07-2 Flashcards
ik wil bellen
I want to call
wil jij een appel?
do you want an apple?
Zij willen wat drinken
They want to drink something
ik wil bloemen kopen
I want to buy flowers
ik ga bellen
I will call
wij willen wat drinken
we want to drink something
zij gaan boodschappen doen
they go shopping
hoeven
have to
proberen
try
vergeten
forget
staan
(often translated as)to be
zitten
(often translated as)to be
beginnen
start
beloven
promise
u hoeft niet lang de wachten
you do not have to wait long
ik probeer te komen
I’m trying to come
wij vergeten boodschappen te doen
we forget to do the shopping
hij staat te wachten
he is waiting
ik zit te lezen
I am reading
de trein begint te rijden
the train starts to drive
ik beloof te komen
I promise to come
ik durf niet te kijken
I do not dare to look
ik weiger da te geloven
I refuse to believe it