H5: 5.1 Selectieve aandacht: Hoe goed kunnen we ons concentreren? Flashcards
Selectieve aandacht: Hoe goed kunnen we ons concentreren?
We worden constant aan meer stimuli ( herinneringen, sensaties, emoties ) blootgesteld dan we ooit op zouden kunnen reageren. Daarom moeten we selecteren: reageren op sommige stimuli terwijl we anderen uitsluiten.
Dit gaat gemakkelijker als de stimuli waarop we ons verkiezen te concentreren ons interesseert.
Selectieve aandacht = het proces waarbij een boodschap uit de omgeving geselecteerd wordt voor bewuste werking en de andere boodschappen onderdrukt worden.
Selectieve aandacht is heel bel. in alle aspecten van de perceptie, de cognitie en de actie. Het is een van de bel. onderwerpen van de experimentele psychologie.
De mogelijkheid om aandacht te richten is al vanaf de geboorte aanwezig! Pasgeborenen kunnen ervoor worgen dat de info hun aandachtscapaciteiten niet overbelast!
Zuigelingen zijn geen passieve ontvangers van info maar zoekende en selectieve waarnemers!
De mate van selectieve aandacht (net als de mate van de verdeelde aandacht) neemt toe gedurende de kindertijd en neemt weer af bij het ouder worden. Jong volwassenen hebben dus het grootste capaciteit om hun aandacht te richten en te verdelen!
Modellen voor selectieve aandacht
coktailpartyfenomeen - het feit dat mensen een gesprek kunnen volgen zonder in de waar te geraken zelfs als ze in een kamer zijn vol met andere gesprekken
spraakschaduwen techniek: door een koptelefoon krijgt men twee verschillende boodschappen te horen, een in elk oor, en men moet enkel een van die twee volgen en navertellen
conclusie: luisteraars merkten enkel niet-inhoudelijke veranderingen zoals een toon die opeens te horen was, het geslacht van de spreken en de intensiteit van het geluid van het ander gesprek
De filtertheorie
Donald Broadbent
Volgens deze theorie bestaat er een filter tussen de sensorische geheugen (die zorgt voor gewaarwording van stimuli) en het kortetermijngeheugen (die zorgt voor de bewuste waarneming en de manipulatie van stimuli).
Deze theorie is een aandachtstheorie met vroege selectie (= de concurrerende boodschappen worden weggefilterd op het niveau van de gewaarwordingen nog voordat de info verwerkt is).
Dit is wat de theorie stelt:
Het sensorische geheugen heeft een vrijwel onbeperkte capaciteit en houdt gedurende korte tijd alle info vast die de zintuigen bereikt.
Het kortetermijngeheugen kiest een signaal uit het sensorische geheugen voor verdere bewuste verwerking en doet dit op basis van de momentele behoeftes van het individu.
Het kortetermijngeheugen werkt op een seriele manier (= op elk moment kan een individu enkel 1 informatiebron verwerken)
De overige info aanwezig in het sensorische geheugen gaat allemaal verloren als het niet snel genoeg door het kortetermijngeheugen verwerkt wordt; het filter tussen het sensorische geheugen en het kortetermijngeheugen zuivert alle data weg die niet door het kortetermijngeheugen opgepikt wordt.
Deze theorie kan goed verklaren hoe mensen hun aandacht op een kanaal richten maar heeft moeite met het verklaren van het feit dat mensen in bep. gevallen toch info. uit het genegeerde signaal opnemen.
Een theorie met late selectie en de attenuatietheorie
Moray
De genegeerde info wordt niet volledig onderdrukt ter hoogte van de gewaarwordingen. Een deel ervan sijpelt door de filter en de betekenis ervan wordt toch verwerkt.
Dit is vooral het geval voor de naam van een persoon, dit wordt bijna automatisch verwerkt.
( Je bent druk aan het discuteren maar toch wordt je aandacht verschoven naar een ander gesprek omdat men je naam zegt )
Hoe verklaren we dit; deze ‘lekken’ in de filter?
Mogelijkheid 1:
Broadbent zelf suggereert dat dergelijke lekken ontstaan doordat de luisteraar op geregelde momenten de filter even verplaatst naar een ander sensorisch kanaal om daar info. op te doen ( te vergelijken met zappen ). Als het op zo’n wissel moment toevallig je naam geroepen wordt dan zal die opgemerkt worden.
