DT3 Flashcards
Most regular verbs use hebben in the perfect tense. Even many irregular verbs use hebben
x
jij hebt een mooie tekening gemaakt
yo have drawn a nice picture
wij hebben een tijde gepraat
we have talked for a while
we hebben veel gedaan
we have done a lot
A small number of verbs use zijn in the perfect tense and those verbs normally indicate a change of place or state
x
ik ben met mijn werk begonnen
i have started my work
Hij is met de trein gekomen
he has come by train
wij zijn verhuist
we have moved home
However:
Ik ben thuis gebleven
I have stayed at home
Ik ben de hele dag op mijn werk geweest
I have been at work all day
wij zijn naar Amsterdam gereden
we drove to Amsterdam
We hebben daar wat rondgereden
we drove around there(a bit)
Ik ben naar het park gewandeld
I walked to the park
Ik heb daar een uur gewandeld
I have been walking there for an hour
De oude man is tot het bankje gelopen
The old man walked to the bench
Daarna heeft hij in het park gelopen
After that he walked in the park
We zijn naar Athene gevlogen
We flew to Athens
Ik heb nog nooit gevlogen
I have never flown
Ik heb naar huis gerend
I ran home
Ik heb veel gerend vandaag
I have run a lot today
Ik ben de stad in gefietst
I cycled into town
Ik heb langzaam gefietst
I cycled slowly
de lerares
the female teacher
studeren
to study
mijn ouders
my parents
beloven
to promise
de koningin
the queen
bouwen
to build
de paalwoning
cube shaped house on concrete pillars
schilderen
to paint
kussen
to kiss
de kant
the lace
ik ben naar belgie geweest
I have gone to Belgium
ik heb in Brugge het minnewater bezocht
I have visited the minnewater in Bruges
ik heb veel oude gebouwen gezien
I have seen many old buildings
we hebben ook wat kant gekocht
we also have bought some lace