Geneeskunde 2A2 HC week 10 - 3/11 Flashcards

1
Q

Wat is het doel van de behandeling van primaire (niet op afstand gemetastaseerd) mammacarcinoom?

A

Kans op genezing vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de window op oppurtunity?

A

Als er achtergebleven kankercellen zijn en je er niets mee doet dan groeien ze door
- als macroscopische metastasen zichtbaar zijn op een CT/botscan dan is genezing niet meer mogelijk
- als er alleen maar microscopische metastasen zijn, is er nog de mogelijkheid tot genezing –> op dit moment wil je kanker ontdekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe is de neo-adjuvante, adjuvante en palliatieve therapie van mammacarcinoom?

A

Zie afbeelding!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is borstkanker niet 1 identiteit?

A

4 subtypen, afhankelijk van receptorstatus
- ER/PR receptor
- Her2 receptor

–> de behandeling heeft ook invloed hierop (zie afbeelding!)
–> echter heeft elke soort borstkanker toch weer andere mutaties waardoor de behandeling en prognose slechter worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe is de prognose te verbeteren?

A
  • door vroege detectie (screening): lager TNM stadium = betere prognose
  • door verbetering behandelmogelijkheden: elimineren micrometastasen (lokaal/op afstand)
  • voorkomen afstand metastasen: optimaliseren systemische therapie

–> dus belangrijk hierin is het optimaliseren van de behandeling tegen micrometastasen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe is een lokaal recidief van een mammacarcinoom te voorkomen?

A

Optimaliseren van lokale en systemische therapie
- chirurgie: radicaal opereren
- radiotherapie
- systemische therapie: werkt vaak wel zowel op gezond weefsel als tumorweefsel

–> de kans op een lokaal recidief is vooral in het begin het grootst, hoe langer de tumor weg is, hoe meer kans dat hij ook weg blijft
–> bij een lokaal recidief (zonder metastasen op afstand) kan er alsnog voor een curatieve behandeling worden gekozen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aan de hand van welke factoren wordt bepaald wie er wordt behandeld met (neo)adjuvante therapie?

A

Prognostische factoren: zegt iets over het verschil in prognose (voorspellen kans op ontwikkelen metastasen)
- histologische graad, grootte, aantal aangedane lymfeklieren, ER status, leeftijd

Predictieve factoren: zegt iets over of de kans of de behandeling aan gaat slaan
- ER status en Her2 receptor status

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer is een risicofactor prognostisch/predictief?

A

Zie afbeelding!

Uitgangssituatie: groep patiënten die allemaal geen systemische therapie krijgen, mensen met de risicofactor hebben een slechtere prognose (dus een prognostische factor)
1. bij het geven van systemische therapie komt de groep met de risicofactor dichtbij de normale groep –> het is dan een predictieve factor (als je de behandeling geeft komt er een verschil in prognose)
2. bij het geven van systemische therapie komt de lijn van de normale groep hoger te liggen en die met de risicofactor veranderd niet –> het is dan een predictieve factor (er komt een betere behandeling voor de normale groep en dus een verschil in prognose)
3. bij het geven van systemische therapie gaan beide lijnen hoger liggen –> het is dan een prognostische factor (want je zou het aan iedereen geven en het heeft voor iedereen evenveel nut)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer kies je voor (neo)adjuvante therapie bij een bepaalde groep?

A

Zie afbeelding!

Je behandeld altijd een grote groep, ookal heeft maar een klein deel van de mensen er echt baat bij –> een deel had de therapie namelijk niet nodig (overbehandeling) en een deel zal ondanks de therapie toch nog metastasen op afstand krijgen (overbehandeling) –> belangrijk is dat de groep die er wel echt baat bij heeft minimaal 3% van de totale groep is (96-97% overbehandeling wordt dus geaccepteerd!)

–> we gaan niet door tot 1-2%, want het evenwicht slaat dan door naar meer kans op ongunstige effecten (ernstige bijwerkingen vs. het elimineren van micrometastasen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is overbehandeling te voorkomen?