Mogelijkheid 2:
Woorden uit een ander gesprek worden niet weggefilterd op het sensorisch niveau, maar worden onbewust waargenomen ( tegenstelling tot wat Broadbent zei ). Bel. signalen (zoals je naam) kunnen je bewustzijn doordringen omdat ze onbewust geidentificeerd werden. Als dit zo is dan klopt de theorie van Broadbent niet (info wordt niet gefilterd op het sensorisch niveau) en grijpt de aandacht pas op een later punt in de sequentie van de perceptuele processen in (=aandachtstheorie met late selectie)
Mogelijkheid 3:
Attenuatietheorie (Treisman) stelt dat aandacht een vroege rol speelt bij de perceptuele verwerking maar dat de filter de signalen enkel verzwakt bij hun overgang van het sensorische geheugen naar het kortetermijngeheugen ipv. ze volledig te blokkeren.
Recent onderzoek sluit aan bij deze theorie.
Hoe meer aandacht nodig is voor de geselecteerde stimulus, hoe minder er overblijft voor andere stimuli, waardoor het in sommige gevallen lijkt alsof de filtertheorie klopt.
Er is ook een verschil tussen auditieve en visuele stimuli; visuele signalen worden beter weggefilterd dan auditieve signalen, waarschijnlijk omdat geluiden vaak geassocieerd zijn met bel. en soms levensbedreigende gebeurtenissen en daarom steeds deels verwerkt worden voor het geval ze gevaar signaleren.
Verschillen tussen de filtertheorie (vroege selectie) en de theorie met een late selectie
Het bel. verschil is de plaats waar de selectie van de info plaatsvindt.
Volgens de vroege selectietheorie wordt info waar men zich niet op richt geblokkeerd op het niveau van de gewaarwordingen en dus helemaal niet waargenomen.
Volgens de theorie met late selectie doorloopt alle info de eerste stappen van de perceptie en gebeurt de selectie pas later; we nemen dus meer waar dan wat in ons bewustzijn terechtkomt. Dit betekent dat sommige signalen uit de omgeving herkend kunnen worden en ons gedrag kunnen beinvloeden zonder dat wij ons daarvan bewust zijn.
Wat doet de selectieve aandacht?
Wat is het effect van de selectieve aandacht?
Wat doet aandacht precies met een stimulus?
Waarin is een stimulus waarop aandacht gericht wordt anders dan een stimulus waarop geen aandacht valt?
Een zoektocht naar een kenmerk gebeurt zeer snel en wordt niet beinvloed door het aantal items in het display.
Een zoektocht naar een conjunctie van kenmerken vergt veel meer inspanning en duurt langer.
Visuele perceptie verloopt in twee stadia.
1ste stadium omvat de detectie van kenmerken. Dit stadium gebeurt automatisch en parallel over the hele visuele veld. Wanneer een stimulus van alle andere stimuli verschilt op basis van een enkel kenmerk dan zal die stimulus uit de display springen ongeacht waar hij zich bevindt.
In het tweede stadium worden de verschillende kenmerken van een stimulus geintegreerd tot een geheel. Dit is een process dat energie vereist, serieel verloopt ( voorwerp na voorwerp, niet tergelijk ) en selectieve aandacht vereist.
De feature-integration theory/kenmerkintegratie-theorie stelt dat selectieve aandacht nodig is om verschillende kenmerken van voorwerpen samen te voegen tot een kenmerkenlijst die gebruikt kan worden voor patroonherkenning.
Elementen in het visuele veld die geen aandacht krijgen activeren alleen primitieve kenmerken ( bv. de orientatie van de randen, de geslotenheid van een gebied, de kleur en de helderheid van de vlakken, de rechtheid of de kromheid van de randen, de beweging van een stimulus etc ).
Deze kenmerken worden uit de stimulus gehaald in een eerste preattentif verwerkingsstadium en leiden tot een reeks afzonderlijke mentale “kaarten” die het hele visuele veld bestrijken. Er is een “kaart” voor elke primitieve eigenschap ( in het preattentieve stadium van de perceptie is er dus een kaart die zegt waar er bewegingen zijn in het visuele veld, een ander kaart voor de verschillende kleuren, weer een ander voor de orientatie van de randen, etc ). Deze kaarten kunnen niet met elkaar gecombineerd worden zonder beroep te doen op een tweede verwerkingsstadium dat gebruik maakt van selectieve aandacht.
Hoe trekken voorwerpen de aandacht naar zich toe?
