H6: 6.1 Klassieke conditionering Flashcards
Klassieke conditionering
Ivan Pavlov 1849-1939
Klassieke conditionering/Pavloviaanse conditionering is een procedure waarbij een oorspronkelijke neutrale stimulus gecombineerd wordt met een ongeconditioneerde stimulus (OR) die een automatische reactie uitlokt. Als gevolg van deze CS-OS-koppeling begint CS na verloop van tijd een CR uit te lokken die lijkt op de OR.
hij was een fysioloog die het zenuwstelsel en de spijsvertering onderzocht
De inzichten van Pavlov
Pavlov bestudeerde de psychische reflex op exact dezelfde natuurwetenschappelijke manier als hij alle andere reflexen onderzocht.
Een ongeconditioneerde respons (OR) wordt uitgelokt door een ongeconditioneerde stimulus (OS); honden kwijlen (OR) als ze voedsel in hun mond krijgen (OS).
Het bel geluid is een neutrale stimulus die als aangeboden in combinatie met OS verandert in een geconditioneerde stimulus (CS) die een geconditioneerde respons (CR) uitlokt.
CR is niet gelijk aan OR, het is minder intens.
Kenmerken van klassieke conditionering
VERWERVING
Het process waardoor een geconditioneerde stimulus een geconditioneerde reactie uitlokt heet verwerving.
De duur van de verwervingsfase hangt af van een reeks factoren. Een van de bel. factoren is de intensiteit van de OS en de ermee gepaarde OR; hoe intenser de OS hoe korter de verwervingsfase.
(bv. auto-ongeluk (OS) leidt tot trauma en verwondingen (OR) en het zien van een auto wordt een CS die angst (CR) oproept)
onderzoek bij de mensen op de ooglidreflex
dit onderzoek had dezelfde resultaten bij normale proefpersonen als bij mensen met anterograde amnesie (ernstig geheugenverlies) (zie expliciete en implicite geheugen H7)
Extinctie en spontaan herstel
Als na een verwervingsfase de CS herhaaldelijk aangeboden wordt zonder de OS dan vermindert de CR geleidelijk. Dit process heet extinctie/uitdoving. Het is maw. de verzwakking van de CR die optreedt als de CS herhaaldelijk zonder de OS aangeboden wordt.
Eenmaal geleerd wordt het niet afgelerd tijdens extinctie. Dit wordt bewezen door twee dingen.
- Het spontane herstel
Als het OR niet meer gebeurt na de extinctiefase kan het toch zijn dat het soms terug zal gebeuren. Er zijn meer extinctiesessies nodig voordat de OR volledig niet meer gebeurt en er dus geen sprake meer is van spontaan herstel. - Na een extincitefase is men/dier snel opnieuw te conditioneren. De extinctie onderdrukt dus slecht het leerproces maar maakt het niet ongedaan. (Als CS vaak aangeboden wordt zonder OS treedt er een nieuw leerproces op, een nieuwe relaties nl. dat OS en OR niet meer volgen op de CS. Deze nieuwe relatie onderdrukt de oorspronkelijk geleerde relatie maar doet ze niet verdwijnen.
Stimulusgeneralisatie en stimulusdiscriminatie
Stimulusgeneralisatie
De CR bij een bepaalde CS zal ook optreden bij stimulusen die gelijkaardig zijn aan de CS
bv. de honden kwijlden bij een bel geluid, ze zouden ook kwijlen bij een kerkbel of bij een beltoon die op een belgeluid lijkt etc
Stimulusgeneralisatie is een interessante eigenschap voor de overleving van een organisme, generalisatie beschermt nl. individuen voor stimuli die een grote kans op gevaar vormen.
Een negatieve of een positieve ervaring met een bepaalde soort stimuli generaliseert zich tot de volledige categorie van de stimuli.
Een te sterke stimulusgeneralisatie kan ook schadelijk zijn (bv je wordt zo bang voor autos dat je niet meer uit je huis durft) , daarom is ereen process die ons tegen overgeneralisatie beschermt nl. stimulusdiscriminatie.
Stimulusdiscriminatie is wanneer je the verschil leer make bv tussen kerkbellen en de bel die het eten aankondigt.
Stimulusdiscriminatie kan getraind worden.
Problemen met de behavioristische interpretatie
Klassieke conditionering is meer dan een blinde associatie tussen contigue stimuli! Waarom?
