Geneeskunde 2A2 HC week 10 - 2/11 Flashcards

1
Q

Waarom is de mammalogie (borstkanker specialisme) bijzonder?

A

Zorg
- gaat om leven en dood
- hele (brede) spectrum: screening, curatie, palliatie
- shared decision in optima forma

Wetenschap
- geweldig snelle ontwikkelingen
- translationeel onderzoek: bench to bedside
- actieve deelname/bijdrage mogelijk

–> sociaal-economisch doet het er toe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is Tamoxifen?

A

Oudste gerichte oncologische medicament bij behandeling van (borst)kanker
- wordt in het lichaam omgezet naar de actieve metaboliet Endoxifen
- het gaat veel interacties aan met andere medicijnen (slechter i.c.m. kurkuma en pepirine (zwarte peper), geen effect maar wel minder bijwerkingen bij cannabis (CBD))
- therapeutic drug monitoring (TDM) belangrijk: in de bloedbaan meten wat de concentratie van de actieve metaboliet is en kijken of dit genoeg is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn vloeibare biopten?

A

Kankercellen kunnen de bloedbaan in, echter is dit met huidige diagnostiek niet goed genoeg te zien (detectieondergrens is hiervoor te hoog)

–> nu m.b.v. nieuwe technieken (onderdelen van (exosomen, cfDNA)) kankercellen terugvinden in het bloed
- bij >5 kankercellen in een bloedbuis een veel slechtere prognose
- kankercel is te onderzoeken op eigenschappen (ER/Her2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het verschil tussen een primair en een gemetastaseerd mammacarcinoom (BrC)?

A

Primair:
- niet op afstand uitgezaaid
- behandeling in opzet curatief (genezing)
- behandeling door chirurg en meestal ook oncoloog en radiotherapeut

Gemetastaseerd:
- op afstand aantoonbare metastasen (uitzaaiing)
- palliatieve behandeling (levensverlengend)
- behandelen door oncoloog, soms radiotherapeut, zelden chirurg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaan metastasen bij een mammacarcinoom?

A

Hele belangrijke prognostische factor!

  • vaak eest lymfekliermetastasen (zie afbeelding!)
  • hierna hematogene metastasering; vaak naar de longen, lever of botten –> minder vaak naar de hersenen, huid, longholte (pleuritis carcinomatosa), ovaria (Krukenberg) of buikholte (peritonitis carcinomatosa)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat betekenen de volgende begrippen:
- lokale behandeling
- systemische therapie
- adjuvante behandeling
- neo-adjuvante behandeling
- palliatieve behandeling
- micrometastasen ?

A
  • lokale behandeling: chirurgie en/of radiotherapie
  • systemische therapie: therapie via tablet/infuus/injectie (via bloedbaan)
  • adjuvante behandeling: behandeling primair BrC na de borstoperatie
  • neo-adjuvante behandeling: behandeling primair BrC voor de borstoperatie
  • palliatieve behandeling: behandeling bij gemetastaseerd BrC
  • micrometastasen: niet aantoonbare borstkankercellen, als je deze niet behandeld zorgen ze voor afstandsmetastasen (zie afbeelding!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe veel mensen hebben afstandsmetastasen bij diagnose BrC?

A
  • 95% geen decteerbare afstandsmetastasen –> lokale therapie (borstoperatie evt. + radiotherapie), 50% sterft aan de borstkanker als geen nabehandeling volgt (die dus micrometastasen hebben)
  • 5% al afstandsmetastasen (long, lever of bot) –> geen genezing meer mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 inzichten zijn er over behandeling nadat bekend werd dat kleine mammacarcinomen al hematogeen kunnen metastaseren?

A
  1. bij een beperkte grootte van een mammacarcinoom
    - beperktere chirurgische ingreep mogelijk (o.a. borstsparend)
    - minder mutilerende ingreep
    - QoL verbeterend
  2. veranderingen in de radiotherapie; bij uitgebreid lokale ziekte vaak extra behandeling nodig, maar bij kleine tumoren nadenken over:
    - minder radiotherapie mogelijk
    - soms helemaal achterwege laten
    - afhankelijk van neo-adjuvante behandeling
  3. naast lokale therapie ook systemische therapie nodig tegen micrometastasen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vaak komt borstkanker voor in NL?

