6.7 - Respiratoire zuurbase regulatie Flashcards
eupneu
regelmatig patroon van ademhalen
dyspneu
ademnood
apnea
ademstilstand
apneusis
lange diepe inademing, korte uitademing
cheyne stokes
ademperiodes waarbij de ademhaling eerst oppervlakkig is, dan toeneemt tot diepe in en uit ademhaling (zonder pauzes) en dan weer afneemt
cluster breathing
clusters rapid respirations, followed by periods of ademstilstand
welke twee factoren worden er gereguleerd bij de ademhaling?
diepte en frequentie
hypoxie
o2 tekort
waar bevinden zich perifere chemosensoren?
aortaboog (afferenten n. X)
arteria carotis communis (afferenten n.XII)
waar zijn perifere chemosensoren gevoelig voor?
O2-, CO2-, en pH-verandering
hoe werken perifere chemosensoren?
Door tekort aan o2/ verhoging CO2/ verlaging pH
Vermindert de uitstroom van K+ uit de cel
Dus membraanspanning wordt positiever
Totdat er depolarisatie is
Hierdoor calcium influx
Daardoor komen neurotransmitters vrij
En dat zorgt voor actie pot –> info naar hersenen
waar bevinden zich centrale chemosensoren?
in de hersenstam
acidose gestimuleerde en geinhibeerde neuronen
gestimuleerde: serotonerg
geinhibeerde: GABA-erg
wiegendood
bij kleine baby’s door hersenschade te weinig serotonine
twee celgroepen in ademhalingscentrum
DRG (dorsal respiratory group) –> inspiratie
VRG (ventral respiratory group) –> inspiratie en expiratie