HC11 H23 Hersenontwikkeling Flashcards

1
Q

Drie benaderingen voor hersenontwikkeling

A
  1. Maturatie van het zenuwsysteem en de correlatie met gedragsontwikkeling.
  2. Het gedrag van een opgroeiend kind wordt geanalyseerd om de neurale maturatie af te leiden (tegenovergesteld van de eerste benadering).
  3. De relatie tussen hersenen en gedrag wordt onderzocht om factoren te identificeren die beide beïnvloeden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vormen van gyri en sulci

A

Vanaf ongeveer 7 maanden zwangerschap beginnen de gyri (windingen) en sulci (groeven) zich te vormen in de hersenen. De structuur van de cellen is nog niet volledig ontwikkeld zoals bij volwassenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kenmerken van ontwikkeling van hersencellen

A
  1. De bestemming en functie van de cellen zijn van tevoren vastgesteld.
  2. Ontwikkeling omvat zowel de geboorte van cellen (neurogenese) als het afsterven van cellen (apoptose) en verbindingen (pruning).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Volgorde in de ontwikkeling van hersenen

A
  1. Neurogenese: De geboorte van cellen, met stamcellen die neuronen produceren. Dit begint in de wand van de neurale buis en gaat door tot vroege volwassenheid.
  2. Migratie: De stamcellen migreren naar verschillende hersendelen, zoals de cortex, en gebruiken radiale gliacellen als “wegen”.
  3. Differentiatie: De stamcellen differentiëren in specifieke neuronen en gliacellen, afhankelijk van hun latere functie. Dit proces is grotendeels voltooid bij de geboorte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Neurogenese

A

Het proces waarbij nieuwe neuronen worden geproduceerd uit stamcellen. Dit proces is grotendeels voltooid rond de 4,5 maand van de zwangerschap, maar kan doorgaan tot de vroege volwassenheid in bepaalde hersengebieden, zoals de hippocampus en het striatum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Migratie van neurale stamcellen

A

Stamcellen migreren uit de neurale buis naar de ontwikkelende hersendelen, zoals de cortex, met behulp van radiale gliacellen als leidraad. Dit proces gaat door tot ongeveer 8 maanden na de geboorte en is kwetsbaar voor letsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Celdifferentiatie

A

Gedurende de migratie differentiëren stamcellen zich in specifieke typen neuronen en gliacellen, afhankelijk van hun latere functie. Dit proces is grotendeels voltooid rond de geboorte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neurale maturatie

A

Verwijst naar de rijping van de hersenen, inclusief dendrietvorming en synapsvorming. Dit proces begint al voor de geboorte en speelt een cruciale rol in de hersenontwikkeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Myelinisering

A

Het proces waarbij gliacellen een isolerende myelineschede om axonen vormen, waardoor de snelheid van prikkelgeleiding toeneemt. Myelinisering is een belangrijke indicator van cerebrale rijping en gaat gedurende het hele leven door.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Synaptische pruning

A

Pruning is het proces waarbij overbodige synapsen verdwijnen, een belangrijke fase in hersenontwikkeling, vooral tijdens de adolescentie. Dit helpt de hersenen efficiënter te functioneren door ongebruikte verbindingen te elimineren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurale ontwikkeling in adolescentie

A

In het adolescentenbrein verdwijnen veel synapsen door pruning, terwijl nieuwe verbindingen ontstaan, vooral in de prefrontale cortex (PFC). Er is een toename van neurale plasticiteit, maar het brein is tegelijkertijd kwetsbaarder voor invloeden van buitenaf. Seksuele hormonen beïnvloeden de rijping van hersenstructuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschillen in grijze en witte stof - adolescentie

A

In de adolescentie veranderen de verhoudingen van grijze en witte stof in de hersenen, wat invloed heeft op cognitieve en emotionele functies. Grijze stof bevat de cellichamen van neuronen, terwijl witte stof bestaat uit de gemyeliniseerde axonen die de communicatie tussen hersengebieden vergemakkelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Anencefalie

A

Cerebrale hemisferen, diencefalon en
middenhersenen zijn afwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Holoprosencefalie

A

Cortex vormt zich als een enkele
ongedifferentieerde hemisfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Lissencefalie

A

Hersenen kunnen geen sulci en gyri vormen en
komen overeen met die van een embryo van 12
weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Micropolygyria

A

Gyri zijn talrijker, kleiner en meer ontwikkeld
dan normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Macrogyria

A

Gyri zijn breder en minder talrijk dan normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Micro-encefalie

A

De ontwikkeling van de hersenen is rudimentair
en de persoon heeft een lage intelligentie

19
Q

Porencefalie

A

Cortex heeft symmetrische holtes waar de
cortex en de witte stof zouden moeten zijn