Het preattentieve systeem stuurt et aandachtssysteem naar plaatsen met relevante of veranderende info, zodat het aandachtssysteem zich op deze bel. plaatsen kan richten, er de kenmerken van kan combineren en bijkomende details eruit kan extraheren.
De oorspronkelijke feature-integration theorie is veel aangepast geweest door de jaren heen, oa. door Treisman en Gelade, maar de kern is nooit in vraag gesteld geweest, nl. dat er een onderscheid is tussen kenmerkdetectie en kenmerkintegratie en dat voor kenmerkintegratie selectieve aandacht nodig is. ( voorwerpherkenning is dus onmogelijk zonder aandacht )
Discussiepunten
SELECTIEVE AANDACHT ALS EEN ZAKLANTAARN OF ALS EEN ZOOMLENS?
Beide stellingen kunnen kloppen.
We kunnen onze aandacht verschuiven van de ene plaats naar de andere, EN we houden meestal nog wat aandacht over om andere stimuli in de omgeving te verwerken (tenzij we heel erg geconcentreerd bezig zijn met iets).
Er bestaan wel consistente interindividuele verschillen: sommige mensen hebben een grotere aandachtscapaciteit dan anderen en kunnen hun aandacht beter verdelen over meerdere stimuli en taken.( + videogames )
Discussiepunten
BOTTOM-UP VS. TOP-DOWN CONTROLE VAN DE AANDACHT
Bij top-down/endogene controle bepaalt onze geest waar we onze aandacht op richten.
Bij bottom-up/exogene controle wordt onze aandacht gevangen door een gebeurtenis in de omgeving.
Welke vorm van controle overheerst? Top-down of bottom-up? Hebben bottom-up prikkels voorrang?
Onderzoek toont aan dat bottom-up prikkels voorrang hebben op top-down invloeden wanneer hun eigenschappen overeenstemmen met eigenschappen waar de personen naar op zoek zijn of met de doelen die de persoon op dat moment nastreeft.
Is selectieve aandacht plaatsgebonden of voorwerpgebonden?
Aandacht is zowel plaatsgebonden als voorwerpgebonden.
Aandacht en inhibitie
NEGATIEVE PRIMING
Signalen waar onze aandacht niet op gericht is maar die toch verwerkt worden moeten actief onderdrukt worden indien we niet willen dat ze ons gedrag gaan beinvloeden.
positive priming: stimulus wordt gemakkelijker herkend als het voorafgegaan wordt door een gerelateerde stimulus, bv: dokter als het voorgaande woord verpleegster was
negatieve priming: een stimulus wordt gemakkelijker herkend als het voorafgegaan wordt door een ongerelateerde/neutrale stimulus
- door de inhibitie! (bv. je moet enkel het groene plaatje benoemen, je ziet eerst een rode paddestoel en een groene vogel, dan zie je een rode tshirt en een groene paddestoel )
Aandacht en inhibitie
TERUGKEERINHIBITIE
Selectieve aandacht bestaat niet enkel uit het selecteren van de relevante stimulus maar ook uit het onderdrukken van irrelevante stimuli.
Om de omgeving te begrijpen moeten we onze aandacht van stimulus naar stimulus verplaatsen.
Men moet dus een mechanisme hebben dat potentieel interessante plaatsen aanwijst (bv. op basis van kenmerkeninfo.).
Men moet ook een mechanisme hebben dat bijhoudt welke stimulus al aandacht heeft gekregen zodat we daar niet blijven op terug focussen. Daar zorgt de terugkeerinhibitie-effect voor. Mensen kunnen tot 5 plaatsen ver onthouden waar hun aandacht al geweest is.
Beperkingen ten gevolge van selectieve aandacht
Menselijke aandacht is beperkt, we nemen niet alles bewust waar wat op ons afkomt. We moeten selecteren en daardoor zullen we automatisch sommige dingen over het hoofd zien. Dit is een beperking.
Blind voor verandering
Veranderingsblindheid/change blindness: er gebeuren voortdurend veranderingen in onze omgeving die we niet opmerken ( we hebben wel de illusie dat we meer uit onze omgeving opnemen dan dat we in werkelijkheid doen ). Daar zorgen onze oogbewegingen voor of korte flikkeringen/pauzes tussen de beelden. (bv. iemand vraagt de weg, er passeren werkers met een grote poster tussen jou en die persoon, als de werkers weg zijn en die persoon opeens iemand anders is zou je het niet merken)
Ontwerpers en ergonomen moeten rekening houden met dit fenomeen als ze een veilige omgeving willen creeeren.