A
  • bij 17.000 vrouwen per jaar ontdekt en bij 120 mannen per jaar (1%) (2.000 ductaal CIS)
  • 1 op de 7-8 vrouwen ontwikkelt BrC, cummulatieve life time risk >12%
  • > 75% is bij diagnose 50+ jaar

–> incidentie is stijgende door:
- starten landelijke borstkankerscreening
- vergrijzing (langere overleving)
- stage-migration (diagnostisering van steeds kleinere tumoren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe kan borstkanker bij mannen ontstaan?

A

1% van alle borstkankers (99% vrouw)
- risicofactoren: obesitas, testiculaire afwijkingen, hypofyseadenoom, bestraling op thoraxwand, etniciteit
- fenotype: ER, PR en AR positief (hormoongevoelig), Her2 negatief, meestal luminal B
- verschillend met vrouwelijk: >40+ N+ (uitgezaaid naar okselklier), vaker ER+
- vaker geassocieerd met genetische afwijkingen: BRCA2 (10%), BRCA1 (<5%), Klinefelter (XXY, risico 50x omhoog), CHEK2, p53, PTEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe erg hangt de overleving van de patiënt samen met het stadium waarin de ziekte wordt ontdekt?

A
  • vroege detectie belangrijk!
  • belangrijk om te onthouden dat het ook op hele jonge leeftijd voorkomt, maar de gemiddelde leeftijd is 60 jaar
  • bevolkingsonderzoek van 50-75; hiermee wordt 56% van de borstkankers ontdekt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van borstkanker?

A

Grote risico’s:
- toegenomen leeftijd >45 vs. <25 (relatieve risico (RR) >10)
- mutatie BRCA1/-2 (RR is 6-8)
- geografische regio Noord-Amerika/-Europa vs. verre Oosten, Afrika en Zuid-Amerika (RR is 5-10)
- hoge densiteit klierweefsel (RR 5-6)
- atypisch benigne proliferatief borstklierafwijkingen (RR is 5)
- bestraling op mediastinum in voorgeschiedenis (RR is 5-20)
- eerder mammacarcinoom in voorgeschiedenis (RR is 5-7)

Kleine risico’s:
- late menopauze, vroege menarche, nullipariteit (RR ong. 2)
- late leeftijd eerste kind >35 vs. <20jr (RR ong. 2)
- hormonale substitutie therapie (HST) (RR < 2)
- OAC (orale anticonceptie pil) (RR < 2)
- BMI > 35 (postmenopauzaal) (RR is 2)
- lichamelijke inspanning 5x/week (RR is 0,85 –> dus juist een kleinere kans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe is de prognose van borstkanker?

A
  • 10-jaarsoverleving is >80%
  • indien uitgezaaide ziekte, mediane leeftijd 2,5 jaar

Maar toch neemt borstkankersterfte af
- 40% afname sinds 1989
- komt door: ontdekking in vroeger stadium (screening en detectiemethodes) en betere behandelmogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke oorzaken voor mammacarninomen zijn er en hoe vaak komen deze voor?

A
  • sporadisch (80%)
  • familiair (tot 10%): 2-3x verhoogd risico
  • heriditair (erfelijk) (tot 10%): BCRA1/-2 mutatie; 60-80% life time risk, sterk verhoogd risico op ovariumcarcinoom

ook goed screenen bij mensen die radiotherapie van de thorax op jonge leeftijd hebben gehad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer moet je denken aan een erfelijke vorm van borstkanker?

A
  • familiair voorkomen van borstkanker
  • jonge leeftijd bij diagnose
  • meerdere keren borstkanker bij één persoon
  • man met borstkanker
  • bepaalde combinaties van soorten kanker; bijv. borstkanker en ovariumcarcinoom

–> doorsturen naar de klinisch geneticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe is de presentatie van een primair mammacarcinoom bij de eerstelijns zorg?

