Geneeskunde 2A2 HC week 9 - 26/10 Flashcards

1
Q

Hoe krijg je van roken longkanker?

A

Zie afbeelding!

In sigaretten zitten: nicotine (verslavend), >40 substanties waarvan we niet goed weten wat het is/doet, irritantia (inflammatoir), CO (cardiovasculaire schade)
–> er zijn >4000 carcinogenen geïdentificeerd waarvan bij 55 voldoende bewijs is en 20 carcinogenen in tenminste 1 diermodel longkanker induceren

Moeilijk omdat er een grote Lag Time is; tijd tussen begin roken en longkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is belangrijk om te vragen bij de rook anamnese?

A

Pack-Years: aantal pakjes sigaretten per dag x aantal jaren
- duur veel belangrijker dan aantal sigaretten per dag; risico op longkanker = (duur)^4,5 = (aantal sigaretten)^1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel roken mensen en wat voor personen zijn dit?

A
  • Gemiddeld 14 sigaretten/dag (meeste rokers ronden het wat naar beneden af)
  • 25 miljard sigaretten gekocht per jaar
  • 28% vd mensen > 15 rookt; >30% lager opgeleiden, 20% hoger opgeleiden
  • 27% doet een stoppoging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het relatieve risico van roken?

A

Relatieve risico: risico van de blootgestelde t.o.v. niet-blootgestelde populatie; hoe hoger de RR, hoe groter de sterkte van de relatie
- voor een actieve roker: RR > 20 (= 2000%)
- voor een passieve roker: RR = 1,2 (= 120%)

Verwijderen van blootstelling doet de RR dalen; op individueel vlak en in de maatschappij
- Bij longkanker: RR neemt exponentieel af na stopzetten blootstelling; wordt nooit gelijk aan nooit-roker, echter heeft stoppen met roken binnen 5 jaar al een veel betere overleving dan doorgaan!
- Primaire preventie is in hoge mate kosten-effectief!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de slagingskans bij stoppen met roken?

A
  • Cold turkey (uit jezelf); 7,3% (10 mnd)
  • Advies dokter: 10,2% (12 mnd)
  • Nicotinevervangende middelen: 7-14% (12 mnd)
  • Medicatie (i.c.m. roken): tot 33% (12 mnd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Is longkanker of roken erfelijk?

A

Rokers zitten vaker in een sociale omgeving waarin mensen ook roken, mogelijk zijn mensen vatbaarder voor roken dan anderen (niet bewezen)

Longkanker zelf is niet erfelijk, er zijn wel mensen die meer kans hebben op mutaties dan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het verschil tussen roken en een waterpijp of E-sigaretten?

A
  • Waterpijp: meer CO (groter cardiovasculair risico), vergelijkbare hoeveelheid nicotine, dramatisch grotere hoeveelheid rook
  • E-sigaretten: vergelijkbare hoeveelheid nicotine, alleen geen teer, gericht om jongeren aan het roken te krijgen, samenstelling wordt steeds veranderd dus onbekend, lijden tot inflammatoire reacties, zorgt voor een nieuwe longziekte (vaping associated lung injury)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn risicofactoren voor longkanker?

A
  • Tabaksrook
  • Genetische vatbaarheid (rokers RAS-mutatie (+ nog heel erg veel meer mutaties), of niet-rokers (vaak een enkele EGFR-mutatie))
  • Familie geschiedenis
  • Levensstijl
  • Omgeving
  • Dieet (lage vezel intake, hoge vet intake)
  • Hormonale factoren
  • Meeroken
  • Asbest
  • Indoor radon (radioactieve stof (uit bouwmaterialen)/soort straling –> vaker huis ventileren hiervoor)
  • Tuberculose
  • COPD
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is de epidemiologie van longkanker?