A

Zoeken naar predictieve factoren: belangrijkste maar ook grootste uitdaging want ondanks veel onderzoek alleen maar ER en Her2 receptoren bekend

Optimaliseren prognostische factoren: extra groep vrouwen selecteren met een hele goede prognose, zodat de winst heel beperkt is (<3%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn gen-expressie profielen?

A

DNA (code) –> mRNA (boodschappers) –> eiwitten (uitvoerend)
–> met transcriptomics informatie over waar de cel mee bezig is uitlezen, je doet dit voor elk gen en zo krijg je per tumor een uniek gen-expressie profiel dat informatie geeft over de tumoreigenschappen
–> er bleek dat bij 70 genen bepaalde ‘hallmarks van cancer’ erger bleken te zijn in de groepen met mutaties in deze genen (zie afbeelding!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kunnen we m.b.v. gen-expressie profielen de prognostische factoren optimaliseren (beste groep selecteren)?

A

Mammaprint; o.b.v. een extra prognostische factor (gen-expressie) overbehandeling beperken door een groep te identificeren die geen systemische behandeling nodig heeft

M.b.v. een studie opgezet, stappen in de studie:
1. trainingsset om profiel op te zetten (DNA-, mRNA- en eiwitprofielen voor o.a. therapiegevoeligheid en agressiviteit)
2. trainingsset valideren in een onafhankelijke test set
3. multicenter studie (retrospectieve studie)
4. prospectieve gerandomiseerde klinische studies (prospectieve studie)

Hier kwam uit dat: chemo in beide discordante groepen weinig effect heeft (zie afbeelding!)
- bij een patiënt met een klinisch laag risico: is geen MP nodig
- bij een patiënt met een klinisch hoog risico: kan MP overbehandeling induceren
–> dus geen adjuvante systemische behandeling volgens moleculaire karakteristieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kunnen we in de praktijk de predictieve winst van systemische therapie bepalen?

A
  1. Eerst een voorspelling maken of de tumor binnen 10 jaar terug komt en mensen hieraan overlijden a.d.h.v. factoren zoals; leeftijd, comorbiditeit, ER-receptor, gradering, grootte en lymfeklierstatus
  2. Hierna verschillende behandelopties aanklikken en kijken welk extra resultaat dat geeft
  3. Mocht je precies op de grens zitten van een recidief kans <88%, dan heeft een mammaprint uitvoeren zin (want dan ligt de kans op respons rond de 3%) omdat het een verschil maakt in behandeling (zie afbeelding!)
    - als de MP een hoog risico aangeeft dan wel adjuvante chemotherapie
    - als de MP een laag risico aangeeft dan geen adjuvante therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer is er een reële kans op afstandmetastasen?

A

Indicatie: cT4 of
- > 4 ipsilaterale oksellymfeklieren met metastasen
- TNBC/Her2+: N+
- Verdachte klachten (bijv. rugklachten)

Onderzoeken uit te voren bij een verdenking:
- CT-thorax/abdomen + botscintigrafie
- PET-CT scan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de indicatie voor neoadjuvante chemotherapie?

A

‘Down staging’ van de primaire borsttumor
- resectabiliteit realiseren
- mogelijkheid tot borstsparende operatie realiseren
- effectiviteit van de behandeling beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kunnen tumoren reageren op neoadjuvante chemotherapie?

A
  • Verkleinen: gunstig
  • Verdwijnen: ondanks dit moet alsnog de plek eruit, dus dit moet heel erg goed gemarkeerd zijn
  • Cookie crumble: tumor valt uiteen in heel veel kleine stukjes –> slechtere prognose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn contra-indicaties voor een borstsparende operatie?

A
  • multicentrische borstkanker: meerdere tumoren in bijv. verschillende kwadranten van de borst
  • diffuse microcalcificaties door de borst: om de tumor heel veel cellen in ontwikkeling tot tumor
  • contra-indicatie voor radiotherapie
  • (lobulair carcinoom: neigt om uit elkaar te vallen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de pCR (pathocologische complete remissie) van neoadjuvante chemotherapie bij mammacarcinoom?

A

Verschilt per subtype:
- luminal A: slechtste reactie
- luminal B
- Her2,HR+
- TNBC
- Her2+,HR-: beste reactie

–> goede reactie = betere prognose

19
Q

Wanneer voer je disseminatieonderzoek uit?