A

Klachten:
- vaakste een palpabele massa in de mamma
- ingetrokken tepel
- inflammatie van de mamma (sinasappelhuid); ulceratieve afwijkingen
- (pijn –> zelden de primaire klacht)

Presentatie zonder klachten:
- screening: bevolkingsonderzoek vrouwen vanaf 50 jaar
- toevalsbevinding bij ander onderzoek (bijv. CT-thorax)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk lichamelijk onderzoek doe je bij een verdenking op een mammacarcinoom?

A
  • inspectie: huidafwijkingen, intrekking huid/tepel, mastitis (roodheid)/peau d’orange (sinasappelhuid)
  • palpatie mamma: palpabele tumor? dan noteren van plek, grootte, glad/irregulair, mobiel/fixatie
  • palpatie oksels, infra- en supraclaviculair (klierstations)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke aanvullende diagnostiek doe je bij een verdenking op een mammacarcinoom?

A
  • mammografie
  • echografie mamma
  • cytologische punctie (cellen) of histologisch biopt (weefsel)

Afhankelijk van de uitslag nog uitvoeren van:
- MRI
- echo oksel
- bij verdenking op uitzaaiingen; botscan, CT-scan, FDG-PET-scan (vaak i.p.v. botscan en CT)

–> DOEL: stellen diagnose en stagering (TNM-stadium)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn kenmerken van een mammografie bij een verdenking op mammacarcinoom?

A
  • gouden standaard om borsten na te kijken
  • geschikt voor screening (goed te vergelijken met eerder gemaakt mammacarcinoom)
  • eerste keus bij verdenking op mammacarcinoom
  • opname van 2 richtingen; medio-lateraal (zijkant) en craniaal-caudaal (bovenkant)
  • microkalk en solide laesie goed zichtbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn kenmerken van een echografie bij een verdenking op mammacarcinoom?

A
  • niet geschikt voor screening
  • wel geschikt voor gericht onderzoek van een afwijking gevonden bij LO, mammografie of MRI
  • als er op de echografie iets wordt gezien kan er ook direct een biopt worden genomen
  • gebruikt voor stagering van de oksel (N in de TNM) –> punctie bij een verdachte/pathologische lymfeklier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn kenmerken van een MRI bij een verdenking op mammacarcinoom?

A
  • hoge sensitiviteit, maar 16-41% ‘onverwachte bevinding’ (veel fout-positieven)
  • gebruiken bij; ongerustheid vanuit LO/mammografie/echografie maar geen hele duidelijke afwijkingen
  • preoperatief te gebruiken (wel/geen borstsparende operatie mogelijk)
  • vaak gebruikt bij lobulair carcinoom (vaak een onderschatting van grootte op de mammografie)
  • voor screening van mensen met een hoog risico op borstkanker (bijv. BRCA1/-2 mutatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe worden een cytologische punctie/histologisch biopt gedaan bij verdenking op een mammacarcinoom?

A
  1. Echogeleid
  2. Stereotactisch (mammografisch)
  3. MRI-geleid
23
Q

Wanneer screen je mensen op afstandsmetastasen?

A
  • T4 mammacarcinoom
  • lymfekliermetastasen
  • recidief mammacarcinoom
  • klinische verdenking metastasen (bijv. rugklachten)

–> FDG-PET-scan uitvoeren

24
Q

Hoe is de TNM-classificatie van het mammacarcinoom?

A

T:
- Tis: tumor in situ
- T1: tumor < 2 cm
- T2: tumor > 2 cm maar < 5 cm
- T3: tumor > 5 cm
- T4: ingroei in de huid-/thoraxwand

N:
- N0: geen aangedane lymfeklieren
- N1: pathologisch beweeglijke regionale klieren
- N2: gefixeerde regionale klieren
- N3: ipsilaterale mammaria interna klieren (naast het borstbeen)

M:
- M0: geen metastasen op afstand
- M1: afstandsmetastasen

–> belangrijk voor prognose (zie afbeelding –> wel lichtelijk verouderd) en keuze behandeling

25
Q

Hoe ziet de curatieve behandeling van het mammacarcinoom eruit?