20
Q

Heterotopie

A

Verplaatste eilanden van grijze stof verschijnen
in de ventriculaire wanden of witte stof,
veroorzaakt door afgebroken celmigratie

21
Q

Callosale agenesis

A

Gehele corpus callosum of een deel ervan is
afwezig

22
Q

Cerebellaire agenesis

A

Delen van het cerebellum, de basale ganglia of
het ruggenmerg zijn afwezig of de agenese is
misvormt

23
Q

Beeldvormingsstudies van hersenontwikkeling

A

Beeldvormingsstudies worden gebruikt om de structurele veranderingen in de hersenen te onderzoeken, zoals veranderingen in de corticale dikte, witte stofbanen en de plasticiteit van de hersenen. Dit helpt wetenschappers te begrijpen hoe de hersenen zich ontwikkelen en zich aanpassen.

24
Q

Corticale dikte

A

De “corticale dikte” verwijst naar de dikte van de hersenschors. Gedurende de ontwikkeling neemt de corticale dikte toe, maar door pruning worden circuits efficiënter, waardoor de witte stofbanen groter worden en de grijze stof naar buiten wordt geduwd. Dit zorgt voor een grotere corticale oppervlakte, maar een dunnere cortex

25
Q

Pruning van hersencircuits

A

Pruning is het proces waarbij overbodige of onbenutte neurale verbindingen in de hersenen worden verwijderd, wat leidt tot efficiëntere hersencircuits. Dit gebeurt tijdens de ontwikkeling, vooral in de jeugd en adolescentie, en bevordert een betere werking van de hersenen.

26
Q

Verhouding witte en grijze stof

A

Gedurende de hersenontwikkeling neemt de hoeveelheid witte stof toe, wat leidt tot grotere witte stofbanen die de communicatie tussen verschillende hersengebieden verbeteren. Tegelijkertijd wordt de grijze stof naar buiten geduwd, wat zorgt voor een grotere corticale oppervlakte, maar met een dunnere cortex.

27
Q

Hersenplasticiteit

A

Verwijst naar het vermogen van het zenuwstelsel om fysiek en chemisch te veranderen. Deze plasticiteit maakt het mogelijk voor de hersenen om zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving en om te compenseren voor letsel door nieuwe verbindingen te vormen of bestaande verbindingen te versterken.

28
Q

Factoren die hersenplasticiteit beïnvloeden

A

Zowel externe als interne factoren beïnvloeden de hersenplasticiteit. Externe factoren omvatten de omgeving en ervaringen, terwijl interne factoren hormonen, letsel, voeding, microbioom en stress omvatten. Deze invloeden spelen vooral een rol in de vroege stadia van de ontwikkeling.

29
Q

Epigenetische veranderingen

A

Verwijzen naar veranderingen in de genexpressie door modificaties zoals methylering van DNA, die de activiteit van genen beïnvloeden zonder de genetische code zelf te veranderen. Deze veranderingen kunnen doorgegeven worden aan volgende generaties en hebben invloed op de hersenontwikkeling en het functioneren.

30
Q

Sensomotorische fase (geboorte-18/24 mnd)

A

In deze fase ontdekken kinderen de wereld voornamelijk via hun zintuigen en motorische vaardigheden. Ze ontwikkelen objectpermanentie, het besef dat objecten blijven bestaan, zelfs als ze niet zichtbaar zijn. Angst voor vreemden komt ook voor in deze fase.

31
Q

Preoperationele fase (2-6 jaar)

A

In deze fase beginnen kinderen symbolen te gebruiken, zoals woorden en plaatjes, om de wereld te representeren. Ze spelen vaak met symbolisch spel (pretend play) en vertonen egocentrisme, waarbij ze de wereld alleen vanuit hun eigen perspectief begrijpen. Taalontwikkeling is een belangrijk kenmerk van deze fase.

32
Q

Concrete operationele fase (7-11 jaar)

A

In dit stadium kunnen kinderen logisch nadenken over concrete gebeurtenissen. Ze begrijpen concepten zoals conservatie (de hoeveelheid blijft hetzelfde, zelfs als de vorm verandert) en kunnen eenvoudige wiskundige transformaties uitvoeren.

33
Q

Formele operationele fase (12+)

A

In de formeel operationele fase ontwikkelen adolescenten het vermogen om abstract te denken en hypothesen te formuleren. Ze kunnen complexe logische redeneringen maken en beginnen met volwassen moreel denken.

34
Q

Aversieve omgevingen en hersenontwikkeling

A

Vroege negatieve ervaringen, zoals het opgroeien in een weeshuis of onder verwaarlozing, kunnen een diepgaande invloed hebben op de hersenontwikkeling, vooral bij kinderen jonger dan 18 maanden. Studies zoals die van “Genie” en onderzoek naar adverse childhood experiences (ACEs) tonen aan hoe trauma’s de mentale en lichamelijke gezondheid beïnvloeden.

