8.3 - Regulatie van renale bloedstroming en glomerulaire filtratie Flashcards
waardoor kan filtratie plaatsvinden?
drukverschillen. hydrostatische druk, colloïd osmotische druk
hydrostatische druk in capillairen
wordt veroorzaakt door de bd
hydrostatische druk in Bowman ruimte
lager dan in capillairen, waardoor er filtratie plaatsvindt
colloïd osmotische druk
doordat meeste eiwitten achterblijven in het bloed, aantrekkende kracht richting capillair
verschil capillair druk normale capillair en glomerulaire capillair
glomelulaire cap:
kleiner drukverval, hierdoor is de hyd-druk veel groter, hierdoor is meer filtratie
reguleerdbare GFR
weerstand regulatie:
prostaglandines zorgen voor relaxatie gladde spierwand afferente arteriole
angiotensine II zorgt voor vasoconstrictie efferente arteriole
filtratie barrière
gevormd door basaalmembraan, endotheelcellen en podocyten
volgorde van stoffen die capillair uittreden
endotheel, basaalmembraan, pariëtale epitheelcel, podocyt
filtratie slit
tussen podocyten
selectie (grote molec niet doorlaten)
klaring
hoeveelheid plasma die in gegeven tijd volledig wordt ontdaan van een bepaalde stof
deze stof moet alleen worden gefiltreerd
stof voor klaring
creatinine, inuline
creatinine
lichaamseigen stof
constante hoeveelheid geproduceerd
wordt als maat gebruikt voor nierfunctie
Wat gebeurt er met renale bloed flow tussen gem. bloeddruk 80 en 180
niks - nier kan op aanpassen
Effecten AT1 receptor (3)
- vasoconstrictie (snel)
- productie aldosteron (dagen)
- remodellering vaten (langzaam)
Tubulo glomerulaire feedback
te veel filtratie –> glomerulus kan kapot gaan –> vasoconstrictie aanvoerende arteriole