H7: 7.2 Het geheugen model van Atkinson en Shiffrin Flashcards
Het geheugen model van Atkinson en Shiffrin
Dit geheugenmodel zegt dat er 3 verschillende geheugensystemen zijn:
- de sensorische geheugens
- het kortetermijngeheugen
- het langetermijngeheugen
De sensorische geheugens
De sensorische geheugens houden heel kort de info vast die de zintuigen bereikt (heel veel info).
Info uit de zintuigorganen reist naar de hersenen via het zeenuwstelsel en wordt daar geinterpreteerd. Daarom moet het info even blijven hangen.
Er is een sensorische geheugen voor elk zintuig.
De haptische/tactiele geheugen is de sensorische geheugen voor het voelen.
De sensorische geheugen voor visuele stimuli heet de iconische/visuele geheugen.
Heeft deze geheugen een oneindige opslagcapaciteit of is deze capaciteit eerder beperkt?
Uit de studies van Sperling blijkt dat er een beperking is, maar is deze beperking te wijten aan het vervagen van de iconische geheugenspoor die optreedt terwijl de proefpersonen opsommen wat ze gezien hebben? Sperling zegt van wel, opgenomen beelden vervallen binnen een seconde.
De echoische/auditieve geheugen is de sensorische geheugen voor auditieve stimuli.
Dit geheugen duurt iets langer dan het iconische geheugen, nl. 2 a 4 seconden.
Het kortetermijngeheugen (KTG)
Het KTG houdt de info vast waar we ons op elk moment van bewust zijn (bv. wat ik nu lees).
De twee typerende kenmerken van de KTG zijn:
- de beperkte capaciteit
- de fragiliteit van de geheugencode
Miller, Brown en Peterson&Peterson toonden via proeven aan dat de KTG beperkt is en enkel een aantal elementen tegelijk kan vasthouden ( bijna iedereen heet een geheugenspanne tussen de 5 en de 9 cijfers; als je niet kan herhalen wat je hebt proberen te onthouden vergeet je het hoogstwaarschijnlijk binnen de 10 sec +/-)
Het langetermijngeheugen (LTG)
LTG heeft een onbeperkte capaciteit. Vergeten gebeurt heel traag (minstens uren of dagen). Om info van KTG naar LTG over te brengen moet je herhalen.
Een seriele positiecurve is is een grafiek die aantoont hoe goed een item onthouden wordt afhankelijk van zijn plaats in de stimulusreeks.
Voorrangseffect/ primacy effect = we hebben een betere herinnering voor de eerste 3 a 4 items uit een lijst.
Recentheidseffect/ recency effect = goede herinnering voor de laatst aangebode stimuli omdat de laatste stimuli op het moment van de test nog in het KTG zitten (je hebt ze niet kunnen herhalen om ze naat LTG te transfereren en ze zijn nog vers van de pers in de KTG).
Door afleiding ( een verstrooiingstaak bv. tot 10 tellen nadat je lijst gezien hebt maar voor de test) kan de recentheidseffect doen verdwijnen maar heeft geen invloed op het voorrangseffect. Dit is omdat het voorrangseffect niet alleen aan het KTG ligt mar ook aan de interacties tussen KTG en LTG.