35
Q

Invloed omgeving op hersenontwikkeling

A

De omgeving speelt een cruciale rol in de organisatie van de hersenen. Complexe omgevingen bieden voordelen, zelfs voor de geboorte, zoals het horen van de stem van de moeder. Ervaren ouders en epigenetische invloeden kunnen de hersenontwikkeling van het kind beïnvloeden. Factoren zoals voeding, stress en de sociale omgeving (bijv. sociaaleconomische status) hebben ook invloed op hersenstructuren en cognitieve ontwikkeling.

36
Q

Invloed gezondheid/voeding op hersenontwikkeling

A

Gebrek aan voedingsstoffen, zoals ijzer, kan bijdragen aan aandoeningen zoals ADHD. Invloeden van het microbioom (darmflora) kunnen gerelateerd zijn aan autisme spectrum stoornissen (ASD). Loodvergiftiging kan neurotoxisch zijn en is geassocieerd met ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD en autisme.

37
Q

Sensitiviteit voor native taal

A

Baby’s van 6 maanden tonen Mismatch Negativity (MMN) voor alle klankverschillen, zowel in de geboortetaal als in een onbekende taal.
Baby’s van 12 maanden tonen alleen MMN voor klankverschillen die belangrijk zijn voor de geboortetaal, wat aantoont dat ze zich beginnen te specialiseren in de klanken van hun moedertaal.

38
Q

Effecten van hersenletsel op taal

A

Taal kan overleven bij vroeg hersenletsel in de linker hemisfeer.
Het rechterhersenhelft kan het taalvermogen gedeeltelijk overnemen, hoewel dit vaak ten koste gaat van andere functies, zoals visuospatiële oriëntatie.
Vroege letsels in de rechterhersenhelft kunnen vergelijkbare effecten hebben als letsels bij volwassenen.

39
Q

Rechts-gelateraliseerde hersenbanen en taal na infarct

A

Bij een infarct in de linker hemisfeer rond de geboorte kunnen rechts-gelateraliseerde hersenbanen in de dorsale taalbanen een voorspeller zijn voor de taalproductie op de leeftijd van 4 jaar. Dit betekent dat de rechterhersenhelft deels de functie van de linkerhersenhelft kan overnemen voor taal.

40
Q

Herstel na vroeg hersenbeschadiging

A

Na een vroege hersenbeschadiging kunnen er veranderingen optreden in de organisatie van de overgebleven hersencircuits.
Nieuwe neuronen en gliacellen kunnen worden aangemaakt om verloren neuronen te vervangen.
Factoren zoals taststimuli en een rijke omgeving (zoals complexe huisvesting bij jonge ratten) kunnen het herstel bevorderen, zelfs vóór het letsel.

41
Q

Abnormale hersenontwikkeling door prenatale invloeden

A

Negatieve prenatale invloeden kunnen de hersenontwikkeling ernstig verstoren, bijvoorbeeld door ondervoeding (zoals tijdens de Hongerwinter) of door blootstelling aan toxines zoals roken, drugs, alcohol, bepaalde medicijnen (zoals antidepressiva), lood, kwik en andere zware metalen.
Prenatale stress kan ook schadelijk zijn voor de ontwikkeling van de hersenen.

42
Q

Postnatale invloeden op hersenontwikkeling

A

Omgevingsdeprivatie (bijvoorbeeld visuele deprivatie) heeft sterkere effecten op de hersenontwikkeling wanneer het op jonge leeftijd optreedt.
Sociale en cognitieve deprivatie, zoals gezien bij Roemeense kinderen in weeshuizen, heeft ook langdurige effecten op de hersenontwikkeling.
Negatieve invloeden van ouders, zoals misbruik, verslavingen, of verlies van een ouder, kunnen de ontwikkeling van de hersenen negatief beïnvloeden.

43
Q

Positieve prenatale invloeden op hersenontwikkeling

A

Een gezond dieet en rijke cognitieve en sensorische stimulatie tijdens de zwangerschap kunnen een positieve invloed hebben op de hersenontwikkeling van het kind.
Prenatale zorg en gezonde omgevingsomstandigheden dragen bij aan een betere ontwikkeling van de hersenen.

44
Q

Postieve postnatale invloeden op hersenontwikkeling

A

Het spelen van een instrument kan de hersenontwikkeling stimuleren, vooral door verbeterde motorische en cognitieve vaardigheden.
Blootstelling aan verschillende spraakgeluiden kan ook bijdragen aan de taalontwikkeling en de hersenen helpen zich te ontwikkelen door rijke sensorische input.