A

Chirurgie, vaak i.c.m. systemische en/of radiotherapie, afhankelijk van:
- keuze wel/niet borstsparende operatie
- TNM-stadium
- overige tumorkenmerken:
~ receptoren: oestrogeen (ER), progesteron (PR), Her2Neu
~ mate van agressiviteit; gradering (1 minst, 3 meest) en lymfangio invasie

26
Q

Hoe is de anatomie van de mamma?

A
  • bestaat uit vet-, klier- (lobuli met afvoerbuizen) en bindweefsel –> meeste vet- en bindweefsel, terwijl afwijkingen eigenlijk altijd in het klierweefsel (epitheel) ontstaan
  • elke lobulus bestaat uit acini (kleine buisjes) en de lobuli komen uit in een TDLU (terminale ductulaire lobulaire unit)
  • ducti en lobuli bestaan uit 2 lagen: binnenkant luminale cellen (secretoire eigenschappen) en buitenkant myoepitheelcellen (contractie eigenschappen) (verdwijnen bij borstkanker)
  • alles komt samen in de tepel
  • achterkant begrensd voor muscularis pectoralis
27
Q

In welke 3 groepen wordt de pathologie van de mamma ingedeeld?

A

Gebaseerd op stadia in de ontwikkeling van de tumor:
- Goedaardig: mastopathie (borst voelt onregelmatig, apocriene metaplasie), hyperplasie (aantal cellen neemt toe), fibroadenoom
- Kwaadaardig voorstadium (CIS): ductaal CIS (voorloper ductaal carcinoom/solide tumor), lobulair CIS (lobulair carcinoom/diffuse tumor)
- Kwaadaardig (carcinoom): adenocarcinoom (vaak), sarcoom/maligne phyllodes tumor (zeldzaam)

28
Q

Welke preoperatieve diagnostiek wordt er bij een mammacarcinoom gedaan?

A

Bij een cytologische punctie: snelle resultaten en lage invasiviteit –> wel lagere sensitiviteit en specificiteit

Daarom een heeft histologisch onderzoek de voorkeur:
- vaker een classificerende diagnose (onderscheid tussen in situ en invasief)
- receptorbepaling mogelijk
- uitslag duurt wel enkele werkdagen
- correlatie met beeldvorming belangrijk (MDO): belangrijk dat klinische gegevens op PA-formulier vermeld worden

29
Q

Wat zijn fibrocysteuze veranderingen?

A
  • klinisch sprake van een onregelmatige borst
  • histologisch vorming van cysten zichtbaar met hieromheen fibrose
  • vaak hyperplasie van het klierweefsel

Vaak een fibroadenoom gevonden:
- veelvoorkomende, goedaardige afwijking
- macro- en microscopisch een sterke begrenzing zichtbaar
- bestaat uit bindweefsel (overgroei van stroma) en epitheel (blijft tweelagig)

–> hoeft in principe niet verwijderd te worden

30
Q

Wat is een phyllodes tumor?

A

Zeldzame (<1% van alle mammatumoren) fibro-epitheliale tumor
- kan op alle leeftijden, meestal vanaf 60 jaar
- meestal scherp omschreven
- groeit relatief snel
- tumor is celrijk en lijkt op sarcoom
- zeldzaam is een metastase

–> prognose is heterogeen en afhankelijk van het subtype (benigne, borderline, maligne)

31
Q

Wat is een in situ mammacarcinoom (CIS)?

A

Neoplastische proliferatie van epitheel, maar het blijft binnen de contour van de duct en het basaalmembraan is nog intact
- geen bloedvoorziening (diffusie afhankelijk), dus necrose en verkalking
- niet palpabel en daarom meestal een toevalsbevinding
- vaak gezien door microcalcificaties (witte stipjes)

2 soorten:
- ductaal CIS: groeit in buissystemen, vaak microkalk zichtbaar (vaker gevonden hierdoor), sterke begrenzing
- lobulair CIS: geen symptomen, meestal geen calcificaties, toevalsbevinding, diffuus en bilateraal door verlies E-cadherine eiwit, in principe geen operatie (wel volgen in de tijd)

32
Q

Wat zijn de kenmerken van een mamma-adenocarcinoom?

