H10: 10.2 Honger Flashcards
Honger
We mogen niet verhongeren maar ook niet overeten, beiden zijn slecht. Er is een biologische homeostasesysteem die signaleert wanneer we extra voedsel nodig hebben en wanneer niet meer. Dit systeem is aangevuld met cognitieve en sociaal-culturele factoren.
Biologische signalen voor honger en verzadiging
2 soorten:
Kortetermijnsignalen die het lichaam vertellen dat het tijd is om te eten of te stoppen met eten
Langetermijnsignalen die het lichaam vertellen dat het te dun of te dik is
Het suikergehalte in het bloed
- het belangrijkste kortetermijnsignaal !
- een verlaging van het glucosegehalte in het bloed (insuline vermindert de glucose in het bloed ) vertelt je dat je moet eten
- voldoende glucose in het bloed zorgt voor afname hongergevoel en het ervaren van voldaanheid of verzadiging
Andere kortetermijnsignalen
- de mate waarin de maag gevuld is
- signalen ivm het kauwen en het proeven van eten
(bv als je voeding door een pomp krijgt heb je het gevoel dat je maaltijd onbevredigend is en krijg je het verlangen om iets te proeven en te kauwen - chemische stof ( cholecystokinine = CCK)
veel CCK in de hersenen doet je stoppen met eten ( maar je begint dan ook sneller aan de volgende maaltijd dus je wordt niet overdreven mager )
Er zijn meer verzadigingssignalen, dit kan men afleiden uit het feit dat mensen en dieren meer eten wanneer er variatie in het voedsel is (gezonde dieren overeten zich niet wanneer ze onbeperkte toegang hebben tot steeds hetzelfde standaardvoedsel , maar overgewicht krijgen wanneer meer variatie aangebracht wordt in het voedsel ) Het bestaan van smaakspecifieke verzadiging is een interessant fenomeen vanuit een overlevingsperspectief want het komt er niet alleen op aan om voldoende voedsel binnen te krijgen maar ook om voldoende verschillend voedsel binnen te krijgen zodat het lichaam alle stoffen heeft die nodig zijn voor het goed functioneren.
Gewichtsregeling op lange termijn
De energieopname moet min of meer overeenstemmen met het energieverbruik zodat het lichaamsgewicht stabiel blijft. Dit mechanisme houdt verband met het lichaamsvet. De calorieen die een persoon te veel inneemt worden omgezet in vet en een tekort aan calorieen wordt gecompenseerd door de vetreserves aan te spreken.
De cellen die vet opslaan hebben genen die leptine produceren afhankelijk van de hoeveelheid vet die aanwezig is. De leptine komt in de bloedbaan terecht en informeert de hersenen over de grotere vetreserve. Wanneer het leptineniveau in het bloed hoog is vermindert de honger waardoor de voedselinname beperkt wordt.
Streefgewicht= het stabiele gewicht dat een lichaam op lange termijn probeert te handhaven. ( verschillend voor iedereen )
Hersenmechanismen voor honger en verzadiging
Honger en verzadigingssignalen hebben enkel effect als ze door de hersenen opgepikt worden. De hypothalmus speelt hierbij een bel. rol.
De hypothalmus wordt anatomisch onderverdeeld in een aantal afzonderlijke kernen. Bij een letsel in de kern aan de zijkant (= laterale hypothalmus LH) wordt je broodmager, bij een letsel in een kern in het midden (= ventromediale hypothamus VMH ) eet je veel en word je zwaarlijvig.
Het mechanisme van eetlustregeling is niet zo eenvoudig ( LH= hongercentrum; VMH=verzadigingscentrum). Bij letsel in LH word je niet enkel broodmager maar ben je gewoon minder alert in het algemeen (daarom eet je pas wanneer hongerprikkels echt sterk worden). Letsels in de VMH hebben eigenlijk geen effect op het verzadigingsgevoel zelf; je eet geen grotere maaltijden maar meerdere maaltijden en je insulinegehalte is abnormaal hoog ( hierdoor is suikergehalte te laag en eet je meer om meer voedsel in vet te kunnen overzetten ).
Er zijn meer dan 20 chemische signalen die een rol spelen bij honger en verzadiging. Samen proberen zij de voedselinname in overeenstemming te brengen met het calorieverbruik van een persoon.
Binnen de huidige maatschappij lukt dit niet helemaal zo goed meer (cognitieve en sociaal-culturele factoren spelen hierbij een rol)
Cognitieve en sociaal-culturele invloeden
Hoeveel een persoon zal eten hangt niet enkel af van de inwendige toestand van het lichaam maar ook van de stimuli aanwezig in de omgeving en hoe de persoon ze percipieert.
Aanbod, dieten, leren en negatieve gevoelens
Niet biologische redenen waarom mensen overeten:
- Veel incentieve motivate aanwezig om te eten:
Te overvloedig en gevarieerde aanbod aan smakelijke en calorierijke producten die verkrijgbaar zijn zonder enige inspanning.
( als je brein goed luistert naar de inwendige signalen van je lichaam dan zal je evenveel eten wanneer je eten goed eruit ziet dan wanneer het niet zo is ) - Honger en eetgedrag die onder cognitieve controle komen te staan:
Dieten = signalen van je lichaam negeren en ze verplaatsen door op de weegschaal te letten
Eens de cognitieve barriere wegvalt eet men veel meer dan ervoor.
Dieren/mensen die getraind zijn om op een bep uur te eten zullen dat blijven doen zelfs als ze geen honger hebben: hun eetgedrag wordt bepaald door een vermijden van honger eerder dan het aanvullen van een tekort aan voedsel.
Het belang van gewoontes neemt toe naarmate men ouder wordt.
Ook eet je soms uit gewoonte : snoepen terwijl je tv kijkt, om je gevoelens te ontvluchten ( de lichamelijke signalen die met emoties gepaard gaan worden ten onrechte als hongersignalen geinterpreteerd ) of om de tijd te verdrijven.
Sociaal-culturele invloeden
Mensen eten meer als ze in groep zijn, vooral als ze in een groep zijn die meer eet.
Hoe groter de schotel die je voorgezet wordt hoe meer je zult eten.
Hoe trager je eet hoe minder je zult eten omdat je op tijd het verzadigingsgevoel zult ervaren.