1.Stimulusen die kort na elkaar volgen worden met elkaar geassocieerd.
Congruiteit was onmisbaar geacht; CS en OS moesten snel op elkaar volgen. Dat is niet zo, congruiteit is nl. niet altijd nodig voor klassieke conditionering.
(Angst is een aangeleerde anticipatie van pijn of andere ongewenste gebeurtenissen.)
- Niet alle stimuli zijn even conditioneerbaar, we zijn biologisch voorbestemd om bep. stimuli gemakkelijker met elkaar te associeren dan andere. Dit werd ontdekt door onderzoek; wanneer de OR een ziekte is dan ontlopen de proefdieren een smaak, wanneer de OR pijn of angst is dan ontlopen ze bep. visuele en auditieve prikkels.
Er is dus een evolutionair bepaalde biologische predispositie om sommige associaties gemakkelijker te leren dan anderen. Voedsel is een veel waarschijnlijkere oorzaak van misselijkheid dan licht en geluid dus smaken en ziektes worden gemakkelijker geassocieerd dan licht of geluid en ziektes.
Er bestaan dus biologische beperkingen op wat een organisme leert.
bv. Het is moeilijker om een aap te conditioneren om bang te zijn van een bloem dan van een slang. - Bij blokkering verhindert de aanwezigheid van een CS die de OS voorspelt de conditionering van andere stimuli. Maw. een nieuwe stimulus wordt niet geconditioneerd als er al een goede CS voor de OS bestaat. bv. het leren lezen verloopt veel tragen bij woorden die samen met een foto aangeboden worden dan bij woorden die zonder foto aangeboden worden (men let op het beeld en niet zozeer op het woord)
Het cognitieve alternatief
Klassieke conditionering is een actiever proces dan men oorspronkelijk dacht; het is meer dan een mechanisch proces waarbij een stimulus geassocieerd wordt met een andere op basis van contiguiteit.
Het is ook geen S-R-connectie dat gevormd wordt zoals men eerst dacht maar eerder een S-S-connectie tussen de CS en de OS. Het is dus eerder een S-S- theorie van klassieke conditionering.
Door het leren van deze CS-OS-relaties verwerft een dier grotere controle over de omgeving en stijgen de overlevingskansen.
Volgens de S-S-theorie zal klassieke conditionering voor een stimulus alleen optreden als die stimulus gezien wordt als een goede voorspeller van een daarop volgende ongeconditioneerde stimulus.
De verwerving zal ook sneller gebeuren wanneer de associatie overeenstemt met het verwachtingspatroon van het dier (bv op basis van erfelijkheid) dan wanneer dit niet het geval is. Dit verklaart de biologische predisposities.
De verwerving zal ook sneller gebeuren naarmate de belangrijkheid van de OS toeneemt (bv eerder voor een shock daar voor een lichte jeuk).
Een stimulus kan enkel geconditioneerd worden wanneer hij een verhoogde of verlaagde kans van de ongeconditioneerde stimulus signaleert.
Contigue stimuli zijn zo efficient omdat de beste voorspeller van een OS een CS is die kort voordien plaatsvindt.
Klassieke conditionering bij mensen
Klassieke conditionering was volgens Pavlov beperkt tot reflexmatige reacties.
Er kunnen ook positieve emoties door klassieke conditionering uitgelokt worden. (Reclame)
Klassieke conditionering vormt een bel. mechanisme voor het leggen van associaties tussen gebeurtenissen. Mensen zoeken constant verbanden tussen de gebeurtenissen om hen heen omdat het hen de mogelijkheid heeft om gebeurtenissen te anticiperen en controle op hun omgeving uit te oefenen.
Klassieke conditionering is een bel. bron van associatief denken en heeft heel wat meer impact dan het uitlokken van reflexmatig gedrag. Het is nl. bel. voor het leggen van associaties tussen alle mogelijke stimuli; maw. voor het associatief leren.
Het is niet de enige manier waarop men associaties leert. Men leert associaties door erover te spreken en erover na te denken.
Verbale info over de verandering in de associaties is soms voldoende om de personen andere aangepaste reacties te laten vertonen. Mensen hoeven in die gevallen niet eens de oude verbanden af te leren en nieuwe aan te leren. Dit is een groot verschil met dieren.
Toch zijn therapieen op basis van extinctie effectiever om mensen van een fobie af te helpen.