A
  • invasief carcinoom uitgaande van epitheel (infiltrerende proliferatie van epitheelcellen)
  • gaat uit van TDLU (terminale ductulaire lobulaire unit)
  • soms palpabel: met name bij jongere patiënten die iets voelen of erfelijk zijn belast
  • veel verschillende typen: NST (ductaal, no special type) en special subtypes
  • differentiatie door Bloom en Richardsom door 3 criteria: mate van buisvorming (meer = beter), mate van atypie (lager = beter), mitose-activiteit (lager = beter) –> differentiatiegraad kan goed (graad I), matig (graad II) of slecht (graad III) zijn en a.d.h.v. dit een nabehandeling

2 typen:
- NST (no special type) / ductaal (75%): buisvorming en cohesie tussen cellen (in groepjes bij elkaar)
- Special subtypes (25%): 7% (van geheel) lobulair; diffuse groei door verlies van E-cadherine (cellen chaotisch door elkaar)

33
Q

Wat is de receptorstatus?

A

Kijken naar de oestrogeenreceptor (ER), progesteronreceptor (PR) en HER2-receptor
- eerste 2 meestal positief (grens: bij 10% positieve cellen = positief), HER2 meestal negatief (87%)
- bepalend voor nabehandeling patiënt

34
Q

Wat zijn belangrijke punten om naar de kijken bij een mammacarcinoom?

A
  • tumor subtype
  • diameter
  • differentiatiegraad
  • therapierespons
  • ER/PR- en HER2neu-status
  • radicaliteit
  • lymfeklierstatus
35
Q

Wat betekenen de volgende begrippen:
- Mammasparende therapie (MST)/lumpectomie
- Mastectomie/ablatio
- Sentinel Node procedure (SN)
- Okselkliertoilet (OKT)/okselklierdissectie (OKD)
- Gemodificeerd radicale mastectomie (GRM) ?

A
  • Mammasparende therapie (MST)/lumpectomie: borstsparende chirurgie, dus chirurgie en altijd bestraling
  • Mastectomie/ablatio: borstamputatie, dus alleen chirurgie
  • Sentinel Node procedure (SN): schildwachter-/poortwachter klier resectie, alle klieren verwijderen
  • Okselkliertoilet (OKT)/okselklierdissectie (OKD): alle okselklieren verwijderen
  • Gemodificeerd radicale mastectomie (GRM): borstamputatie + okselkliertoilet
36
Q

Hoe is de borstsparende chirurgische behandeling (MST) van een mammacarcinoom?

A

Ruim 60% kiest hiervoor
- altijd gevolgd door bestraling om het recidief risico te verkleinen (MST + RT heeft dezelfde prognose als ablatio mamma)
- doel: radicale resectie en een cosmetisch acceptabel resultaat
- het kan niet bij: grote tumor in kleine borst, in het verleden een bestraling of een tumor/DCIS in meerdere kwadranten
- goede radioloog voor lokalisatie tumor (of lymfeklier) belangrijk, aangeven d.m.v. een radioactieve bron (I125 met klein titanium zaadje (puntbron met halveringstijd 60 dagen! dus kan voor chemo ingebracht worden)) in de tumor –> van het weefsel tijdens de operatie een scan maken ter controle van tumorverwijdering en de marges

37
Q

Hoe verloopt de borstamputatie als behandeling van een mammacarcinoom?

A

Wordt voor gekozen als:
- borstsparende behandeling is niet mogelijk: bijv. bij een T4 mammacarcinoom (ingroei in huid of thoraxwand), hierbij vaak neoadjuvant chemotherapie om de tumor kleiner te maken en hopelijk later een radicale resectie te doen
- borstsparende behandeling is niet wenselijk voor de patiënt; bijv. een BRCA1/-2 mutatie (hierdoor minder risico op recidief)

Daarnaast is er de keus voor een directe of ook later een borstreconstructie

38
Q

Welke 2 manieren zijn er voor behandeling en stagering van de oksel bij een mammacarcinoom?

