ademhaling Flashcards
3 laatste slides leken niet echt interessant
Geef de definitie, symptomen en risicofactoren van COPD
def: Aanhoudende ademhalingssymptomen en luchtstroombeperking als gevolg van luchtweg- en/of alveolaire afwijkingen, gewoonlijk veroorzaakt door
milieublootstelling aan schadelijke deeltjes of gassen
Symptomen: Dyspneu, hoest, sputum productie
Risico factoren: Roken, beroepsmatige blootstelling, milieublootstelling
Geef de definitie, symptomen en risicofactoren van astma
def: Chronische luchtwegontsteking die ademhalingssymptomen veroorzaakt die in de tijd variëren, en variabele expiratoire luchtstroombeperking
symptomen: Wheezing, dyspneu, hoest, benauwdheid thoracaal
risico factoren: Roken, familiegeschiedenis van astma of allergie, antecedenten van allergische rhinitis of eczeem, luchtweginfectie bij kinderen, blootstelling aan irriterende stoffen
Gladde spieren, klieren en bloedvaten van de luchtwegen: regulatie
Efferenten:
- Parasympathische innervatie
-> M1-receptoren in ganglia, op postsynaptische cellen: → facilitatie neurotransmissie
-> M2-receptoren = inhibitoire autoreceptoren
-> M3-receptoren:
–> gladde spiercellen → contractie /bronchoconstrictie
–> klieren → secretie mucus
- Sympathische innervatie
-> bloedvaten (constrictie)
-> klieren (inhibitie secretie)
-> geen sympathische innervatie van bronchiale gladde spieren
-> β2-receptoren t.h.v. gladde spiercellen, epitheel en kliercellen, mastcellen, en in alveoli (β1 en β2) → β-receptorstimulatie:
–> relaxatie bronchiale gladde spieren
–> inhibitie release mediatoren
–> verhoogde muco-ciliaire klaring - non-noradrenergic non-cholinergic (NANC)
–> NO = belangrijke relaxator van de luchtwegen
–> excitatoire neuropeptiden = stimulerende NANC mediatoren → neurogene inflammatie
Afferenten:
“Irritant” receptoren en C-vezels reageren op diverse
-> exogene stoffen
-> inflammatoire mediatoren
-> fysieke stimuli (koude lucht)
- release ACh (bovenste luchtwegen)
- release excitatoire neuropeptiden (lagere luchtwegen) → bronchoconstrictie, mucussecretie
Wat is de pathogenese van astma?
chronische inflammatoire aandoening van de luchtwegen
- talrijke cellen daarbij betrokken, o.a. mastcellen en eosinofielen
- bij gevoelige personen: symptomen zoals dyspnoe (moeilijk uitademen), wheezes, hoest
- veralgemeende maar variabele luchtstroombeperking: ten minste gedeeltelijk reversibel
- bronchiale hyperreactiviteit
wat is bronchiale hyperreactiviteit?
verhoging van de prikkelbaarheid van de luchtwegen tegenover allerlei prikkels
Wat is allergische astma?
een IgE-gemedieerde allergie t.o.v. partikels in de ingeademde lucht
Wat is intrinsieke astma?
astma met geen onderliggende allergische constitutie
Hoe verloopt allergische astma?
Bij eerste contact met allergeen:
- Blootstelling
- Allergeen interageert met dendritische (“antigen presenting”) cel en CD4+ T-cel
Vorming van Th0 helper lymfocyten
- Activatie Th2 helpercelllen die diverse cytokines produceren
- B-cellen/plasmacellen stimuleren tot vorming en vrijstelling IgE
- Leiden tot recrutering, differentiatie en activering van eosinofielen
- Expressie van IgE-receptoren op mastcellen en eosinofielen induceren
Bij een tweede contact:
- vrijstelling van talloze inflammatoire mediatoren
-> bronchoconstrictie
-> andere inflammatoire veranderingen, zoals vasodilatatie,
stijging capillaire permeabiliteit
=>oedeem mucosa
Latere fase:
- minder gevoelig voor bronchusverwijdende middelen omdat naast bronchoconstrictie ook mucosa-oedeem en mucussecretie een belangrijke rol spelen
- Naast deze acuut uitgelokte inflammatoire reactie bij contact met een allergen is er steeds een onderliggende chronische inflammatie
Wat zijn de stimuli van astma?
allergenen
inspanning
pollutie
Wat zijn de twee aspecten waarop je moet focussen bij astma?