A

Indicatie van disseminatieonderzoek is alleen zinvol als de kans op detecteerbare afstandsmetastasen reëel is
- disseminatieonderzoek = onderzoek naar afstandsmetastasen na een therapie

20
Q

Wat zijn de behandelopties bij gemetastaseerde mammacarcinoom?

A
  • vaak nog mogelijkheden
  • vooralsnog afhankelijk van ER/PR en Her2 receptoren
  • streven naar behoud van kwaliteit van leven
  • volgorde ligt niet vast
  • in samenspraak met patiënten
21
Q

Welke klachten ontstaan vaak bij metastasen?

A

Afhankelijk van de locatie:
- Algemeen: moe, malaise
- Bot: pijn
- Long: dyspneu
- Huid: bloeding, ontsteking
- Lever: slechte eetlust, vol gevoel
- Hersenen: hoofdpijn, insult

–> klachten zorgen ervoor dat metastasen worden ontdekt want screening op metastasen is vaak niet nuttig (geen behandelwinst van screening t.o.v. handelen bij symptomen –> zie afbeelding!)

22
Q

Wat houdt een oligometastatische ziekte in?

A

Eigenlijk geldt dat er bij detecteerbare afstandsmetastasen geen curatie mogelijkheid meer is, behalve bij oligometastatische ziekte (erg zeldzaam):
- maximaal 3 metastasen in maximaal 2 verschillende plaatsen
- onafhankelijk van het locoregionaal recidief

–> als deze patiënten een gunstige prognose hebben worden ze behandeld met systemische therapie (moet bewezen zijn dat het aanslaat) i.c.m. optimale lokale therapie

23
Q

Welke 4 verschillende mogelijkheden zijn er voor een recidief van een mammacarcinoom en wordt dit curatief behandeld?

A
  1. Lokaal (mamma/ipsilaterale oksel) zonder afstandsmetastasen: behandelen
  2. Locoregionaal (sub-/supraclaviculair, retrosternaal, hals ipsilateraal) zonder afstandsmetastasen: behandelen
  3. Oligometastatisch (zeldzaam) +/- regionaal: behandelen als patiënt reageert op systemische therapie
  4. Metastatische ziekte (>3 afstandsmetastasen): niet behandelen
24
Q

Wat is de incidentie en prognose van patiënten op een recidief mammacarcinoom?

A
  • Geen nabehandeling: 50% krijgt een recidief
  • Uiteindelijk recidiveert 20-25% van alle patiënten met BrC binnen 10 jaar (3.500 patiënten/jaar) (vooral hormoongevoelige komen na lange tijd nog terug)
  • Gemiddelde overleving 2,5-3 jaar na vaststellen metastases
  • 5-jaars en 10-jaarsoverleving na een metastase respectievelijk 23% en 10% (2009 vastgesteld)
25
Q

Wat zijn prognostische factoren op het moment van een gemetastaseerd BrC?

A
  • Leeftijd: <35 jaar ongunstig, >70 gunstig
  • Histologie: metaplastisch agressief en ongunstig, mucineus gunstig
  • Ziektevrije interval: >5 jaar gunstig, <2 jaar ongunstig
  • Triple negatief mammacarcinoom: afwezigheid ER-, PR-, HER2-receptor ongunstig, ER+ is gunstig (10%), HER2+ is ongunstig (maar met anti-Her2-therapie juist gunstiger)
  • Orgaan van uitzaaiingen: in vitale organen (bijv. long of lever) is ongunstig
26
Q

Wat is het doel van de behandeling van op afstand gemetastaseerde ziekte?

A

Levensverlengend met kwaliteit van leven
- risico’s behandeling lager dan te behalen winst
- toxiciteit moet beperkt blijven

27
Q

Waarvan zijn de therapiemogelijkheden bij gemetastaseerde BrC afhankelijk en wie ontvangt dan welke behandeling (alle patiënten, HR+, HER2+, botmetastasen)?