A
  • sentinel node procedure: sparende behandeling, doel is het stadiëren van de oksel bij een klinisch (LO + beeldvorming) negatieve oksel (cN0) want bij 20-25% is de echo van de oksel fout-negatief, schildwachter klier (herkenning d.m.v. radioactief materiaal (99-Tm) of aankleuring (patentblauw)) eruit halen en onderzoeken
  • okselklierdissectie/okselkliertoilet: als (van te voren) blijkt dat de lymfeklieren in de oksel zijn aangedaan (cN+) worden deze operatief verwijderd, tegenwoordig vaker eerst bestraling/neoadjuvante systemische behandeling (SN en I125 gemarkeerde klier stagiëren na systemische behandeling voor vervolgproces)
39
Q

Hoe verloopt een okselkliertoilet en welke problemen kan het geven?

A

Opereren tot het volgende zichtbaar is: v. axillaris (bovenzijde), m. latissimus dorsi (lateraal), m. pectoralis major (mediaal) en m. subscapularis (bodem) –> hiertussen al het weefsel met lymfeklieren weghalen

Morbiditeiten:
- seroom
- lymfoedeem van de arm
- sensibiliteitsstoornissen
- krachtverlies
- bewegingsbeperking van de schouder

40
Q

Wanneer wordt er een (neo-)adjuvante behandeling bij chirurgie gegeven?

A

Een preventieve behandeling van mogelijke aanwezige microscopische uitzaaiingen (ook voor verkomen recidief/uitzaaiingen), keuze afhankelijk van TNM-stadium, gradering, lymfangioinvasie en receptorstatus (ER, PR, HER2Neu)
- Radiotherapie: altijd bij een borstsparende operatie, locoregionaal bij een okselkliertoilet bij >3 lymfkliermetastasen en bij een grote tumor met slechte kenmerken (thoraxwand bestralen)
- Systemische therapie: in principe neoadjuvant als er preoperatief al een indicatie voor is, bestaat uit; chemotherapie, anti-hormonale therapie (hormoonreceptor+) en immuuntherapie (HER2Neu+)

41
Q

Welke opties zijn er voor een mammareconstructie en welke aanvullende ingrepen gebeuren hier vaak ook nog bij?

A
  • oncoplastische chirurgie (een net te grote borstsparende operatie)
  • prothese reconstructie (met tissue expander)
  • autoloog weefsel met prothese reconstructie (met tissue expander)
  • volledig autoloog weefsel (DIEP lap (rug, buik, billen, benen))

aanvullende ingrepen: tepelreconstructie, tepelhoftatoeage, touch-up gereconstrueerde borst, symmetriserende operatie contralateraal (aanpassing gezonde borst), verfraaiing donorplaats vorm of litteken

42
Q

Wanneer is de beste tijd op een totale borstreconstructie uit te voeren?

A
  1. primaire reconstructie: direct in dezelfde operatie als de ablatio reconstrueren, bij preventief huidsparende amputaties van erfelijk belaste patiënten of i.v.m. een mammacarcinoom/DCIS –> patiënt mag niet hierna bestraald worden
  2. secundaire reconstructie: uitgesteld tot enige tijd na amputatie
  3. tertiaire reconstructie: een tweede reconstructie als de eerste niet helemaal naar wens was

voordelen van direct: minder operaties nodig, cosmetisch beter, psychische voordelen
nadelen van direct: snelle beslissing patiënt, planning, niet bij grote kans op radiotherapie, meer kans op complicaties

43
Q

Wat is oncoplastische chirurgie?

