10_2 Flashcards
Vanavond kom ik thuis
I’ll be home tonight
Overmorgen ga ik naar Brussel
The day after tomorrow I am going to Brussels
In het najaar verhuis ik
I am moving in the autumn
Vanmiddag wil ik op de koffie komen
This afternoon I want to come to the coffee
’s Ochtends zwem ik
I swim in the morning
In mei moet ik examen doen
I have to take an exam in May
Ik woon al drie jaar in Amsterdam
I have been living in Amsterdam for three years
Hij woont pas twee maanden in Amsterdam
He has only been living in Amsterdam for two months
Al indicates that you think a particular time span is long. Pas indicates that you think it isn’t
x
Hoelang woon je al in Maastricht?
How long have you been living in Maastricht?
Ik woon nog maar een maand in Nederland
I have only lived in the Netherlands for a month
Dus u woont hier sinds vorig jaar?
So you’ve lived here since last year?
Zij wonnen nu een mand hier
They now won a basket here
Hoelang woon je al in Den Haag?
How long have you been living in The Hague?
Ik woon al twee jaar in Den Haag
I have been living in The Hague for two years
Hoelang leer je al Nederlands?
How long do you already learn Dutch?
Ik leer pas vier Maanden Nederlands
I learn Dutch for four months
Hoelang werk je al bij dat bedrijf?
How long have you been working at that company?
Ik werk al vijf jaar bij dat bedrijf
I’ve been working at that company for five years
Hoelang heb je al vrij?
How long have you been free?
Hoelang zijn jullie al getrouwd?
How long have you been married?
Hoelang schrijf je al poëzie?
How long have you been writing poetry?
Hoelang heb je zus al niet gezien?
How long have you seen your sister?
Hoelang zijn jullie kinderen op vakantie?
How long are your children on vacation?
Hoelang sta je hier al te wachten?
How long have you been waiting here?
Ik leer pas vier maanden Nederlands
I have only been learning Dutch for four months
Ik werk al vijf jaar bij dat bedrijf
I’ve been working at that company for five years
Ik heb al een week vrij
I have a week off already
We zijn pas drie jaar getrouwd
We have only been married for three years
Ik heb mijn zus al acht maanden niet gezien
I haven’t seen my sister in eight months
Onze kinderen zijn pas anderhalve week op halve
Our children are only half a week on half
Ik sta hier pas tien minuten te wachten
I have only been waiting here for ten minutes
Ik heb twee jaar in Den Bosch gewoond
I lived in Den Bosch for two years
werk werkte werkten
work worked worked
woon woonde woonden
lived lived lived
praat praatte praatten
talk talk talk talk
red redde redden
red rescue rescues
reis reisde reisden
reis reisde reisden
leef leefde leefden
live lived lived
hebben had
have had
zijn was waren
be
gaan ging gingen
go
doen deed deden
do
brengen bracht
bring
kopen kocht
buy
geven gaf gaven
give
komen kwamen
buy
zitten zat zaten
sit
vinden vond vonden
find
moeten moest moesten
must
kunnen kon konden
can
willen wilde wilden
want
mogen mocht mochten
may be allowed
Ik heb twee jaar in Den Bosch gewoond. Ik woonde daar in een groot huis.
I lived in Den Bosch for two years. I lived there in a big house.
Ik heb hiervoor twee jaar in Engeland gewoond.
Before this I lived in England for two years.
Ik vond het heerlijk. Ik woonde in een groot huis op het platteland.
I thought it was delicious. I lived in a big house in the countryside.
De tuin die we hadden, was enorm
The garden we had was huge
Ik vond mijn baan ook heel interessant
I also found my job very interesting
Ik moest wel elke dag anderhalf uur naar Londen reizen
I had to travel to London for an hour and a half every day
mar dat vond ik niet erg
mar I didn’t mind that
Dat moest vanwege mijn werk
That had to be because of my work
De baan die ik in Engeland had, was maar voor twee jaar
The job I had in England was only for two years
Dat wist ik
I knew that
En het bedrijf
And the company
Bood me mijn huidige baan in Nederland aan
Offer me my current job in the Netherlands
Ik zat op een leuke school.
I went to a nice school.
We hadden woensdagmiddag
We had Wednesday afternoon
Ik speelde vroeger veel buiten
I used to play outside a lot
Mijn broertje huilde vaak
My brother often cried
Jolanda deed een cursus caligrafie
Jolanda did a caligraphy course
Geert en Hanifa wonden nog samen in dat appartementje in Rotterdam
Geert and Hanifa still wound together in that apartment in Rotterdam
Massima gaf les op een middelbare school
Massima taught at a secondary school
Ik ging vaak naar concerten een het theater
I often went to concerts and the theater
Hanneke zat een jaar lang voor haar studie in het buitenland
Hanneke spent a year abroad for her studies
Eelkert werkte meestal niet
Eelkert usually didn’t work
Hij had een grote tuin
He had a large garden
Hij werkte als ontwerper
He worked as a designer
Hij ging vaak uit
Hij ging vaak uit
Hij maakte veel vrienden
He made many friends
Hij verdiende veel geld
He earned a lot of money
Hij kreeg weinig vakantie
He didn’t get much vacation
Hij at in restaurants
He ate in restaurants
Hij spraak veel Frans
He speaks a lot of French