A

Chemotherapie kan altijd gegeven worden
Anti-hormonale therapie (HTx) afhankelijk van aanwezigheid hormoonreceptoren (HR) en gerichte therapie tegen de HER2-receptor (anti-HERT2Tx) ook afhankelijk van de aanwezigheid

Zie afbeelding voor de gekozen behandeling

28
Q

Hoe ziet de palliatieve systemische behandeling van een gemetastaseerd mammacarcinoom eruit?

A

Alle patiënten krijgen chemotherapie: helaas neemt per keer wel de duur en de grootte van het effect af
- indien HER2+: dan anti-HER2-therapie i.c.m. normale chemotherapie
- indien HR+: dan neoadjuvant anti-hormonale therapie, want; het is even effectief als chemotherapie, indien effectief vaak langer effectief dan chemotherapie, vaak minder bijwerkingen –> wel kunnen snel delende tumoren ER verliezen, daarnaast niet uitvoeren bij een viscerale crisis (hierbij sneller effect nodig)
- indien botmetastasen: botversterkende medicatie

29
Q

Waarom heeft systemische therapie de voorkeur boven lokale therapie bij een metastase?

A
  • bijna altijd disseminatie via de bloed- en/of lymfebanen (dus hele lichaam behandelen)
  • zelden oligometastatisch (krijgen systemisch + lokaal)
  • zelden alleen lokaal progressie (dus hele lichaam behandelen)
30
Q

Wanneer is er sprake van een hormoongevoelig mammacarcinoom?

A

In Europa: >10% ER+ of PR+ cellen voor een hormoongevoelig BrC, in de VS is dit al vanaf >1%
–> hoe hoger het percentage is, hoe groter de kans op effectiviteit van hormoontherapie (HTx)

Incidentie van hormoongevoelig BrC bij 1e presentatie is 70%

31
Q

Wat doen oestrogenen op borstklierweefsel?

A

Hebben invloed hierop en worden premenopauzaal gemaakt door de eierstokken en postmenopauzaal door de bijnieren (m.b.v. enzym aromatase (androgeen –> oestrogeen), wel lagere concentratie)
- hersenen (hypofyse) spelen een rol in de feedbackloop
- in de therapie inwerken op hormonale regelingen door oestrogeenspiegel te verlagen

32
Q

Welke oestrogeenregulatie en -remmers zijn er beschikbaar?

A
  • Tamoxifen: rechtstreeks de tumor blokkeren, gaat op de ER van de tumorcel zitten en blokkeert deze voor oestrogeen, hierdoor geen aanzetting tot deling en uiteindelijk apoptose, dosering moet dus hoog genoeg zijn om competitie met oestrogeen te winnen (+ het heeft een actieve metaboliet (endoxifen))
  • Ovariëctomie met aromataseremmer: vrouwen kunstmatig in de overgang brengen door de eierstokken te verwijderen (anders te hoge oestrogeenspiegels) en hierna met aromataseremmers de aromatase te remmen waardoor de oestrogeenspiegel tot een niveau daalt waarop de kankercel niet kan groeien
  • LHRH-antagonist/GnRH: bindt aan de receptor op het oppervlak van hypofysecellen waarna het complex de cel in migreert en deze aanzet tot productie van LH en FSH
33
Q

Wat is het effect van anti-hormonale therapie bij een gemetastaseerd HR+ mammacarcinoom en hoe ontstaat resistentie?

A

Afhankelijk van in welke lijn (kans en duur dat het aanslaat wordt steeds kleiner) het gegeven wordt
- 1e lijn: responskans 50-80%, responsduur 14 maanden
- 2e lijn: responskans 25-40%, responsduur 8 maanden
- 3e lijn: responskans 10-20%, responsduur 6 maanden
- 4e lijn: responskans onbekend, responsduur 2-4 maanden

Resistentie kan ontstaan bijv. farmacologisch (medicijn bereikt kankercel niet, minder compliantie, comedicatie of patiënt is een ‘poor metabolizer’) of de tumorcellen veranderen (upregulatie alternatieve pathways of verlies van ER/PR receptor expressie (tot 30%)

34
Q

Wat zijn bijwerkingen van verschillende anti-hormonale therapieën?

