HC 5 Flashcards

1
Q

Wanneer microhematurie?

A

> 3 ery’s / gv (gv= gezichtsveld)

Dit moet 2x bepaald worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kans tumor bij microhematurie?

A

2 - 5%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kans tumor bij macrohematurie?

A

rond 25-30%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wnr nefroloog ipv uroloog?

A

Bij erytrocyte cillinders (dysmorfe erytrocyten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar ontstaat kanker uit bij blaas?

A

Urotheel, 90%. Dus urotheelcarcinoom. Dit kan zich verder differentieren naar plaveisel of adeno

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is belangrijke risicofactor blaaskanker?

A

Roken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke lab?

A
  • Kreatinine, ureum, GFR, Hb
  • Sediment
  • Morfologie erys
  • Urine kweek
  • GEEN urinecytologie!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke beeldvorming

A
  • Echo nieren
  • UCS, urethrocystoscopie
  • CT urinewegen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Blaastherapie

A
  • Blaasbiopt (TUR = trans urethrale resectie)
  • Blaasspoeling
  • Re-TUR
  • Radicale cystectomie met urine deviatie
  • (chemo)radiotherapie
  • chemotherapie
  • Immuuntherapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Transurethrale resectie?

A

Operateur:
- Aantal
- Grootte
- Radicaliteit
- Bimanueel toucher
- Eenmalige spoeling met chemo

Patholoog:
- histologie
- T-stadium
- gradering
- carcinoma in situ
- detrusor aanwezig
- spier invasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

T-stadiering

A

T1: in mucose en lamina propria
T2: Klein beetje in spier (musculus detrusor)
T3: ook in buitenste spierlaag
T4: buiten blaas ):

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke beeldvorming voor klinische stadiering bij niet-invasief?

A

CT-urine wegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke beeldvorming voor klinische stadiering bij invasief?

A

CT- Thorax/abdomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Behandeling niet spier-invasieve tumor afhankelijk van wat?

A
  • aantal
  • grootte
  • primair / recidief
  • recidief vrije interva;

Behandeling:
- chemotherapie
- Immuuntherapie
- Eenmalig postoperatief chemo, ALLEEN bij low/intermediate risk (verlaagd kans recidief met 12%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke onderhoudsspoelingen en wnr?

A
  • Low-risk: geen spoelingen
  • Intermediate: Met hoge recifieffrequentie: MMC
  • High-risk: re-TUC en aansluitend immunotherapie 1-3 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

behandelingen invasieve urotheelcarcinoom?

A
  • ## Cystectomie met urine deviatie
17
Q

Wat houdt Cystectomie met urine deviatie in?

A
  • cystoprostatectomie bij mannen (blaas + prostaat + klieren om blaas heen (pelviene dissectie)
  • voorste exentratie bij vrouwen, ze kijken eerst waar het zit.
18
Q

Wat is Bricker, indiane pouch en neoblaas

A

Bricker: ze halen stuk (terminale) ileum eruit en hechten dit aan blaas om dan naar buiten te gaan. Ileostoma (incontinent)

Indiane pouch: continent stoma -> colon ascendens en caecum (klep van bohen(?) hierdoor geen terug stroming). Patient moet dan katheteriseren om te plassen. Meer complicaties tho

Neoblaas: grote operatie, kleine 60cm van terminale ileum om een soort blaas te maken aangesloten op plasbuis. Vaak bij jonge patienten <70 jaar. adequate nieren nodig

19
Q

Op welke manieren kun je chemotherapie inzetten?

A
  • Neoadjuvant -> overlevingsvoordeel
  • inductie
20
Q

Wanneer geen cisplatine?

A

Slechte niet functie (?60 gfr)
- gehoorstoornissen
- CV status
- Polyneuropathie
- Toxisch

21
Q

Inductie?

A

Primaire tumor met T4 met locoregionale metastase lymfe

Cisplatine

22
Q

Palliatief?

A

Ook cisplatine.

PT moet wel goede performance, geen anemie, geen lever of bot meta -> goede prognostische factoren

23
Q

Bijzonder aan plaveiselcelcarinoom ?

A

PLAVEISELCELCARCINOOM in blaas IS chemoresistent

24
Q

Wanneer radiotherapie?

A

Als PT in minder goede conditie, vaak oudere mensen. Kleinere kans curatie

25
Q

Wanneer brachytherapie?

A
  • Solitaire tumor <5cm
  • Kleine tumor bv top van blaas.
  • cT2NoM0
26
Q

Welke immuuntherapie bij urotheelcarcinoom?

A

PD1/PDL1 remmers -> want urotheelcarcinom kent hoge mutatieload, immunothera kan eigen immuunsysteem helpen om tumor aan te vallen