05-1 Flashcards
de straat
street
de weg
road
de snelweg
motorway
naar
to
tot
up to
voorbij
past
tegenover
opposite
naast
next to
voor
in front of
achter
behind
ergens
somewhere
het zebrapad
zebra crossing
het stoplicht
traffic light
de rotonde
de rotonde
de afslag
turning/exit(on motorways)
Pardon, meneer. waar is het toilet?
Excuse me, sir. where is the bathroom?
Pardon, mevrouw. Weet u waar het post kantoor is?
Excuse me, madam. Do you know where the post office is?
Is hier een parkeergarage?
Is there a parking garage here?
Pardon, meneer. Weet u de weg naar de Langestraat?
Excuse me, sir. Do you know the road to the Langestraat?
Pardon, mevrouw. Bent u hier bekend?
Excuse me, madam. Are you familiar here?
ik zoek een bank
I’m looking for a bank
Pardon. Waar is het ziekenhuis?
Excuse me. Where is the hospital?
hoi! for greeting people. Also can be used to say good bye (very informal)
x
ja,hoor
yes, certainly
bedankt hoor
thanks (very much)
Moeten is used a lot when giving directions and frequently you will see moeten on its own because second verb gaan is left out
x
U moet hier rechtdoor (gaan)
You must go straight here
Je moet voorbij de kerk (gaan)
You must pass the church
Ik wil een auto (hebben)
I want a car
We kunnen naar Brussel (gaan)
We can go to Brussels
Jullie mogen niet uit (gaan)
You may not go out
je moet morgen naar Londen
You have to go to London tomorrow
U moet bij de stoplichten linksaf
You have to turn left at the traffic lights
We willen een dvd-speler
We want a DVD player
Ze kan niet naar het feest
She can not go to the party
Wil je een hond?
Do you want a dog?
Het rapport moet morgen naar het hoofdkantoor
The report should go to the head office tomorrow
Mag ik nog een koekje?
Can I still have a biscuit?
Ze willen vroeg naar huis
They want to go home early
Remco en ik moeten naar Antwerpen
Remco and I have to go to Antwerp
U gaat hier rechtsaf
Turn right here
U loopt tot de stoplichten
Walk up to the traffic lights
Linking sentence: U gaat hier rechtsaf en u loopt tot de stoplichten
en is the linking word
ik wil parkeren maar ik kan geen plek vinden
I want to park but I can not find a place
ik moet naar de kapper en ik ga boodschappen doen
I have to go to the hairdresser and I go shopping
Ik heb eigenlijk geen tijd maar ik ga toch
I do not actually have time, but I’m going anyway
wil je vanavond soep of heb je liever vis
do you want soup tonight or do you prefer fish
ik kan vanavond niet want ik heb al een afspraak
I can not because tonight I have an appointment