A

Worden veroorzaakt door verlaging van vrouwelijke hormonen:
- algemeen: climacteriële klachten (bij overgang; opvliegers, stramme gewrichten, droge slijmvliezen)
- selectieve oestrogeenreceptor modulator: veneuze trombose, uterus proliferatie (cave maligniteit)
- aromataseremmers: gewrichtsklachten, haartuitval, botontkalking
- anti-oestrogenen: -
- progestativa: gewichtstoename, oedeem, trombose, acne, hoofdpijn
- GnRH-agonist: climacteriële klachten

35
Q

Wat is het werkingsmechanisme van chemotherapie en hoe neemt de werking af/toe bij de lijn waarin het wordt gegeven?

A

Elke vorm van chemo zorgt voor een vorm van DNA-schade en de cel heeft de capaciteit om DNA-schade te herstellen –> een deel van de kankercellen kan bepaalde DNA-schade goed herstellen (resistentie) en een ander deel gaat er dood aan

Chemotherapie geeft ook DNA-schade in gezonde cellen (toxiciteit in snel delende cellen) –> in principe kunnen gezonde cellen elke vorm van DNA-schade herstellen

Afhankelijk van de lijn waarin chemotherapie wordt gegeven neemt de responskans en de responsduur af
- 1e lijn: responskans 50-80%, responsduur 8 maanden
- 2e lijn: responskans 25-40%, responsduur 4 maanden
- 3e lijn: responskans 10-20%, responsduur 2-3 maanden
- 4e lijn: beide onbekend

36
Q

Wat zijn bijwerkingen van chemotherapie bij een mammacarcinoom en hoe kun je dit behandelen?

A

Kort termijn:
- misselijkheid, braken –> anti-emetica
- haaruitval –> cold cap (bij M+)
- beenmergremming –> groeifactoren voor witte bloedcellen (pegfilgrastim), bloedtransfusie
- slijmvliestoxiciteit
- menstruatiestoornissen –> GnRH-agonist
- vermoeidheid –> lichamelijke activiteit

Lange termijn:
- zenuwbaantoxiciteit (door taxanen)
- huid- en nageltoxiciteit (door taxanen)
- pompfunctiestoornis hart (door anthracyclines)
- vochtretentie (door taxanen)

–> minder bijwerkingen bij targeted therapy (gezonde cellen worden dan niet/minder aangevallen)

37
Q

Wat zijn kenmerken van een Her2-positief mammacarcinoom?

A

Ong. 10% van de BrC
- op kankercellen overexpressie van Her2 op het membraan die dimeren vormen en zo de cel aanzetten tot enorme celgroei
- vroeger ongunstige prognose, maar nu juist gunstig, want Her2 wordt weinig door gezonde cellen tot expressie gebracht en hierdoor betere sparing
- Her2-remmers werken elk goed: trastuzumab (extracellulair) of lapatinib (intracellulair) –> meestal i.c.m. chemotherapie, maar nu ook samenstellingen gemaakt (T-DM 1; chemotherapie komt in de kankercel tot expressie)

38
Q

Waarvoor zijn botversterkers belangrijk als ondersteunende therapie?

A

Tumor produceert stoffen die osteoblasten remmen en osteoclasten stimuleren (–> veel botafbraak)
- Bisfosfonaten: doorbreken vicieuze cirkel van tumorgroei en beschermen bot
- RANK-ligand: verminderen activatie van osteoclasten en voorkomen botafbraak

39
Q

Waarom zou je neoadjuvante chemotherapie geven bij een triple negatieve tumor?

A
  • kijken of de tumor een goede respons geeft op chemotherapie –> bij triple negatieve tumor 35% kans op pathologische complete remissie (pCR) door chemotherapie, bij pCR is de prognose beter (prognostische waarde)
  • de tumor al wat kleiner maken voor de chirurgische ingreep
  • ook hierdoor tijd voor erfelijk onderzoek (20% van de patiënten met triple negatieve tumoren hebben een BRCA1/-2 mutatie (hierbij carboplatin betere chemo dan docetaxel)
  • als de uitkomst van de chirurgie toch teleurstellend is kan nog extra nabehandeling gegeven worden, waardoor je in totaal nog meer kunt doen
40
Q

Wat is het mechanisme van PARP-remmers?

