HC 1 Introductie Klinische Neuropsychologie Flashcards

1
Q

Neuropsychologie

A

Verklaring van menselijk gedrag als hersenfuncties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Klinische neuropsychologie

A

Bekijkt oorzaken en gevolgen van het (dys)functioneren van de hersenen.
Dit zijn de effecten van aangeboren of verworven neurale stoornissen op cognitieve-, emotionele- en gedragsfuncties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leasie studies

A

Bekijken de relatie tussen beschadigde hersenen en functieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neuroimaging

A

Bekijkt functie processen in relatie tot hersenactiviteit. Het gaat meer over welke gebieden betrokken zijn (i.t.t. noodzakelijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Monisme vs. dualisme

A

Debat tussen geest en hersenen
Monisme: geest en hersenen samengevoegde entiteiten
Dualisme: geest en hersenen afzonderlijke entiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Lokalisme vs. holisme

A

Lokalisme: neuronen en hersengebieden hebben specifieke functies
Holisme: neuronen en hersengebieden zijn vrij ongedifferentieerd en werkt meer als geaggregeerd veld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Betekenis van werking hersenen (= aard van neurale communicatie)

A

Wordt geest volledig gemaakt door de hersenen?
Kan het bewustzijn worden herleid tot neuronen, dus is bewustzijn alleen neurale activiteit?
Bestaat er een ziel buiten de neuronen? hoe zit het met ziel en vrije wil?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schedeltrepanaties

A

Gaatjes in schedel werden gemaakt en evt. iets eruit gehaald. Bestaat vanaf ca. 10.000 v.C.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Localization of function

A

Hypothese dat specifiek functioneel hersengebied elk soort van eigenschap controleert. Hoe groter het orgaan, hoe beter de vaardigheid of eigenschap. Hoe meer schedel uitstak, hoe groter onderliggende orgaan
Werd gemeten aan hand van grootte en dikte van schedel (cranioscopie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Localization of function - problemen

A
  • de eigenschappen die werden bekijken vallen niet objectief te kwantificeren
  • eigenschappen van de schedel vertellen je weinig over het onderliggende hersengebied
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Flourens

A

Antilokalist
Nam kleine stukjes cortex weg bij proefdieren
- vond geen specifieke en blijvende gedragseffecten
- soms is herstel mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Goltz & Lashley

A

Antilokalist
Gedragseffecten van corticale leasies bij proefdieren
- principe of mass action = groter de leasie, sterker effect
- principe of equipotentiality = effecten zijn niet specifiek
- breinplasticiteit = herstel mogelijk
- stoornissen in complex gedrag
- eenvoudige functies bleven
- eenvoudige functies bij dieren meer subcorticaal dan bij mens
- cortex bij dieren primair verantwoordelijk voor integratie van simpele gedragingen in complexen gedragingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Broca

A

Lokalist
Systematische relaties tussen hersenbeschadiging en taalstoornis; taal is aan één zijde gelokaliseerd - links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wernicke

A

Lokalist
Systematische relatie tussen hersenbeschadiging en taalstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Munk

A

Lokalist
Visuele stoornissen na leasie occipitale cortex
Specifieke effecten vanwege kleinere gebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Penfield & Rasmussen

A

Lokalisten
Wakkere hersenoperaties met lokale elektrische stimulatie om cortex in kaart te brengen; dit riep bepaalde gedragingen en bewegingen op
- Homunculus: somatosensorische en motorische cortex
- Penfield procedure: lokale elektrische corticale stimulatie tijdens hersenoperaties met lokale anesthesie. Nog steeds gebruikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Lateralisatie

A

Gelokaliseerd aan één kant van het brein

18
Q

Broca’s area

A

Taalproductie in linker frontale kwab (anterior); spraakbewegingen

19
Q

Broca’s aphasia

A

Bij beschadiging Broca’s area
Niet kunnen spreken, wel begrip

20
Q

Gebied van Wernicke

A

Taalbegrip: geluiden omzetten in auditieve beelden of ideeën = linker temporale kwab bij auditieve cortex

21
Q

Fluent (Wernicke’s) aphasia

A

Beschadiging gebied van Wernicke zorgt voor vloeiend maar onzinnig en verwarrend spreken; ook kunnen deze cliënten geen woorden begrijpen

22
Q

Conduction aphasia

A

Ontstaat als beide hersengebieden intact blijven, maar niet meer met elkaar in verbinding zouden staan. Mensen kunnen dan niet meer napraten. Belang dat individuele hersengebieden met elkaar communiceren

23
Q

Alexia

A

Functiestoornis
Niet meer kunnen lezen, doordat visuele cortex en Wernicke’s area niet meer verbonden zijn.

