H3: 3.3 Het gehoor Flashcards
De fysica v/h geluid
Geluid is het gevolg van trillingen. Wanneer een voorwerp trilt, zet het luchtpartikels in beweging. De trilling van het voorwerp perst de lucht herhaaldelijk samen, zodat er golven van hoge en lage druk ontstaan, die zich van de geluidsbron verwijderen.
Hoe groter de drukverschillen zijn, hoe sterker het geluid dat waargenomen wordt. Geluid kan zich niet voortbewegen in het luchtledige; er komt dus geen geluid voor in het heelal of op de maan. Een zuivere toon bestaat uit een sinusgolf en heeft twee bel. eigenschappen: de amplitude en de frequentie.
De amplitude is het verschil tussen de hoogte en de diepte van de golf, die fysisch overeenstemmen met het hoogste en het laagste drukniveau van de golf. De amplitude van een toon bepaalt de toonsterkte die ervaren wordt (of de geluidssterkte, wanneer de stimulus uit verschillende tonen bestaat ). Toonsterkte wordt gemeten in decibel. Hoe groter het decibelniveau van een toon, hoe luider de toon.
De fysica v/h geluid
Tweede eigenschap van een toon is de frequentie (= het aantal cycli, van hoog naar laag en terug, dat de golf doorloopt binnen een tijdseenheid. De meest gebruikte frequentiemaat is hertz (Hz), = het aantal cycli per seconde. De frequentie van een toon hangt af van de golflengte en bepaalt hoe ‘hoog’ of ‘laag’ een toon gepercipieerd wordt. Dit noemen we toonhoogte.
De frequenties die een mens onder optimale omstandigheden kan horen, varieren van 20 Hz tot 20.000 Hz, de boven grens halveert naarmate men ouder wordt. Trillingen van minder dan 20 Hz horen we niet, maar kunnen we bij voldoende amplitude wel voelen.
Sommige diersoorten horen toonhoogten die mensen niet kunnen horen.
Licht en tonen meten beide zelfde eigenschap van een sinusgolf en toch wordt er met verschillende maten gewerkt, nl. golflengten en frequenties. Dit komt omdat bij de werking v/h oor het aantal trillingen per sec. bel. is terwijl deze maat niet veelzeggend is bij licht. De kegeltjes en staafjes trillen niet. Licht is trouwens ook te snel en de golflengte te kort om in hertz uitgedrukt te worden.
Het oor
3 grote delen:
1. buiten oor :
oorschep + gehoorgang
De oorschep vangt geluiden op en leidt ze naar de gehoorgang, waar de golven tegen het trommelvlies botsen en dit doen trillen.
- middenoor :
trommelvlies + gehoorbeentjes
Het trommelvlies is de ingang tot het middenoor. De achterkant van het rommelvlies staat in verbinding met drie gehoorbeentjes ( malleus/hamer, incus/aambeeld, stapes/stijgbeugel
Wanneer de trommelvlies door geluidsgolven in beweging wordt gezet, dan werken de gehoorbeentjes als een soort versterker die de intensiteit van het geluidssignaal doet toenemen. Daardoor vibreert de voet van de stijgbeugel tegen het ovale venster (=opening in het slakkenhuis/cochlea) dat zich in het binnenoor bevindt. In het ovale venster zit een vlies, waardoor het kloppen v/d stijgbeugel drukgolven veroorzaakt in de vloeistof binnen in het slakkenhuis.
In de vloeistof v/h slakkenhuis bevinden zich een aantal zachte membranen, waarvan de bel. de basilaire membraan is.
- binnenoor