11_1 Flashcards
ik hou erg van
i love it very much
Die zijn niet zo dol op
They are not very fond of it
het schilderij
the painting
de antiekmarkt
the antique market
dat lijkt me
I think that would be
leuk
nice
denken
to think
laten we
let’s
geschikt
suitable
zich vermaken
to amuse oneself
als ik me niet vergis
if I’m not mistaken
het tochtje
the trip, the tour
het rijtuig
the carriage
de gids
the guide
zich vervelen
to be bored
de menukaart
the menu
het voorgerecht
the starter
de soep
the soup
het hoofdgerecht
the main course
de wafel
the wafel
echt Vlaams
really Flemish
te zoet
too sweet
bestellen
to order
de biefstuk
the steak
de gebakken aardappelen
the baked potatoes
er…bij
with it
toe
afters
het nagerecht
the dessert
het ijs
the ice
even lekker
just as tasty
net zo lekker als
just as nice as
nog niet
not yet
ik beslis
I’ll decide
de ober
the waiter
roepen
to call
voorgerecht
starter
hoofdgerecht
main dish
nagerecht
dessert
toetje
dessert
Jolanda houdt niet van wafels
Jolanda does not like waffles
Nicole houdt wel van wafels
Nicole likes waffles
Ik vind patat niet lekker
I don’t like fries
Jij eet graag patat
You like to eat fries
Ik heb zin een wafel
I want a waffle
Het lijkt me leuk
It seems nice
Het lijkt hem een goed idee
It seems like a good idea
Ik denk dat het leuk is
I think it’s nice
dat is een goed idee, denk ik
I think that’s a good idea
heb je zin om naar de antiekmarkt te gaan
do you feel like going to the antique market
zullen we naar het Rubenshuis gaan?
shall we go to the Rubens house?
laten we naar de vogeltjesmarkt gaan.
let’s go to the bird market.
Ik vindkoffie met suiker te zoet
I think coffee with sugar is too sweet
deze wijn is te zuur, het lijkt wel azijn
this wine is too acidic, it is like vinegar
Ik moet wat minder zout eten
I have to eat less salt
grapefruits zijn een beetje bitter
grapefruits are a bit bitter
zoet
sweet
zout
salt
zuur
sour
bitter
bitter
heb je zin om naar de bioscoop te gaan?
do you want to go to the cinema
Nee, dat lijkt me niet zo leuk
No, that doesn’t seem like fun
Zullen we naar de dierentuin gaan?
Shall we go to the zoo?
Nee, daar heb ik geen zin in
No, I don’t feel like it
Wil je naar het museum gaan?
Do you want to go to the museum?
Nee,daar ben ik niet in geïnteresseerd
No, I am not interested in that
Laten we naar het park gaan
Let’s go to the park
Ja, een goed idee, dat lijkt me leuk
Yes, a good idea, that seems nice
Ik interesseer me
I am interested
jij interesseert je
you are interested
u interesseert zich
you are interested
wij interesseren ons
we are interested
Ik interesseer me eigenlijk meer voor zelfstudie
I am actually more interested in self-study
zich haasten
to hurry
zich vergissen
to be mistaken
zich amuseren
to amuse onself
zich vermaken
to amuse oneself
zich gedragen
to behave oneself
zich herinneren
to remember
zich verbazen
to be amazed
zich voelen
to feel
zich vervelen
to be bored
zich schamen
to be ashamed
zich verslapen
to oversleep
Ik interesseer mezelf niet voor antiek
I am not interested in antiques, myself
Hij voelt zichzelf prima
He is feeling fine
Ik verveel me
I am bored
zij zullen zich daar vast wel vermaken
they will certainly enjoy themselves there
Wij hebben ons goed gedragen
We behaved ourselves
Hij zegt dat hij zich vermaakt
He says he’s having fun