A

Toepassen van plastische chirurgische technieken bij borstsparende chirurgie
- tot 10% volume-excisie bij MST geeft een esthetisch acceptabel resultaat, >20% geeft een deformiteit die een correctie vereist
- het gebeurt om borstsparende chirurgie praktisch mogelijk te maken bij patiënten die anders een mastectomie moeten en de kans op een slecht esthetisch resultaat te minimaliseren
- indicaties: asymmetrie, grote tumor in kleine borst, ptosis (hangende borst), wens voor kleinere borst, patiënten die niet in aanmerking komen voor latere plastische chirurgie
- contra-indicaties: T4-tumoren, hoge kans op irradicale resectie, multicentrisch mammacarcinoom, microcalcificaties door hele mamma en inflammatoir carcinoom

44
Q

Welke 2 typen oncoplastische chirurgie zijn er?

A
  1. Volume ‘displacement’: zonder toevoeging van weefsel (mammareductie technieken)
  2. Volume ‘replacement’: met toevoeging van weefsel, doorgaans aangrenzend aan borst (bijv. latissimus dorsi), bij te weinig aanwezig borstweefsel, uitkiezen van stukken o.b.v. bloedvaten (weefsel wordt een perforator lap genoemd)
45
Q

Welke 3 manieren van volume replacement oncoplastische chirurgie zijn er?

A
  • Prothese: eerst een (met water gevulde) tissue expander onder m. pectoralis major plaatsen (telkens meer vocht inspuiten voor oprekken weefsel) en na 3 maanden een definitieve prothese plaatsen
    ~ voordelen: relatief eenvoudig, korte OK-duur, geen extra littekens, milde complicaties
    ~ nadelen: 2 ingrepen nodig, minder natuurlijk, vaak revisie nodig, kan niet na radiotherapie, kans op kapselcontractuur of malpositie
  • Autoloog weefsel met prothese: m. latissimus dorsi in de rug losmaken en via de oksel naar voren klappen, extra dekking voor een prothese
    ~ voordelen: gemiddelde moeilijkheidsgraad, goed doorbloed weefsel, natuurlijker (soms huid toevoegen), ook na radiotherapie mogelijk, milde complicaties
    ~ nadelen: spier opofferen, patiënt draaien tijdens operatie, 2 ingrepen en extra litteken, kans op seroom (vocht holte), kapselcontractuur en malabsorptie
  • Volledig autoloog weefsel: DIEP (buikweefsel) lap, vaakste gedaan, buikweefsel (met a. perforator en voldoende buikvet) vrijmaken en in de borst plaatsen
    ~ voordelen: lichaamseigen weefsel, huid en weefsel toevoegen, natuurlijk aspect, 1 ingreep nodig, kan met radiotherapie, tegelijk reconstructie buikwand
    ~ nadelen: complexe en langdurige operatie, hoger risico op complicaties, extra litteken op de buik, logistiek lastiger op korte termijn, enkele contra-indicaties
46
Q

Wat zijn de indicaties voor radiotherapie?

A
  • Postoperatief na lumpectomie (MST) met sentinel node procedure: mammacarcinoom kan multicentrisch zijn (bij T1/-2 bij 60% een CIS of metastase op andere plek, bij 50% locatie van carcinoom > 2 cm t.o.v. primaire carcinoom) waardoor wat achterblijft, hierdoor hoge recidiefkans
  • Postoperatieve radiotherapie thoraxwand na ablatio: alleen bij grote kans op lokaal/locoregionaal recidief; irradicale chirurgie, T4-tumoren, lymfkliermetastasen in oksel of positief okseltopklier. Doelgebied afhankelijk van betrokkenheid
  • Lymfogene metastasering in oksel/supraclaviculaire regio: alleen bij hoge kans op recidief: irradicale chirurgie (okselkliertoilet), T4-tumoren, >4 lymfekliermetastasen in locoregionaal gebied of okselsparende behandeling (geen OKD maar radiotherapie oksel bij 1-2 micrometastasen of 1 macrometastase in SN)
  • Palliatief: bij klachten als botpijn, dreigende dwarslaesie, hersenmetastasen, obstructie luchtwegen/slokdarm of lokaal recidief in thoraxwand

Zo veel mogelijk geïndividualiseerd (dosis schema aanpassen –> meeste baat en minste toxiciteit) behandelen!

47
Q

Wat zijn de kenmerken van mammasparende radiotherapie?