A

Relevant bij mensen met een BRCA-mutatie, want zij zijn niet in staat om dubbelstrengs DNA-breuken te repareren m.b.v. homologe recombinatie (HR)

PARP zorgt ervoor dat enkelvoudige DNA-breuken gerepareerd worden en niet overgaan in dubbelstrengs DNA-breuken

–> Als je nu PARP-remmers geeft aan mensen met een BRCA-mutatie en enkelstrengs schade aan de tumor aanbrengt kan deze niet meer gerepareerd worden waardoor synthetische letaliteit ontstaat
–> gezonde cellen zullen wel overleven omdat zij wel HR kunnen uitvoeren

41
Q

In welke 3 groepen zijn patiënten met een triple negatief mammacarcinoom in te delen en waarvoor is dit relevant?

A
  1. tumoren met een BRCA1/-2 mutatie
  2. tumoren zonder een BRCA1/-2 mutatie
  3. tumoren die geen kiembraan mutatie hebben, maar zich wel gedragen als BRCA1/-2 tumoren (BRCA-ness tumoren)

–> de laatste groep kan baat hebben bij capecitabine (platinum derivaten (zorgen voor dubbelstrengs DNA-breuken))

42
Q

Welke onderzoeken kunnen met tumorweefsel na resectie gedaan worden voor personalized medicine?

A
  1. microscopische pathologie (HE, antilichamen): bijv. naar hormoonreceptoren
  2. moleculaire pathologie (biomarkers): bijv. naar mutaties
  3. nieuwe technologieën (genomics, proteomics): bijv. naar andere biomarkers
    –> alle drie snel en makkelijk te standaardiseren, maar uitslagen zijn lastig te interpreteren
  4. functionele testen
    –> specifiek getest op functies van de tumor (je test wat je wilt weten) maar het gaat om ingewikkelde procedures en het is experimenteel
43
Q

Welke soorten functionele testen worden er gedaan met tumorweefsel?

A
  • Kanker cellijnen: tumorcellen uit patiënt halen, isoleren en laten groeien m.b.v. een kweekmedium in een kweekschaal. Wel vernieuwbaar materiaal en betrouwbare gevoeligheidstesten, maar niet (altijd) representatief, geen heterogeniteit, 2D-groei en het is een langdurig proces (maanden nodig)
  • Tumor organoïden: kankerstamcellen uit de tumor halen, isoleren en in een 3D kweekmedium groeien. Wel vernieuwbaar materiaal, lijkt op de oorspronkelijke tumor en gevoeligheidstesten mogelijk, maar geen heterogeniteit, geen exacte weefselarchitectuur en een langdurig proces
  • Patiënt derived xenografts (PDX): tumor uit patiënt laten doorgroeien in een immunodeficiënte muis. Wel vernieuwbaar materiaal, een tumor in een organisme en gevoeligheidstesten mogelijk, maar geen hoge doorvoer van analyse, een langdurig proces, de tumor veranderd in te muis en niet elke tumor groeit in een muis
  • Tumorplakjes: tumor in hele kleine plakjes weefsel snijden en deze in een medium met voedingsstoffen brengen waardoor het blijft leven. Wel een oorspronkelijke tumor, kortdurende testen (max. 7 dagen) en gevoeligheidstesten mogelijk, maar geen hoge doorvoeranalyse, bewerkte kweektijd en niet vernieuwbaar
44
Q

Welke functionele test is te doen met een BRCA1/-2 gemuteerd mammacarcinoom?

A

Bij een BRCA1/-2 fenotype ophopen van RAD51 eiwit (1e eiwit werkzaam in HR-proces) na bestraling

–> hiervan zijn tumorplakjes te maken: in een kweekmedium en bestralen met gammastraling, hierna 2 uur doorkweken, dan fixeren en hierna kijken of RAD51 ophoopt (in tumorcellen kan het niet ophopen)

Mogelijke uitkomsten:
1. BRCA-genmutatie: geen ophoping RAD51
2. BRCA-ness: geen ophoping van RAD51, BRCA1-promotor methylering en dus geen functioneel BRCA-eiwit (maar uit genetisch onderzoek bleek dit dus niet)
3. Actief BRCA: ophoping RAD51, niet BRCA-gerelateerd