24
Q

Apraxia

A

Functiestoornis
Geen reeks bewegingen meer uit kunnen voeren, doordat de motorische- en sensorische gebieden niet goed met elkaar verbonden zijn

25
Q

Functiestoornissen door beschadigingen van corticale centra

A
  • beschadiging van gebieden: cellichamen, grijze stof
  • beschadigingen verbindingen: axonen, witte stof
26
Q

Neuroplasticiteit (Flourens en Goltz)

A

Door bestuderen van dieren erachtergekomen dat hersenen veel van hun functies terug kunnen krijgen. Hierdoor wordt functionele lokalisatie niet meer zo serieus genomen

27
Q

Hiërarchisch model van het brein (Hughlings-Jackson)

A

Hersenfuncties zijn hiërarchisch georganiseerd, dus functies worden complexer naarmate men van lagere delen naar hogere delen gaat.
lagere delen: ruggenmerg (reflex), hersenstam (ademhaling), cerebellum (onbewuste bewegingen)
hoge delen: basale ganglia, cortex (complex)

28
Q

Functielokalisatie kan verschillen tussen mensen

A

Doordat de morfologie van de cortex (gyri en sulci) varieert tussen individuen, maar lokalisatie in de uitgeklapte cortex is redelijk vergelijkbaar tussen individuen. Dit geeft meer en betere informatie. Onderzoek TMS

29
Q

Geheugen (Scoville en Milner)

A

Lijkt verspreid door hersenen.
Gevonden bij onderzoek amnesie patiënt H.M. voor behandelen van epilepsie

30
Q

Parallel distributed processing

A

Functies zijn afhankelijk van verschillende locaties in brein die gelijktijdig actief zijn en onderling samenwerken

31
Q

Meervoudige representaties

A

Complexe mentale functies zijn moeilijk te lokaliseren dan eenvoudige functies vanwege de meervoudige representatie van complexe functies

32
Q

Binding-problem: hoe worden alle aspecten van een herinnering samengevoegd?

A
  1. Eén hoger corticaal gebied dat de input krijgt en combineert tot één. bestaat niet
  2. Alle corticale gebieden interconnecten met elkaar. klopt niet
  3. Intracorticale netwerken van connecties: verbindingen tussen de hersengebieden of tussen de twee hemisferen; deze leiden tot geïntegreerde actie en subjectieve ervaring
33
Q

Split-brain patiënten

A

Mensen waarbij corpus callosum kapot is gemaakt. Veel onderzoek gedaan naar aparte functies van de twee hemisferen

34
Q

Visuele agnosie

A

Leasie in ventrale stroom. Bewustzijn, leasie van visuele cortex naar temporaal kwab.
Niet kunnen zeggen wat je ziet, maar wel naar pijn of een bal grijpen of over objecten stappen
Ventraal = bewust

35
Q

Visuele ataxie

A

Leasie in dorsale stroom. Precognitief, leasie van visuele cortex naar occipitaal kwab, en uiteindelijk naar partiële kwab
Dorsaal = onbewust

36
Q

Minimally conscious state (MCS)

A

Ziekte waarbij iemand alleen enkele eenvoudige gedragingen uit kan voeren, maar zich verder niet bewust is van alles; volgt uit TBI

37
Q

Persistent vegatative state (PVS)

A

Ziekte waarbij iemand leeft maar onbewust is en waarin je niet in staat bent om te communiceren of onafhankelijk te functioneren

Er wordt veel onderzoek gedaan naar de hoeveelheid bewustzijn die deze mensen nog over hebben en
of dit eventueel ook kan worden verbeterd. Dit wordt gedaan door onder andere clinical trials:
experimenten die bedoeld zijn voor het ontwikkelen van een behandeling of therapie. Het hierbij
toepassen van elektrische stimulatie van het brein via elektrodes wordt deep brain stimulation (DBS)
genoemd; dit zorgt voor een toename in de mogelijkheid om gedragingen uit te voeren

38
Q

Meten complexiteit en grootte van brein

A
  1. Grootte brein vergelijken met grootte lichaam van bepaalde diersoort (EQ)
  2. Tellen van het aantal neuronen
39
Q

Tracts

A

Collecties van axonen
Langeafstand verbindingen
Worden nerves genoemd in PNS

40
Q

Nuclei

A

Worden ganglia genoemd in PNS