- chronische inflammatie
- acute episodes van bronchoconstrictie
COPD voluit
chronic obstructive pulmonary disease
Wat is COPD en wat zijn typische symptomen?
= veralgemeende obstructie van (vooral kleine) luchtwegen, vaak in associatie met:
chronische bronchitis
(inflammatie van bronchiën en bronchiolen, verschillend van de inflammatie bij astma)
emfyseem
(distentie en beschadiging van het longweefsel distaal van de bronchiolen)
< bronchoconstrictie + verhoogde productie van taaie mucus + hyperplasie klierlaag (obstructie minder reversibel; inflammatie staat hier niet op de voorgrond)
Wat is de farmacotherpaie voor COPD?
anticholinergica
β2-mimetica
corticosteroïden slechts bij sommige patiënten
Welke richtlijnen volgen voor astma?
GINA
Welke richtlijnen volgen voor COPD?
GOLD
Hoe behandel je astma?
β2-mimetica:
- kortwerkende (SABA’s)
- langwerkende (LABA’s)
Anticholinergica:
- kortwerkende (SAMA’s)
- langwerkende (LAMA’s)
Inhalatiecorticosteroïden (ICS)
Er is een beperkte plaats voor:
- leukotrieenreceptorantagonisten (enkel bij astma)
- Theofylline
- monoklonale antilichamen gebruikt bij astma
geef voorbeelden van SABA
Salbutamol
Fenoterol
geef voorbeelden van LABA
salmeterol
fornoterol
indacaterol, olodaterol, vialnterol
Werkingsmechanisme van beta2-mimetica
= sympathicomimetica
stimulatie van de beta2-receptor
effecten van beta 2 mimetica
- Relaxatie van de bronchiale spieren via
beta2-receptoren op gladde spiercellen - Inhibitie van vrijstelling van mediatoren via
beta2-receptoren op inflammatoire cellen (stijging van cAMP werkt de vrijstelling van mediatoren tegen) - Andere effecten: stimulatie van de mucociliaire klaring, verhoogde contractiliteit van diafragma, …
Hoe lang werken saba en laba
saba: 4u
laba: 12u (niet bij astmacrisis)
Indicatie betta2 mimetica
- Onmiddellijke behandeling van acute astma-aanval (saba)
- Onderhoudsbehandeling van ernstig chronisch astma en COPD (laba)
- Profylactisch vóór uitvoeren van inspanning of blootstelling aan irritantia (saba)
Bijwerkingen beta2-mimetica
Nervositas, hoofdpijn, tremor
Cardiale stimulatie, hypokaliëmie
Systemische bijwerkingen afhankelijk van de concentratie in de systemische circulatie
geef een sama
ipratropiumbromide
geef een lama
tiotropium
gefe het werkingsmechanisme van anticholinergica bij astma behandeling
Blokkade van muscarinereceptoren (bv. tiotropium meer M3-selectief)
Wat zijn de effecten van anticholinergica bij astma
Bronchodilatatie, maar minder snel en minder uitgesproken dan bij β2-mimetica/
effecten zijn wel additioneel
Inhibitie van de mucussecretie
Wat zijn de indicaties van anticholinergica bij astma
- Additioneel aan β2-mimetica wanneer onvoldoende bronchodilatatie met
- β2-mimetica alleen (additief effect)
- Onderhoudsbehandeling van chronisch obstructief bronchiaal lijden waar ze
- even krachtig bronchodilaterend zijn als de β2-mimetica (vooral bij COPD gebruikt)
Welke vaste assocsiaties van een sympathicomimeticum en een anticholinergicum ken je?
SAMA + SABA
bv ipratropium + fenoterol; ipratropium + salbutamol
LAMA + LABA
bv. indacaterol + glycopyrrhonium ; olodaterol + tiotropium ; imeclidinium + vilanterol