A
  • 5-jaars overleving ong. 15%
  • > 80% heeft lokaal of op afstand uitgezaaide ziekte bij diagnose (omdat de longen geen pijnreceptoren hebben wordt het niet eerder opgemerkt)
  • grote veranderingen in behandelmogelijkheden in de laatste 10 jaar; chemo –> personalised medicine, immuno-oncologie
  • belangrijkste maligniteit qua incidentie en mortaliteit
  • In de Westerste wereld de belangrijkste doodsoorzaak onder maligniteiten en na borstkanker het meest voorkomend (toename door vergrijzing)
  • Vrouwen vaker adenocarcinoom, mannen een plaveiselcelcarcinoom
  • Vrouwen krijgen het vaak op jongere leeftijd en krijgen het bij minder roken in totaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn symptomen van longkanker?

A

Ontstaan vaak pas heel laat, door de volgende oorzaken:
- longweefsel heeft geen zenuwen en geeft daarom geen pijn
- longtumoren zijn niet palpabel
- er is vaak een grote reservecapaciteit door de 2de long
- klachten worden vaak aan een andere diagnose gekoppeld (bijv. moeheid en hoesten)
- longtumoren metastaseren erg snel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn lokale klachten van tumorgroei?

A

Kortademig (bij een witte long; bij vocht trachea naar gezonde kant, bij atelectase trachea naar ongezonde kant)
(Bloed) ophoesten: bij hele centrale tumoren, vaak plaveiselcarcinomen, patiënten hebben vaak ook pijn (bij uitzaaiing)

Voorbeelden van pijn bij ziektebeelden:
- (Centrale) luchtweg: hoesten, sputum, infectie, hemoptoe, dyspnoe
- Pleuravocht: dyspnoe, hoest, pijn
- Pleura/thorxwand ingroei: pijn
- Ingroei nervus recurrens: heesheid (n. recurrens innerveert de stembanden, linker stemband kan stil komen te staan)
- Oesophagus compressie: passagestoornissen
–> pijn en dyspnoe pas in later stadium = delay in diagnose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn systemische symptomen van tumorgroei?

A
  • Primaire tumor: hoestklachten
  • Metastasen: afhankelijk van locatie; neurologische uitval (bij epileptische aanval en zichtbare metastasen, bijna altijd longkanker), botpijn
  • Paraneoplastische syndromen: komt niet vaak voor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een syndroom en welke zijn er vaak binnen de longkanker?

A

Geheel van klachten en bevindingen, soorten;
- Vena cava superior syndroom (VCSS): compressie door tumor/lymfeklieren, trombose, invasie/infiltratie van vaatwand, tumorthrombi –> zorgt voor stuwing (vaak vocht onder de ogen, collateralen, etc.), vaak bij longcarcinomen, lymfomen (NHL) en mediastinale tumoren
- Syndroom van Horner/Sulcus superior tumor: ingroei in de sympathische grensstreng (plexus brachialis (tumor bovenin de longtop)), zorgt voor veel pijn aan de schouder (uitstralen naar bovenarm), miosis, ptosis en enoftalmie (oogklachten) en anhidrosis (niet kunnen zweten) –> meestal eenzijdige klachten, hele atypische pijn, vaak al lang klachten, door lokale klachten vaak nog geen metastasen en mogelijk curatieve behandeling door resectie
- Pancoast syndroom: sulcus superior tumor ook richting arm –> zwakte en atrofie van de handmusculatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de gehele Work-Up bij de verdeking op longkanker?

A
  1. Algemeen: anamnese, lichamelijk onderzoek, bloedonderzoek
  2. Röntgenbeelden: X-thorax, CT-scan, PET/CT-scan
  3. Weefselstadiëring: hoogste stadium proberen aan te tonen (vaak gekozen voor metastase aanprikken en niet de tumor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke dingen vraag je uit en doe je bij lichamelijk onderzoek bij een verdenking op een longcarcinoom?