A
  • planning-CT-scan maken (met IMRT-techniek) om het doelvolume te bepalen:
  • lokalisatie d.m.v. tatoeage puntjes en soms m.b.v. een looddraadje rondom de borst zekeren
  • operatieclips op de locatie van de tumor (diepste punt lumpectomie holte) achterlaten voor markering
  • tangentiële velden (driehoekig gebied) vormen voor bepalen van het bestralingsveld; eigenlijk altijd de gehele mamma (klierweefsel) bestralen
  • rekening houden met kritieke organen: longen, hart, contralaterale mamma
  • hypofractioneren van het schema: 15 x 2,67 Gy (of 5 x 5.2 Gy)
  • soms nog boosterbestraling om zoveel mogelijk gezond weefsel sparen: op de plek van de lumpectomie holte (operatieclips), afhankelijk van risicofactoren (leeftijd, slechte prognostische kenmerken, etc.), hypofractionering want 5 x 2,67 Gy
48
Q

Welke doelvolumes moet je aangeven voor een bestraling?

A

Afhankelijk van oorspronkelijke tumorgrootte en -plaats:
- GTV (gross tumor volume): lumpholte (hier boost geven)
- CTV (clinical target volume): klierweefsel
- PTV (planning target volume): CTV + 0,5 cm

49
Q

In welke gevallen kan er een partiële borstbestraling plaatsvinden?

A

Recidiefkans (gemiddeld <2% in 5 jaar) bij een mastectomie met RT is afhankelijk van leeftijd, tumorgrootte, diffentiatiegraad en histologische kenmerken (radicaliteit)

–> Mensen met laag risico kunnen partiële borstbestraling (5 x 5,5 Gy met robotarm (cyberknife)) krijgen:
- leeftijd > 50 jaar
- diameter < 30 mm
- pN0
- overige gunstige histologische kenmerken

50
Q

Wat zijn de kenmerken van locoregionale radiotherapie?

A

Een groter gebied bestralen (mamma + lymfeklierstations)
- na een okselklierdissectie (>4 lymfkliermetastasen), irradicaal okselkliertoilet of okselsparende behandeling (geen operatie in dit gebied)
- planning-CT-scan en tatoeagepuntjes
- doelvolume: klierweefsel
- fotonenbestraling (6 of 10 MV) van een totale dosis: 15 (+5) x 2,67 Gy (hypofractionering)
- kritieke organen: contralaterale mamma, long, hart, plexus brachialis, oesophagus en schildklier

51
Q

Wat zijn vroege en late bijwerkingen van radiotherapie?

A

Zie afbeelding!

Behandeling:
- korte bijwerkingen: ondersteunende therapie; pijnstilling, verbanden, (vettende) zalven
- lange bijwerkingen: individueel bepaald, geleidelijk kunnen klachten verminderen (maar meestal irreversibel en slecht behandelbaar), bij ernstige toxiciteit hyperbare zuurstoftherapie geven

52
Q

Wat is belangrijk om op te letten bij linkszijdige bestraling van de borst?

A

Hieronder ligt het hart en de longen en het risico op coronaire events neemt per 1 Gy toe met 7,4%

–> daarom deep inspiration breath-hold techniek toepassen: bestralen op het moment dat de patiënt diep inademd en dit vasthoud (toename longvolume –> afstand doelvolume - hart groter –> hart krijgt minder grote dosis)

Dit wordt toegepast bij iedereen waarbij dit mogelijk is (minimaal 40 seconden adem vasthouden)

53
Q

Op welke manier worden protonen ingezet bij de bestraling van mammacarcinoom?

A

Mogelijk hebben protonen (minder straling oppervlak en veel op de plaats na de tumor waarna het vrijwel direct stopt) een beter effect dan fotonen (groot effect op huidoppervlak en moelijk dieper in het lichaam)
–> want er is minder beschadiging van (gezond) oppervlakkig weefsel en weefsel achter de tumor ontvangt minder straling

Om vergoeding te krijgen kijken naar cardiovasculaire risico (hartproblemen, diabetes) o.b.v. bestaande risicofactoren en het standaard bestralingsplan