Cerebrale asymmetrie kan variëren tussen personen, beïnvloed door factoren zoals handvoorkeur, geslacht en omgeving. Dit betekent dat niet iedereen dezelfde mate van hemisferische dominantie voor bepaalde functies heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Handvoorkeur en cerebrale asymmetrie

A

Ongeveer 10% van de mensen is linkshandig. Handvoorkeur is echter niet absoluut; sommige mensen gebruiken afhankelijk van de taak soms hun rechterhand en soms hun linkerhand. Anatomische asymmetrie is sterker bij rechtshandigen; linkshandigen zijn vaak minder gelateraliseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Spraak lateralisatie bij linkshandigen

A

Linkshandigen vertonen meer variatie in spraak-lateralisatie:

70% heeft spraak in de linker hemisfeer.
15% heeft spraak in de rechter hemisfeer.
15% heeft spraak bilateraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Relatie tussen anatomische verschillen en taal

A

De anatomische verschillen tussen de linker en rechter hemisferen zijn meer gerelateerd aan de lokalisatie van taal dan aan handvoorkeur. Bij mensen met spraak in de linker hemisfeer is bijvoorbeeld de piramidale zenuwbaan naar de rechterhand beter ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Corpus callosum en handvoorkeur

A

Linkshandigen hebben vaak een groter corpus callosum, wat gerelateerd is aan de mate van hersenlateralisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Handvoorkeur - omgevingstheorieën

A

De omgevingstheorieën suggereren dat handvoorkeur ontstaat door omgevingsfactoren. Voorbeelden zijn:

Bruikbare hypothese: een moeder houdt haar kind in haar linkerhand vast zodat ze met haar rechterhand kan werken.
Versterking hypothese: handvoorkeur wordt versterkt door een bias in de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Handvoorkeur -Anatomische theorieën

A

Anatomische theorieën stellen dat handvoorkeur voor rechts zorgt voor een betere ontwikkeling van de linker hemisfeer. Niet-familie linkshandigen vertonen asymmetrie zoals rechtshandigen, terwijl familie linkshandigen een andere asymmetrie vertonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Handvoorkeur - Hormonale theorieën

A

Hormonale theorieën stellen dat verschillen in testosteron kunnen bijdragen aan cerebrale asymmetrie en handvoorkeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Handvoorkeur - Genetische theorieën

A

Genetische theorieën suggereren dat een dominant gen verantwoordelijk is voor rechtshandigheid en spraakontwikkeling in de linker hemisfeer, terwijl een recessief gen zorgt voor linkshandigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Genderverschillen - Cognitie en gedrag

A

Er zijn statistisch significante verschillen in verbale, spatiële, motorische en rekenvaardigheden tussen mannen en vrouwen. Deze verschillen worden beïnvloed door biologische factoren, omgeving, scholing en opvoeding, maar zeggen weinig over een individu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Testosteron en ontwikkeling

A

Hoge testosteronniveaus in de baarmoeder zijn gerelateerd aan typisch mannelijk spelgedrag. Foetaal testosteron in het vruchtwater is een indicator voor hoeveel mannelijk-typisch gedrag een kind later vertoont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Genderverschillen - Motorische vaardigheden

A

Mannen zijn beter in gooien en vangen van objecten.
Vrouwen hebben betere fijne motoriek, zoals het nauwkeurig bewegen van handen en vingers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Genderverschillen - spatiële vaardigheden

A

Mannen zijn over het algemeen beter in mentale rotatie, spatiële navigatie en geografische kennis. Vrouwen scoren beter op spatiële geheugenopdrachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Genderverschillen - Wiskundige vaardigheden

A

Vrouwen zijn beter in wiskundige berekeningen, terwijl mannen beter zijn in wiskundig redeneren en het oplossen van complexe problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Genderverschillen - Perceptuele vaardigheden

A

Vrouwen over algemeen beter
Vrouwen zijn beter in sensorische gevoeligheid, perceptuele snelheid, gezichtsherkenning en geheugen voor visuele stimuli.

17
Q

Genderverschillen - Verbale vaardigheden

A

Vrouwen over algemeen beter
Vrouwen scoren beter op verbale vloeiendheid en verbaal geheugen in vergelijking met mannen.

18
Q

Hersenstructuur - voordelen vrouwelijke hersenen

A
  • Grotere taalgebieden
  • Grotere mediale paralimbische gebieden
  • Grotere laterale frontale gebieden
  • Meer grijze stof
  • Meer dicht opeengepakte neuronen in temporale kwab
  • Meer gyri
  • Dichtere cortex
19
Q

Hersenstructuur - voordelen mannelijke hersenen

A
  • Grotere mediale frontale gebieden
  • Grotere cingulate gebieden
  • Grotere amygdala en hypothalamus
  • Grotere hoeveelheid witte stof
  • Grotere cerebrale ventrikeles
  • Grotere rechter planum pariëtale
  • Meer nueronen
  • Groter brein
20
Q

Genderverschillen - Cerebrale asymmetrie

A

Mannen vertonen meer asymmetrie, vooral bij verbale taken. Ze hebben meer verbindingen binnen hemisferen, terwijl vrouwen meer verbindingen hebben tussen beide hemisferen.

21
Q

Seksuele voorkeur en genderidentiteit

A

Homoseksuelen vertonen hersenpatronen die meer lijken op die van het andere geslacht, vooral in verbale vloeiendheid en de hypothalamus.
Transgenders hebben een andere hersenactiviteit in netwerken die met lichaamswaarneming te maken hebben.

22
Q

Genderverschillen - Afasie en Apraxie

A

Bij afasie is de lokalisatie van schade bij vrouwen in de linker frontale gebieden en bij mannen in de linker posterieure gebieden. Apraxie volgt hetzelfde patroon. Dit kan worden verklaard door hormonale effecten, rijping en cognitieve strategieën.

23
Q

Hersenverschillen - effecten van omgeving

A

Verschillende taal, geeft verschillen in hersenorganisatie
Sensorische deprivatie zorgt voor herbedrading
- Doven: auditieve cortex minder witte stof volume, meer grijze stof in cerebellum
- Blinden: auditieve input en echolocatie in visuele cortex
Verarmde omgeving
- Wezen Roemenië: 20% kleinere hersenomvang (behalve voor 18 mnd geaddopteerd)
- SES gerelateerd aan lagere taalscores en veranderde taalnetwerken in hersenen

24
Q

Tot slot

A

Hemisferen hebben een bias tot functionele specialisatie, maar ook plasticiteit
 De R hemisfeer kan taalfunctie overnemen
 Geen enkele theorie in de tentamenstof kan op zichzelf variantie in asymmetrie verklaren