A

Anamnese: moeheid, moeheid, klachten door de tumor (hoest etc.), vraag naar voorkomende metastasen (hersenen, botten, lever, bijnier), neurologische klachten/botpijn + WHO-PS (performance status); ligt u op bed overdag en of dit meer dan de helft van de dag is

Lichamelijk onderzoek: checken voor;
- gewichtsverlies > 10% in afgelopen 3 maanden
- lymfadenopathie (supraclaviculair, oksels)
- heesheid
- vena cava superior syndroom
- hepatomegalie
- weke delen zwelling
- kloppijn van de wervelkolom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk aanvullend onderzoek doe je bij een verdenking op een longcarcinoom?

A
  • Laboratorium onderzoek: normaal bloedbeeld sluit longcarcinoom niet uit, geen accurate biomarkers, er zijn afwijkingen die wijzen op metastasen (leverfunctie afwijkingen, hypercalciëmie)
  • Weefsel diagnostiek: niet-kleincellig vs. kleincellig vs. andere diagnose
  • Stadiëring: beginnen met pathologisch bewijs voor hoogste stadiëring (gelimiteerd of volledig uitgezaaid)
  • Preoperatief onderzoek: kijken of de patiënt operabel is (conditie patiënt a.d.h.v. Karnofsky score)
17
Q

Hoe is de radiologische presentatie van een longcarcinoom en welke manieren van beeldvorming zijn hiervoor in te zetten?

A
  • Nodule: solide vs. niet-solide en centraal vs. perifeer vs. tegen mediastium
  • Massa
  • Atelectase (bij een hele kleine centrale tumor)
  • Pleuravocht
  • Infiltraat
  • Lymfeklieren

Manieren van beeldvorming
- CT-scan: voorkeur boven X-thorax (hierbij tot 30% gemist, vooral kleine centrale), met contrast onderscheid tussen bloedvat en lymfeklier, iets zeggen over grootte, ligging, aspect en doorgroei, kleinere tumoren waarneembaar, vaak bovenbuik mee scannen voor metastasen in lever/bijnieren
- PET-scan: bij patiënten waarbij een curatief traject wordt voorspeld, erg sensitief maar minder specifiek, radioactief suiker moleculen (opgenomen door weefsel met hoger metabolisme), bijna total body scan (niet voor CZS), bij 10% een onverwachte metastase gevonden, mediastinum beter beoordeelbaar dan op CT-scan, detectiedrempel van 7 mm (mogelijk nog uitzaaiingen gemist)

18
Q

Welke soorten thoracale weefseldiagnostiek gebruiken we en welke methoden zijn er om dit weefsel te verkrijgen?

A

Methoden: sputum cytologie, bronchusaspiraat, bronchiale brushing, transbronchiale punctie, bronchiaal biopt, transthoracale punctie, transoesophageale punctie, VATS (kijkoperatie), thoractomie

Soorten onderzoek:
- Bronchoscopie: kijkonderzoek in grotere luchtwegen, voor centrale tumoren (gevoeligheid 85%, voor perifeer 33% sensitiviteit), het is veilig (morbiditeit (0,12%) en mortaliteit 0,04%), informatie over uitbreiding tumor, onder lokale verdoving, videochip op de tip (diameter ong. 5 mm), via de neus/mond, nuchter zijn ervoor (behalve medicatie), in Nl gedaan door longarts, gedaan onder doorlichting (bij 1,7% bloedingen en bij 0,7% een pneumothorax)
- Endoscopic ultrasound system (EUS): punctie via de slokdarm onder endoscopie, stadiëring, linkerdeel bovenste deel mediastinum, subcarinale klier, onderste deel mediastinum beiderzijds, linker (en rechter) bijnier (via de maag)
- Endobronchial ultrasound system (EBUS): punctie via de trachea onder endoscopie, stadiëring, bovenste deel mediastinum beiderzijds, subcarinale klier, hilaire klieren
- Transthoracale punctie: onder geleide van een CT, bij perifere tumoren, cytologie en histologie, gevoelige techniek in ervaren handen (pneumothorax 7-35%) –> bijna niet door longartsen in NL gedaan –> contra-indicaties; respiratoire insufficiëntie, monolong, pulmonale hypertensie, stollingsstoornissen